Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-03110

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 27 september 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 5 november 2021

Hoorzitting: 7 december 2023

Overdracht advies aan UHT: 7 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bestreden besluit gedeeltelijk te herroepen en de compensatieberekening te herzien met inachtneming van dit advies. Voorts adviseert de Commissie een vergoeding voor de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 4 november 2021 is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 27 september 2021, met kenmerk UHT-DC I.


Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 7 juli 2020 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2014 tot en met 2017. Uit het verslag van het oudergesprek dat zich in het dossier bevindt blijkt dat die periode in overleg met belanghebbende is uitgebreid naar de toeslagjaren 2008, 2009 en 2013 tot en met 2019.
  • Bij beschikking van 16 december 2020 met kenmerk UHT-AN heeft UHT een bedrag van € 5.000 toegekend omdat meer tijd nodig was voor de beoordeling van het recht op compensatie.
  • Bij beschikking van 10 mei 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 heeft UHT naar aanleiding van de eerste lichte toets aan belanghebbende bericht dat zij in aanmerking komt voor de betaling van € 30.000. Na verrekening met het eerder toegekende bedrag van € 5.000 heeft belanghebbende € 25.000 ontvangen.
  • Bij brief van 2 juni 2021 met kenmerk UHT-VC I heeft UHT belanghebbende medegedeeld dat zij ter zake van compensatie € 447.681 toegekend krijgt.
  • Bij beschikking van 27 september 2021 met kenmerk UHT-DC I is de definitieve compensatie voor belanghebbende over de toeslagjaren juli tot en met december 2008, 2009 en 2013 tot en met 2019 vastgesteld op € 486.194.
  • Op 4 november 2021 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 27 september 2021.
  • UHT heeft op 3 juli 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 7 december 2023 heeft de Commissie de bezwaren van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Op 29 december 2023 heeft gemachtigde op verzoek van de Commissie een korte toelichting gegeven over de door belanghebbende in het verleden gevoerde procedures gerelateerd aan de KOT.
  • Op 9 januari 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie met een productie gestuurd aan de Commissie.
  • Gemachtigde heeft bij e-mail van 31 januari 2024 bericht dat zijdens belanghebbende geen behoefte bestaat om te reageren op de aanvullende schriftelijke reactie van UHT.
  • De Commissie heeft de bezwaren behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Strijdigheid met feiten en regelgeving
De Commissie constateert dat belanghebbende haar stelling dat het bestreden compensatie besluit strijdig is met de feiten, de Wko, de AWR, de Awb, de resultaten uit het rapport ‘Ongekend Onrecht’, de herstelregelingen, het gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, evenredigheidsbeginsel en het beginsel van détournement de pouvoir, niet heeft onderbouwd De Commissie adviseert daarom dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

De Commissie kan het standpunt van UHT ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek volgen. De Commissie is van oordeel dat UHT met de uitgebreide uitleg in de schriftelijke reactie en producties, waaronder overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC-overzichten), het bestreden besluit op voldoende wijze heeft onderbouwd. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Berekening compensatie
Belanghebbende heeft bij het bezwaarschrift een eigen berekening overgelegd en aangevoerd dat zij op een aanvullende compensatie van € 180,193,19 aanspraak kan maken. De berekening van belanghebbende verschilt van de berekening van UHT bij de immateriële schade en de te vergoeden rente en kosten.

UHT heeft in de schriftelijke reactie per toeslagjaar aangegeven hoe de componenten van de compensatieberekening tot stand zijn gekomen en dat een aantal componenten zal worden gewijzigd in de beslissing op bezwaar..
De Commissie behandelt de componenten waarover geschil is hieronder.

Proceskosten
Belanghebbende heeft gesteld dat het bedrag van component k (vergoeding externe juridische hulp) verhoogd moet worden vanwege door haar aan de KOT gerelateerde eerder gevoerde juridische procedures. UHT heeft ter gelegenheid van de hoorzitting opgemerkt dat belanghebbende inderdaad aanspraak kan maken op een extra vergoeding van 11 procespunten.

Omdat niet duidelijk was om hoeveel procedures het precies ging, is gemachtigde in de gelegenheid gesteld een nadere onderbouwing van het aantal punten waarop belanghebbende aanspraak zou kunnen maken te geven. UHT heeft vervolgens op 9 januari 2024 een aanvullende reactie ingediend. UHT concludeert dat uit de door gemachtigde aangeleverde informatie niet volgt dat belanghebbende in de compensatieberekening meer dan elf procespunten te weinig zijn toegekend.

De Commissie kan de beoordeling van UHT over de alsnog toe te kennen procespunten volgen. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt toe te wijzen conform het gestelde in de aanvullende schriftelijke reactie van UHT.

Hoogte compensatie
Tijdens de hoorzitting heeft belanghebbende gesteld dat component d van het toeslagjaar 2013 onjuist is berekend evenals component e van zowel het toeslagjaar 2008 als 2018. Ter zitting bracht gemachtigde daartoe een overzicht van volgens hem onjuiste bedragen in. Na toelichting van UHT heeft belanghebbende dit bezwaar niet langer gehandhaafd. Het bedrag van component d van het jaar 2019 is volgens UHT wel onjuist en wordt in de beslissing op bezwaar gecorrigeerd naar € 46.009.

Immateriële schadevergoeding
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de einddatum van de periode waarover zij immateriële schade krijgt moet worden verlengd tot en met de publicatie van het rapport “Ongekend onrecht” in december 2020.

UHT heeft in de schriftelijke reactie toegezegd de einddatum van de berekening van de vergoeding voor immateriële schade (component l) te zullen wijzigen en te zullen stellen op de datum van de beslissing op bezwaar omdat het bezwaar deels gegrond is.

De Commissie adviseert UHT de einddatum conform haar schriftelijke reactie aan te passen.

Rente gemiste KOT
Belanghebbende heeft bezwaar tegen de wijze waarop de rente over de gemiste KOT is berekend. Er dient samengestelde rente te worden toegekend.
De Commissie onderschrijft het oordeel van UHT dat op grond van de Wht en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) geen mogelijkheid bestaat voor het op samengestelde wijze berekenen van de rentevergoeding over de gemiste KOT.

Wel dient de berekening van de rentevergoeding (component m van de compensatieberekening) te worden aangepast omdat in het geval van belanghebbende, de rentevergoeding is berekend tot en met 20 juli 2021. Deze datum klopt niet. De rentevergoeding had namelijk moeten doorlopen tot en met de datum van de definitieve beschikking, 27 september 2021 (UHT-DC I). UHT heeft toegezegd dat dit in de beslissing op bezwaar zal worden aangepast. De Commissie adviseert UHT overeenkomstig haar toezegging te beslissen.


Aanvullende compensatie 1 procent
De Commissie adviseert het bedrag onder component n (de aanvullende compensatie van 1 procent van het subtotaal) te wijzigen als gevolg van de aanpassingen in de genoemde componenten.


Op grond van bovenstaande adviseert de Commissie UHT het bezwaar op bovengenoemde onderdelen gegrond te verklaren en het bestreden besluit dienovereenkomstig te herroepen en de compensatieberekening op bovengenoemde punten opnieuw te berekenen.


Verzoek aanvullende schade
De Commissie overweegt dat het op grond van de Wht in het kader van deze bezwaarprocedure niet mogelijk is om aanvullende compensatie toe te kennen.


Voor zover belanghebbende meent dat de werkelijk geleden (immateriële) schade hoger is dan de forfaitaire vergoeding die haar is toegekend, kan zij uit hoofde van artikel 2.1 lid 3 Wht aanvullende compensatie verzoeken. Belanghebbende dient daartoe een verzoek tot vergoeding van die werkelijk geleden schade in te dienen, dat ter advisering wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade (CWS).


Verrekening van het op 16 december 2020 toegekende bedrag van € 5.000 met het bedrag van € 30.000 van de Catshuisregeling.
De Commissie heeft na de hoorzitting aan UHT gevraagd op grond waarvan UHT meent dat zij gerechtigd was het op 16 december 2020 toegekende bedrag van € 5.000 te verrekenen met het bedrag van € 30.000 van de Catshuisregeling..
In de aanvullende schriftelijke reactie heeft UHT aangevoerd dat de betaling van € 5.000 niet was gebaseerd op het Besluit noodvoorziening toeslagen maar overeenkomstig de bewoording van de desbetreffende toekenningsbrief heeft te gelden als een voorschot op de compensatie en dat UHT op grond van artikel 4:95 lid 4 Awb verplicht is het voorschot te verrekenen.


In de genoemde toekenningsbrief wordt weliswaar verwezen naar de acute geldnood waarin belanghebbende verkeert maar wordt ook gesteld:
“Wij hebben besproken dat u recht hebt op compensatie of een tegemoetkoming. Omdat we meer tijd nodig hebben voor de beoordeling, krijgt u nu alvast dit bedrag van € 5.000.”
Deze zin kan naar het oordeel van de Commissie in redelijkheid niet anders worden opgevat dan dat de onderhavige betaling een voorschot is op de al toegekende maar nog niet berekende compensatie. UHT was dus gerechtigd het desbetreffende bedrag te verrekenen. De reden daarvoor heeft UHT toegelicht in de beschikking toekenning minimum bedrag herbeoordeling KOT d.d. 10 mei 2021.


Proceskostenvergoeding
Belanghebbende heeft een verzoek gedaan tot vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Nu het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I ten dele gegrond is en leidt tot een (gedeeltelijke) herroeping van het bestreden besluit, adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en deelname hoorzitting) met een wegingsfactor twee. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Tekst

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter