Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-03017

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 29 september 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 2 november 2021

Hoorzitting: 18 januari 2023

Overdracht advies aan UHT: 16 februari 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren, maar het verzoek om een proceskostenvergoeding wel toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag van 29 september 2021 (kenmerk UHT-DC I).

Met toepassing van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: de
Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de jaren 2008 en 2009 een
compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304, hierna: de Catshuisregeling), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 van de Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1., vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet hierop moet de bestreden beschikking van 23 juni 2021 geacht worden te zijn
genomen op grond van afdeling 2.1. van de Whot.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 4 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2008 en 2009.
  • Bij beschikking van 8 mei 2021 (kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT aan
    belanghebbende op grond van de Catshuisregeling een compensatiebedrag toegekend ter hoogte van € 30.000.
  • Bij brief van 29 juli 2021 (kenmerk UHT-VC I) heeft UHT belanghebbende een
    vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 20.315.
  • Bij beschikking van 29 september 2021 (kenmerk UHT-DC 1) heeft UHT belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 18.864. Omdat dit
    bedrag lager is dan de € 30.000 die zij al heeft ontvangen op grond van de
    Catshuisregeling, ontvangt zij geen verdere compensatie.
  • Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde op 29 oktober 2021 een
    bezwaarschrift ingediend. Gemachtigde heeft de gronden bij brief van 3 juni 2022
    nader aangevuld.
  • UHT heeft op 31 oktober 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende (hierna: verweerschrift). Op 27 december 2022 is het verweerschrift aangevuld met de producties 18 en 19.
  • Op 18 januari 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Onduidelijkheden in de definitieve compensatieberekening

Gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat met het verweerschrift de onduidelijkheden in de definitieve compensatieberekening zijn weggenomen. Het is nu helder hoe UHT de compensatie heeft berekend, en hoe het komt dat er in de vooraankondiging van een hoger compensatiebedrag is uitgegaan dan in de definitieve beschikking. Hoewel UHT belanghebbende met het verweerschrift en het bezwaardossier inmiddels voldoende inzicht heeft verschaft in de wijze waarop de compensatie is berekend, vindt de Commissie dat de tekortschietende motivering niet tijdig gerepareerd is.

Belanghebbende heeft immers bezwaar moeten maken voordat werd overgegaan tot het samenstellen van het bezwaardossier en het opstellen van een deugdelijke motivering. De Commissie adviseert UHT daarom om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Compensatie voor materiële en immateriële schade in deze procedure

De Commissie stelt vast dat de bezwaren van belanghebbende geen betrekking hebben op de forfaitaire vergoedingen zoals toegekend in de bestreden beschikking, maar zien op vergoeding van de werkelijke door belanghebbende geleden schade. Zoals ter zitting ook is besproken, heeft deze bezwaarschriftprocedure echter alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen op grond van de Whot, en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren maar tijdens de hoorzitting is afgesproken dat UHT gemachtigde en belanghebbende behulpzaam zal zijn bij het doorgeleiden van het bezwaarschrift naar de CWS. De Commissie wijst gemachtigde en belanghebbende er wellicht ten overvloede nog op dat het ook mogelijk is om een verzoek in te dienen met behulp van een daarvoor speciaal door de CWS opgesteld Verzoekformulier werkelijke schade.

Schending processuele belangen

Gemachtigde betoogt in het bezwaarschrift dat de processuele belangen van
belanghebbende zijn geschaad en dat in strijd is gehandeld met de artikelen 7:4 en
7: 18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Commissie merkt hierover op dat UHT in punt 6.4. van het verweerschrift erkent dat het bezwaardossier dat op 9 mei 2022 aan gemachtigde is toegezonden, niet volledig was. De Commissie vindt echter dat UHT met de toezending van het verweerschrift van 31 oktober 2022, en het daarbij horende bezwaardossier thans voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe het compensatiebedrag over de toeslagjaren 2008 en 2009 is vastgesteld. Nu dit heeft plaatsgevonden vóór de ingang van de tien dagentermijn van artikel 7:4 Awb, treft het bezwaar van gemachtigde dat dit artikel is geschonden geen doel. Aan schending van artikel 7: 18 Awb gaat de Commissie voorbij nu een beroepsprocedure op dit moment niet aan de orde is. De Commissie acht het bezwaar.

Beroep op artikel 6: 162 BW

De Commissie merkt met betrekking tot het beroep op artikel 6: 162 BW op dat zij niet
bevoegd is een onrechtmatige daadsactie te behandelen; deze valt buiten het kader van de onderhavige procedure. Voor alle aanvullende schade kan de ouder naar de CWS (zie hierboven). De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:

  • het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • de proceskosten voor deze procedure te vergoeden op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2, en daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter