BAC 2021-03014
Publicatiedatum 23-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 15 september 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 25 oktober 2021
Hoorzitting: 13 oktober 2022
Overdracht advies aan UHT: 1 december 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren. Voorts adviseert zij de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 26 oktober 2010 tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar en de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen. Tevens adviseert zij en een proceskostenvergoeding toe te kennen. Tot slot adviseert zij belanghebbende over de Kindregeling te informeren.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde) namens ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de UHT genomen definitieve compensatiebeschikking van 15 september 2021 (UHT-DC I).
De beschikking van 15 september 2021 bevat een toekenning van een compensatie aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2010 en 2011. Er wordt compensatie toegekend, omdat bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2010 en 2011 een definitief bedrag van € 50.512 toegekend.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 20 november 2019 een verzoek tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag gedaan over de toeslagjaren 2009 en 2010.
- Bij brief van 16 januari 2020 met kenmerk T-C VG D heeft UHT dit verzoek bevestigd.
- Bij beschikking van 23 februari 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 is beslist door UHT dat belanghebbende in aanmerking komt voor een forfaitair bedrag van € 30.000.
- Bij brief van 14 juli 2021 met kenmerk UHT-VC I heeft belanghebbende de vooraankondiging van de compensatieberekening kinderopvangtoeslag ontvangen. De hoogte van de voorlopige compensatie is vastgesteld op € 49.691.
- Bij beschikking van 15 september 2021 met kenmerk UHT-DC I heeft belanghebbende de definitieve compensatieberekening ontvangen. De hoogte van de definitieve compensatie is € 50.512.
- Tegen de definitieve beschikking heeft de gemachtigde van belanghebbende op 22 oktober 2021 een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 11 augustus 2022 aangevuld met gronden.
- UHT heeft op 4 juli 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Bij brief van 8 maart 2022 is UHT door de gemachtigde in gebreke gesteld voor het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
- De secretaris van de Commissie heeft op 6 oktober 2022 per e-mail de overzichten van het Landelijk incasso centrum (hierna: LIC) opgevraagd bij UHT.
- Op 11 oktober 2022 heeft de Commissie de opgevraagde LIC-overzichten van UHT ontvangen.
- Op 13 oktober 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van belanghebbende, diens gemachtigde en UHT. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- De termijn voor de beslissing op bezwaar is vastgesteld op 4 weken na de hoorzitting.
- Bij brief van 18 oktober 2022 heeft gemachtigde naar aanleiding van de ter zitting overlegde LIC-overzichten een aanvullende reactie toegestuurd naar de Commissie.
- Op 24 oktober 2022 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend bij de Commissie. De Commissie heeft op 24 oktober 2022 de aanvullende
schriftelijke reactie doorgestuurd naar de gemachtigde van belanghebbende, met een termijn van een week om daarop te reageren. Van die termijn is door gemachtigde geen gebruik gemaakt.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd:
- 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
- 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
- 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904.
- Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (Besluit proceskosten);
- Wet Hersteloperatie Toeslagen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compensatieberekening
Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de hoogte van het compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2010 en 2011 onjuist is vastgesteld. Volgens gemachtigde is het bedrag € 28.380 aan `niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag' ten onrechte in mindering gebracht. Voorts stelt gemachtigde dat het bedrag van € 62 zou moeten worden opgeteld onder component e van de compensatieberekening, omdat belanghebbende dit bedrag heeft moeten terugbetalen.
Ten aanzien van het bedrag aan niet betaalde schuld Kinderopvangtoeslag merkt de Commissie op dat volgens onderdeel 3 van de Compensatieregeling geen compensatie
wordt toegekend voor teruggevorderde bedragen die door belanghebbende niet
(terug)betaald zijn. Het gaat hierbij om het bedrag aan kinderopvangtoeslag dat
belanghebbende destijds heeft ontvangen en dat niet is terugbetaald. Ook is er geen
sprake van verrekening geweest.
Uit onderdeel 3.1.1 van de Compensatieregeling volgt dat de compensatie het totaalbedrag is waarmee de aanspraak van de ouder op Kinderopvangtoeslag is stopgezet of neerwaarts is gecorrigeerd als direct gevolg van het CAF-onderzoek. Het gaat dus om compensatie voor correctiebesluiten. De Commissie leidt uit de beschikking d.d. 30 december 2010 af dat het bedrag aan Kinderopvangtoeslag waar
belanghebbende aanspraak op had voor het CAF-onderzoek was vastgesteld op € 18.428. Derhalve concludeert de Commissie dat het bedrag van € 18.428 terecht onder component e van de compensatieberekening is opgenomen. De Commissie is van oordeel dat UHT de totstandkoming van de compensatieberekening middels de LIC-overzichten en de aanvullende schriftelijke reactie d.d. 20 oktober 2022 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt.
Verrekeningen en hardheid van het stelsel
Gemachtigde stelt dat belanghebbende door de verrekening minder overhoudt dan de
voor haar geldende beslagvrije voet en recht heeft op tegemoetkoming in het kader van de hardheid voor de jaren 2007 t/m 2010 en 2019.
De Commissie leidt uit de LIC-overzichten 2010 en 2011 af dat de Kinderopvangtoeslag meermaals is verrekend met diverse toeslagen. Echter is de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 30 Awir bevoegd om alle inkomensafhankelijke regelingen met elkaar te verrekenen, ongeacht het berekeningsjaar. De Commissie stelt op basis van het dossier vast dat de verrekeningen op goede gronden hebben plaatsgevonden en het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond is. Hetgeen gemachtigde in dit kader namens belanghebbende heeft aangevoerd, kan volgens de Commissie niet leiden tot een andere conclusie.
Motiveringsbeginsel
De Commissie is van oordeel dat UHT, middels de schriftelijke reactie en LIC-overzichten, voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe het compensatiebedrag is opgebouwd en uitbetaald dan wel verrekend.
Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT – nadat belanghebbende bezwaar heeft
ingediend – daarmee de gebreken hersteld ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Het door belanghebbende op dit punt gemaakte bezwaar slaagt derhalve niet.
Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces
Volgens de gemachtigde is geen sprake van 'Equality of arms' in de zin van artikel 6
EVRM, omdat belanghebbende niet over het volledig dossier beschikt/beschikte en UHT wel. De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Bezwaarschriftenadviescommissie is een commissie in de zin van artikel 7:13 Awb. De Commissie is belast met de behandeling van de zaak en het horen van belanghebbende op grond van artikel 7:2 Awb. Dat vereiste beoogt te waarborgen dat belanghebbende dezelfde mogelijkheden krijgt om te reageren op relevante informatie en kan op gelijke wijze informatie inbrengen. De Commissie overweegt daarbij dat belanghebbende en UHT in elkaars aanwezigheid worden gehoord door de Commissie en ten overstaan van de Commissie dezelfde mogelijkheid wordt geboden als UHT om haar standpunten naar voren te brengen. Daarmee hebben belanghebbende en UHT een gelijkwaardige procespositie.
Daarbij meent de Commissie dat het dossier dat ter beschikking is gesteld haar in de onderhavige zaak in staat stelt te adviseren.
Gelet op het voornoemde is de Commissie van oordeel dat de aard van de bezwaarschriftprocedure, waarin de Commissie is belast met de behandeling van de
zaak, in elk geval niet in de weg staat aan toepassing van het beginsel van 'Equality of
arms' in de zin van artikel 6 EVRM in de procedure. Om die reden acht de Commissie het bezwaar ten aanzien van dit punt in zoverre ongegrond.
Immateriële schade
Ten aanzien van de berekening van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende, adviseert de Commissie UHT dit conform haar toezegging ter zitting, te berekenen vanaf 26 oktober 2011, namelijk de datum van de brief waarin de eerste nihilstelling wordt aangekondigd, tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
CAF-onderzoek TONGA
De gemachtigde voert aan dat belanghebbende van maart 2010 tot augustus 2010
werkzaam is geweest bij [kinderopvanginstelling] die onderdeel is geweest van het CAF- onderzoek Tonga. De gemachtigde stelt dat belanghebbende hierdoor dubbel is onderzocht en daardoor dubbel dient te worden gecompenseerd.
Volgens UHT is belanghebbende niet bij het CAF-Tonga onderzoek betrokken geweest. De startdatum van het CAF-Tonga onderzoek was 7 april 2014. In het systeem van de
Belastingdienst/Toeslagen is een map opgenomen met BSN-nummers van werknemers van die betrokken zijn geweest bij het CAF-Tonga onderzoek.
Volgens UHT komt het BSN-nummer van belanghebbende hier niet in voor.
Dit betekent dat belanghebbende dus niet op basis van haar dienstbetrekking betrokken is geweest bij het CAF-onderzoek Tonga 2014. De Commissie constateert dat voor de toeslagjaren 2010 en 2011 vaststaat dat de brief waarin belanghebbende het voorschot kinderopvangtoeslag dient terug te betalen in verband met non-respons en de nihilbeschikkingen zijn afgegeven voor de startdatum van het CAF-Tonga onderzoek. Derhalve is de Commissie van oordeel dat belanghebbende niet betrokken was in meerdere onderzoeken tegelijkertijd en er geen reden is voor een dubbele vergoeding.
Rente voor gemiste kot en vergoeding van 1% van het subtotaal
De Commissie adviseert UHT de einddatum voor de berekening van de rente voor
gemiste kot aan te passen tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar evenals de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag.
Kindregeling
De Commissie kan zich voorstellen dat de kinderen van belanghebbende leed en stress
hebben ondervonden en adviseert UHT om belanghebbende te informeren over deze
Kindregeling.
Proceskostenvergoeding huidige procedure
Ten aanzien van de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht, recht op een forfaitaire proceskostenvergoeding. In overeenstemming met eerdere adviezen van de Commissie adviseert de Commissie UHT in de onderhavige procedure twee procespunten (een punt voor het indienen van het bezwaarschrift en een punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogste tarief.
Conclusie en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het volgende:
- het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- de vergoeding voor de immateriële schade te berekenen vanaf 26 oktober 2011, zijnde de datum van de eerste aankondiging van terugvordering, tot de datum van de beslissing op bezwaar;
- de rente voor de gemiste KOT eveneens aan te passen tot de datum van de beslissing op bezwaar evenals de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal.
Voorts adviseert de Commissie UHT een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten met elk een wegingsfactor twee tegen het hoogst geldende tarief.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter