BAC 2021-02993 BAC 2023-12639
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 18 mei 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT, 25 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I, 25 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 25 juli 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 19 oktober 2021 en 23 augustus 2022
Hoorzitting: 14 april 2023
Overdracht advies aan UHT: 12 juli 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift, gedateerd 19 augustus 2022 en gericht tegen de beschikking van 25 juli 2022, met kenmerk UHT-DC I, gedeeltelijk gegrond te verklaren. De Commissie adviseert UHT om de overige bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking 'Hoe gaat het met uw aanmelding' van 18 mei 2021 (CAP/UCF/21/093 UHT).
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
De door (hierna: gemachtigde), namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften van 25 juli 2022 zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot), definitieve beschikking afwijzing compensatie kot en beschikking herbeoordeling kot, alien van 25 juli 2022.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt.
2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de jaren
2005, 2007 en 2008 een compensatie toegekend. Voor het jaar 2006 is geen compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304),
komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt
afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf
dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 18 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kot over de jaren 2005 tot en met 2008.
- Bij beschikking van 18 mei 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
- Bij brief van 19 oktober 2021 heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 16 juni 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat in toeslagjaar 2006 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
- Bij beschikking van 25 juli 2022 (met kenmerk UHT-DC I) heeft UHT aan
belanghebbende een compensatie toegekend van € 62.666 voor de toeslagjaren 2005, 2007 en 2008. Tegen deze beschikking heeft gemachtigde op 19 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend (productie lb). - Ook bij beschikking van 25 juli 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A) heeft UHT aan
belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor toeslagjaar. Tegen deze beschikking heeft gemachtigde ook op 19 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend (productie lc). - Eveneens bij beschikking van 25 juli 2022 (met kenmerk UHT-DH5 A) heeft UHT aan belanghebbende bericht dat de situatie voor toeslagjaar 2006 na herbeoordeling niet is gewijzigd. Tegen deze beschikking heeft gemachtigde ook op 19 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend (productie 1d).
- UHT heeft op 6 januari 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 14 april 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag daarvan gaat als bijlage bij het advies.
- Op 4 mei 2023 heeft UHT, daarnaar door de Commissie gevraagd, een nadere schriftelijke reactie ingediend. Op 19 mei 2023 heeft gemachtigde van belanghebbende hierop gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de toeslagjaren 2005, 2007 en 2008 op de juiste wijze heeft berekend.
De compensatie en de berekening daarvan zijn vastgesteld op grond van de Wht. In haar nadere schriftelijke reactie heeft UHT aangegeven dat de renteberekening over
gemiste kot, in het nadeel van belanghebbende, niet goed berekend is en zal worden
aangepast. UHT acht het bezwaar voor dat gedeelte gegrond. UHT heeft de Commissie
eerder meegedeeld dat zij, indien een bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, bij de
berekening van de vergoeding van rente in afwijking van de Wht de datum van de
beslissing op het bezwaar als einddatum zal hanteren. In de tweede plaats zal de
(gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar ook behoren te leiden tot aanpassing van het onderdeel, de zogenoemde 1%-vergoeding.
Gemachtigde heeft in zijn aanvullende reactie van 19 mei 2023 bericht dat de nadere
toelichting van UHT over de renteberekening gemiste kot voor hem niet goed te volgen is. De Commissie adviseert UHT daarover nogmaals in contact te treden met
gemachtigde.
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van € 500 per zes maanden uit
artikel 2.3 lid 4 Wht is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en
onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de
compensatie definitief is berekend. UHT heeft aangegeven dat met betrekking tot de
startdatum sprake is van een kennelijke verschrijving, de datum moet zijn 15 augustus 2006. De berekening van de vergoeding van de immateriële schade in de
compensatieberekening is wel correct. Nu het bezwaar gegrond is voor wat betreft de
berekening van de rente over de gemiste kot adviseert de Commissie UHT om conform
haar beleid de forfaitaire vergoeding voor de immateriele schade van de belanghebbende in afwijking van de Wht te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.
Het is de Commissie, uitgaande van het in de Wht neergelegde systeem, en geplaatst
tegen de achtergrond van hetgeen partijen op dit punt over en weer hebben gesteld, voor het overige niet gebleken dat UHT onjuiste bedragen zou hebben gehanteerd voor de compensatieberekening.
Naar de Commissie begrijpt betoogt gemachtigde verder dat belanghebbende in aanmerking komt voor een hardheidstegemoetkoming voor toeslagjaar 2006 omdat er bij terugvorderingen over toeslagjaar 2005 in het jaar 2006, geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet. Belanghebbende heeft over toeslagjaar 2005 compensatie ontvangen. In 2006 heeft er alleen een opwaartse correctie plaatsgevonden. Niet is gebleken dat er over toeslagjaar 2006 terugvorderingen hebben plaatsgevonden (artikel 2.2 onder a Wht). De Commissie volgt gemachtigde dan ook niet in deze stelling.
Gemachtigde stelt dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze kenbaar te maken, nu zij geen vooraankondiging(en) heeft ontvangen. Naar
aanleiding van dit onderdeel van het bezwaar overweegt de Commissie als volgt.
Belanghebbende heeft in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid gekregen en benut om haar bezwaren verder te ontvouwen en te onderbouwen, aldus de gesignaleerde tekortkoming neutraliserend. Dat leidt tot de conclusie dat dit
bezwaaronderdeel niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat kan leiden.
Gemachtigde stelt dat de beschikkingen waar de bezwaarschriften op zien onvoldoende gemotiveerd zijn. De Commissie overweegt dat UHT weliswaar de toelichting bij het uitbrengen van de bestreden beschikkingen niet heeft onderbouwd met de op de zaak betrekking hebbende stukken, maar dat dit niet impliceert dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en de overige producties door UHT, de bestreden beschikkingen voldoende zijn onderbouwd.
Volgens gemachtigde zou geen sprake zijn van 'equality of arms' in de zin van artikel 6
EVRM, omdat belanghebbende niet over het volledige dossier beschikt en UHT wel. De
Commissie overweegt hierover het volgende. De Commissie is een onafhankelijke
bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele
waarborgen van de Awb. Tegen besluiten van UHT in aansluiting op adviezen van de
Commissie kan belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter. Op grond van
artikel 7:4 lid 2 Awb, in samenhang gelezen met lid 4 van dat artikel, heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht om afschriften te verkrijgen van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 13 februari 2023 toegezonden aan gemachtigde. Hiermee hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit. De Commissie volgt belanghebbende dan ook niet in haar stelling dat het beginsel van 'equality of arms' geschonden zou zijn.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- het bezwaarschrift tegen de definitieve beschikking compensatie kot (met kenmerk UHT-DC I) gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente over de gemiste kot en de einddatum van de immateriële schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- aan gemachtigde nogmaals de renteberekeningen toe te lichten;
- de overige bezwaarschriften ongegrond te verklaren;
- een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van twee punten met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter