BAC 2021-02939
Publicatiedatum 26-03-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: van 11 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 19 november 2021
Hoorzitting: 7 december 2023
Overdracht advies aan UHT: 3 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT het bezwaar tegen de beschikking van 11 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC I (gedeeltelijk) gegrond te verklaren, het bestreden besluit op onderdelen te herroepen en alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies. Voorts adviseert de Commissie het verzoek om vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 11 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC I.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is in de voornoemde beschikking aan
belanghebbende over de toeslagjaren 2008 en 2009 een definitief compensatiebedrag
van € 53.645 toegekend. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die
periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag
(hierna: KOT) over de toeslagjaren 2008 en 2009. - Bij beschikking van 11 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende
een definitief compensatiebedrag toegekend van € 53.645 over de toeslagjaren 2008 en 2009. - Gemachtigde heeft bij brief van 17 november 2021, ontvangen door UHT op 19
november 2021, pro forma bezwaar aangetekend tegen deze beschikking. De
aanvullende gronden heeft gemachtigde bij brief van 28 augustus 2022 ingebracht. - UHT heeft op 13 september 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren
van belanghebbende. - Op 7 december 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
van partijen. Hiervan is een verslag gemaakt. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Vooringenomen handelen of hardheid
Belanghebbende stelt in haar aanvullende gronden dat UHT eraan voorbij is gegaan dat sprake was van vooringenomen handelen of hardheid bij de toepassing van het systeem door B/T en dat haar op die grond compensatie moet worden toegekend. De Commissie overweegt daartoe het volgende.
Op grond van artikel 2.1 Wht kan een belanghebbende in aanmerking komen voor
compensatie als sprake is geweest van (institutioneel) vooringenomen handelen of
onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die door B/T werd gegeven aan het wettelijk systeem. In onderhavig geval is daarvan, naar het oordeel van UHT, sprake geweest, aangezien belanghebbende wegens vooringenomen handelen door B/T over de toeslagjaren 2008 en 2009 een
compensatiebedrag van € 53.645 is toegekend. Met dit bedrag wordt belanghebbende
met het wettelijke vastgestelde, maximale bedrag gecompenseerd. Zo wordt onder
component a de vergoeding voor KOT toegekend waar belanghebbende recht op had
voordat sprake was van een vooringenomen behandeling. Compensatie voor een hoger bedrag is op grond van de Wht niet mogelijk. Voor zover de bezwaargrond betreffende het destijds slechts gedeeltelijk gegrond verklaren van het bezwaar tegen de KOT over het toeslagjaar 2008 in deze procedure een rol zou kunnen spelen, wordt dat hiermee ondervangen.
Voor zover belanghebbende nog aanspraak maakt op een tegemoetkoming wegens een onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld (hierna: O/GS) over (één van de)
betreffende toeslagjaren, volgt de Commissie haar niet. Uit artikel 2.1 lid 4 Wht blijkt
immers expliciet dat een belanghebbende niet in aanmerking komt voor een
tegemoetkoming wegens O/GS als de belanghebbende al in aanmerking komt voor
compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid over diezelfde toeslagjaren. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.
Commissie van Wijzen (hierna: CvW)
Belanghebbende stelt in bezwaar dat UHT ten onrechte geen advies heeft gevraagd aan CvW omtrent haar conclusie tot het toekennen van compensatie. In artikel 3 lid 2 sub c van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen (hierna: de Instellingsregeling) is bepaald dat CvW dient te beoordelen of de voorgenomen beschikking van UHT dat in individuele gevallen een compensatie op grond van de compensatieregeling geheel of gedeeltelijk geweigerd kan worden, juist is. Een beschikking als de onderhavige waarbij de compensatie volledig wordt toegekend, behoeft dus niet aan CvW te worden voorgelegd. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.
De hoogte van de compensatie
In bezwaar voert belanghebbende aan dat zij en haar kinderen ernstig geleden hebben
en zij zich daarom niet kan vinden in de hoogte van de toegekende compensatie. Dit
temeer nu voor belanghebbende onduidelijk is op welke wijze het compensatiebedrag is berekend.
De compensatieberekening
De aan belanghebbende toegekende compensatie bestaat op grond van artikel 2.2 Wht uit verschillende componenten. De hoogte van die componenten is bepaald in artikel 2.3 Wht. In haar schriftelijke reactie heeft UHT die componenten en de hoogte hiervan concreet toegelicht. Daarbij is UHT tot de conclusie gekomen dat de bij de definitieve beschikking gemaakte compensatieberekening op enkele onderdelen moet worden aangepast. Zo is over het toeslagjaar 2008 een onjuist bedrag opgenomen voor het verschil met de laatst vastgestelde beschikking KOT ( component d) en over het toeslagjaar 2009 een te lage vergoeding voor juridische hulp (component k). Daarnaast is over beide toeslagjaren een onjuist bedrag aan rentevergoeding voor gemiste KOT berekend (component m). Wijziging van deze onderdelen van de compensatie berekening heeft tot gevolg dat ook de daarmee samenhangende onderdelen bijstelling (naar boven) behoeven. Nu belanghebbende de gewijzigde berekening als zodanig niet heeft weersproken, verwijst de Commissie voor die bijstellingen naar de uiteenzetting van UHT in de schriftelijke reactie en de correctie daarop zoals verwoord op de zitting en opgenomen in het hoorverslag.
Gezien het vorenstaande acht de Commissie het bezwaar tegen de compensatieberekening gegrond. De Commissie adviseert UHT daarom de bestreden
beschikking te herroepen en de compensatieberekening aan te passen in lijn met haar
schriftelijke reactie en het verklaarde ter zitting.
Aanvullende (werkelijke) schade
Belanghebbende is door de KOT-affaire in grote problemen geraakt. Zoals ter zitting is
toegelicht, gaat het daarbij niet alleen om financiële problemen, maar is belanghebbende op meerdere facetten in haar leven geraakt. De relatie van belanghebbende met haar man is geëindigd en doordat ze haar opleiding niet kon vervolgen, zag ze weinig toekomstperspectief. Daarnaast hebben haar kinderen veel geleden, omdat belanghebbende financieel niet meer in staat was om in hun behoeftes te voorzien. Belanghebbende stelt dat zij met het haar toegekende compensatiebedrag onvoldoende is gecompenseerd.
De Commissie begrijpt dat belanghebbende voor dit leed een tegemoetkoming wenst,
ook al valt dat moeilijk in geld uit te drukken. In het geval van compensatie op grond van artikel 2.1 Wht wordt echter een forfaitaire compensatie toegekend, waarmee
gedupeerde ouders niet steeds het werkelijke nadeel dat zij ondervonden hebben,
vergoed krijgen. Wanneer aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het
handelen door B/T hoger is dan de (deels) forfaitaire compensatie uit hoofde van artikel 2.3 Wht, dan kan belanghebbende op grond van artikel 2.1 lid 3 Wht in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De
belanghebbende kan daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in
dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). Dit CWS-advies is vervolgens leidend bij het nemen van het uiteindelijke besluit met betrekking tot de aanvullende compensatie. De Commissie kan in deze procedure dus geen besluit nemen over (een vergoeding voor) de aanvullende punten die belanghebbende aanvoert.
De Kindregeling
Tot slot wijst de Commissie er omtrent dit onderdeel op dat in artikel 2.10 Wht een
grondslag opgenomen is voor toekenning van een tegemoetkoming aan kinderen van een aanvrager van KOT die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel. De overheid is gestart met de uitvoering van deze regeling en schrijft de betrokken kinderen aan. Dit traject staat echter los van de toekenning van een vergoeding wegens vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar ten dele gegrond is en leidt tot een (gedeeltelijke) herroeping van het
bestreden besluit, adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van kosten
van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit
proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding
op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en deelname hoorzitting) met een
wegingsfactor twee. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- de bezwaren van belanghebbende tegen de beschikking van 11 oktober 2021 gegrond te verklaren ten aanzien van:
- het bedrag dat over het toeslagjaar 2008 is opgenomen onder component d (het verschil met de laatst vastgestelde beschikking);
- het bedrag dat over het toeslagjaar 2009 is opgenomen onder component k (vergoeding voor juridische hulp);
- het bedrag dat over de toeslagjaren 2008 en 2009 is opgenomen onder component m (rente over gemiste KOT);
- alle, ingevolgde de Wht met voornoemde componenten samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de onderhavige bezwaarprocedure van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2 tegen de hoogste vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter