BAC 2021-02831
Publicatiedatum 29-04-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 29 maart 2021 met kenmerk UHT DC I
Dagtekening bezwaarschrift: 1 april 2021
Ontvangst bezwaarschrift: 2 april 2021
Hoorzitting: 1 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 22 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, een aangepaste berekening te maken en geen vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 29 maart 2021.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1 van deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 29 mei 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het jaar 2008.
- UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 15 februari 2021 bericht dat zij recht heeft op compensatie en daartoe € 30.000 uitbetaald.
- UHT heeft belanghebbende bij de bestreden beschikking bericht dat zij recht heeft
op compensatie voor een bedrag van € 8.156. Belanghebbende heeft geen nabetaling ontvangen omdat er al € 30.000 is uitbetaald. - Gemachtigde heeft bij brief van 1 april 2021 tegen deze beschikking een pro forma bezwaarschrift ingediend.
- Gemachtigde heeft bij brief van 17 augustus 2021 de bezwaargronden aangevuld.
- Belanghebbende heeft op 22 februari 2022 een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade ingediend bij CWS.
- UHT heeft op 28 oktober 2022 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 1 september 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag
gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Motivering
Belanghebbende voert aan dat met de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd waarom het compensatiebedrag van € 30.000 toereikend is voor haar
situatie. UHT voert aan dat eventuele motiveringsgebreken zijn hersteld met een
toelichting in de schriftelijke reactie met verwijzing naar producties in het bezwaardossier. De Commissie kan UHT volgen in dit ingenomen standpunt. De
Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer met een uitgebreide uitleg en verwijzing naar producties en de toelichting ter zitting, het bestreden besluit, behoudens een hierna te benoemen onzorgvuldigheid, voldoende is onderbouwd.
Compensatieberekening
UHT heeft ter zitting aangegeven dat bij de berekening van de rente over gemiste KOT
een onjuiste einddatum is gehanteerd en dat dit zal worden aangepast. Op grond van
deze aanpassing zal het totaalbedrag in het voordeel van belanghebbende worden
gewijzigd. Het bedrag aan rente over gemiste KOT zal worden gewijzigd van € 1.704
naar € 1.720. De Commissie ziet, uitgaande van het in de Wht neergelegde systeem en
gelet op hetgeen partijen op dit punt over en weer hebben gesteld, geen aanleiding om de juistheid van deze door UHT voorgestelde wijziging in twijfel te trekken. De
Commissie adviseert UHT de compensatieberekening op dit punt aan te passen. De
Commissie heeft geconstateerd dat UHT, indien de compensatieberekening naar
aanleiding van het bezwaar moet worden aangepast, bij de berekening van de
vergoeding voor immateriële schade, in afwijking van de Wht, als einddatum zal
hanteren de datum van de beslissing op het bezwaar. De Commissie geeft UHT daarom in overweging dit beleid ook in dit geval toe te passen.
Proceskostenvergoeding
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de proceskosten. Ingevolge
artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden proceskosten uitsluitend vergoed indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het
bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge de op dit punt heersende
jurisprudentie (zie bijvoorbeeld CRVB 9 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3140, JB
2021/25), is slechts sprake van herroepen in de zin van artikel 7: 15 lid 2 Awb indien het primaire besluit wordt gewijzigd voor wat betreft het daarbij beoogde rechtsgevolg. Nu de aanpassing van de compensatieberekening niet tot gevolg heeft dat belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan compensatie dan de al eerder uitgekeerde € 30.000, is de Commissie van mening dat er geen wijziging van het rechtsgevolg intreedt. Daarom adviseert de Commissie aan UHT om geen vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Werkelijke schade
Belanghebbende stelt ook dat zij meer schade heeft geleden dan aan haar is vergoed.
UHT geeft aan dat belanghebbende daartoe op 22 februari 2022 een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade heeft ingediend bij CWS. De Commissie overweegt dat, zoals eerder in dit advies aangegeven, deze bezwaarschriftprocedure alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaard vergoedingen. Voor een vergoeding van de werkelijke schade dient belanghebbende de procedure bij CWS af te wachten.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaar voor zover dat ziet op de compensatieberekening, zoals hiervoor aangegeven, gegrond te verklaren, een
aangepaste berekening te maken en geen vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter