BAC 2021-02819
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primaire besluiten: 11 juni 2021 met kenmerk UHT-VC I en 6 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 16 juli 2021
Hoorzitting: 5 april 2024
Overdracht advies aan UHT: 26 april 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen en een vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is (uiteindelijk) gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 6 augustus 2021 (UHT-DC I).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) compensatie toegekend voor toeslagjaren 2012, 2013 en 2014.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet(en) de bestreden beschikking(en) geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 7 april 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
- Bij beschikking van 28 mei 2021 (UHT-B DMB2) is aan belanghebbende het minimumbedrag van € 30.000,- toegekend.
- Bij brief van 11 juni 2021 (UHT-VC I) heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 110.546,-.
- Tegen de voorlopige beschikking heeft gemachtigde op 15 juli 2021 een pro-forma bezwaarschrift ingediend.
- Bij beschikking van 6 augustus 2021 (UHT-DC I) is de voorlopige compensatie met € 605,- aangevuld tot € 111.151,-.
- Gemachtigde heeft op 13 december 2021 per e-mailbericht desgevraagd aangegeven dat het ingediende bezwaarschrift geacht moet worden te zijn gericht tegen de definitieve beschikking KOT (UHT-DC I).
- Dit bezwaarschrift is op 21 oktober 2022 per e-mailbericht aangevuld met gronden.
- De UHT heeft op 5 december 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 5 april 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor toeslagjaren 2012, 2013 en 2014 op de juiste wijze heeft berekend. Dienaangaande overweegt de Commissie als volgt.
De Commissie verstaat het betoog van belanghebbende aldus dat zij geen inzicht heeft gekregen over de wijze waarop de terugvorderingen van KOT in haar geval gestalte hebben gekregen. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van de schriftelijke reactie, een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten en overige producties voldoende duidelijk is geworden welke verrekeningen en betalingen hebben plaats gevonden en in hoeverre deze zijn meegenomen in de berekening van het compensatiebedrag. De Commissie acht het bestreden besluit daarmee voldoende onderbouwd.
Gemachtigde stelt dat ten onrechte geen vergoeding voor rechtsbijstand is toegekend. UHT acht het bezwaar op dit punt gegrond. De Commissie overweegt dat op grond van artikel 2.3 lid 6 van de Wet hersteloperatie toeslagen een forfaitaire vergoeding wordt toegekend voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor zover deze kosten niet eerder zijn vergoed. De kosten worden vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In tegenstelling tot UHT is het de Commissie niet duidelijk geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de toeslagjaren 2013 en 2014. Gezien de toezegging van UHT in de schriftelijke reactie en tijdens de hoorzitting, adviseert de Commissie evenwel de vergoeding voor juridische hulp alsnog toe te kennen.
UHT heeft ambtshalve opgemerkt dat de einddatum waarover de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade is berekend, onjuist is. Nu volgens UHT sprake is van een (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het bezwaar zal de berekening van de immateriële schadevergoeding doorlopen tot de dagtekening van het besluit op bezwaar. De Commissie sluit zich bij dit standpunt aan.
Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt, kortweg, over het bedrag van de gemiste kot als
gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking, rente vergoed. De rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. In de compensatieberekening is de rente over de gemiste KOT opgenomen bij component o. UHT heeft in haar schriftelijke reactie opgemerkt dat de berekening onjuist is en dat in de nieuwe berekening op een hogere rentevergoeding wordt uitgekomen.
De Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag ontkennend beantwoordend, constateert dat de (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar zal behoren te leiden tot aanpassing van compensatieberekening. Dit heeft tot gevolg dat de berekening ook op een aantal andere punten behoort te worden aangepast. In de eerste plaats zoals reeds opgemerkt ten aanzien van de berekening van de vergoeding voor immateriële schade. In de tweede plaats zal de (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar ook behoren te leiden tot aanpassing van de onderdelen rente wegens gemiste KOT en de zogenoemde 1% - vergoeding. Nu de Commissie het bezwaar op dit punt gegrond acht, wordt toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd.
Gemachtigde stelt tot slot dat de jaren 2015 en 2016 ook moeten worden herbeoordeeld. De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT ten aanzien van deze jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Belanghebbende kan, indien zij dat wenst, tegen die beschikking een bezwaarschrift indienen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:
- het bezwaarschrift tegen de definitieve beschikking compensatie KOT (met
kenmerk UHT-DC I) gegrond te verklaren en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar en het bestreden besluit te herroepen; - een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter