BAC 2021-02810
Publicatiedatum 11-03-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 26 augustus 202 met kenmerk UHT-DC-1 A
Ontvangst bezwaarschrift: 1 oktober 2021
Overdracht advies aan UHT: 18 december 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] op 28 september 2021 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 26 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC-1 A.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is belanghebbende bij beschikking met
kenmerken UHT-DC-1 A (afwijzing compensatieregeling) medegedeeld dat zij over het
toeslagjaar 2011 geen aanspraak maakt op compensatie.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 19 december 2019 bij UHT aangemeld in het kader
van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - Bij brief van 21 april 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) is aan belanghebbende
medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de
Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden uitgekeerd, alsmede dat de
herbeoordeling nog niet helemaal klaar is. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 19 juli 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat gedurende het toeslajaar 2011 geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of hardheid. Voor de toeslagjaren 2009, 2010,
2012, 2013 en 2014 is er volgens de CvW wel sprake van institutionele
vooringenomenheid. - Bij brief van 26 augustus 2021 (met kenmerk UHT-VC I) is aan belanghebbende
over de toeslagjaren 2009, 2010, 2012, 2013 en 2014 een voorlopige
compensatie van € 52.027 toegekend. Bij de beoordeling van de situatie van
belanghebbende zijn fouten gemaakt. Omdat belanghebbende al een bedrag van
€ 30.000 had ontvangen, is dit bedrag aangevuld met € 22.027. - Bij beschikking van 26 augustus 2021 (met kenmerk UHT-DC-1 A) is aan
belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor het toeslagjaar 2011. In het toeslagjaar 2011 is de KOT hoger geworden, omdat het toetsingsinkomen van belanghebbende lager bleek dan het inkomen waarmee eerder werd gerekend. Dit betekent dat belanghebbende niet is benadeeld of vooringenomen behandeld. - Belanghebbende heeft bij brief van 28 september 2021, ingekomen op 1 oktober
2021, bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 26 augustus 2021. Op 21 oktober 2021 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd. - Bij beschikking van 1 maart 2022 (met kenmerk UHT-DC 1) is aan belanghebbende een definitieve compensatie van € 53.462 toegekend. Omdat belanghebbende al een bedrag van€ 52.027 had ontvangen, is dit bedrag aangevuld met € 1.435.
- Op 14 juli 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
belanghebbende. - heeft zich tijdens de bezwaarprocedure gesteld als gemachtigde van belanghebbende. Zij wordt hierna als gemachtigde aangemerkt.
- Belanghebbende heeft wegens privéomstandigheden de hoorzitting van 2 november 2023 geannuleerd.
- Bij brief van 26 november 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden
aangeleverd. - Op 11 december 2023 heeft de Commissie een e-mail ontvangen van gemachtigde, waarin wordt aangegeven dat het bezwaar uitgebreid wordt naar de jaren 2005 t/m 2008, mét het verzoek om de hoorzitting te verplaatsen naar een andere datum.
- Naar aanleiding van deze mail heeft de secretaris namens de Commissie op dezelfde dag telefonisch contact opgenomen met gemachtigde. Tijdens dit gesprek en per mail is afgesproken dat het bezwaar op basis van de stukken afgedaan kan worden. Voorts is afgesproken dat de secretaris het verzoek om een herbeoordeling voor de jaren 2005 t/m 2008 zal doorsturen naar UHT.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en ([eden], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geding is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagjaren
Belanghebbende heeft aangevoerd dat haar verzoek om herbeoordeling zich richt op álle jaren waarin zij KOT heeft ontvangen. Uit het dossier blijkt dat belanghebbende bij
beschikking van 1 maart 2022 de definitieve compensatieberekening heeft ontvangen.
Dit betreft de jaren 2009, 2010, 2012, 2013 en 2014. Hiertegen is belanghebbende niet in bezwaar gegaan. Het onderhavige bezwaarschrift van belanghebbende is gericht tegen de afwijzing van de compensatie voor het toeslagjaar 2011. Voor zover belanghebbende een verzoek tot herbeoordeling wenst over de toeslagjaren 2005 tot en met 2008, kan de Commissie over deze jaren pas een advies uitbrengen, als UHT na de herbeoordeling van deze jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen en de belanghebbende tegen die beschikking een bezwaarschrift heeft ingediend.
Compleetheid dossier en motivering besluit; toeslagjaar 2011
Belanghebbende voert aan dat het bezwaardossier incompleet is, en dat hierdoor niet
gecontroleerd kan worden of er nog meer fouten zijn gemaakt in het jaar 2011. Hoewel de definitieve beschikking afwijzing compensatie KOT 2011 geen diepgaande motivering bevat, is de Commissie van oordeel dat de UHT met de schriftelijke reactie van 14 juli 2022, met behulp van producties het bestreden besluit alsnog voldoende heeft onderbouwd en dat eventuele motiveringsgebreken daarmee zijn hersteld.
Uit het onderzoek van UHT is gebleken dat er enkel een opwaartse correctie heeft
plaatsgevonden, omdat het toetsingsinkomen van belanghebbende lager bleek te zijn
dan waar eerst mee was gerekend. Volgens de Commissie rechtvaardigt deze wijziging in het toetsingsinkomen de opwaartse correctie van de KOT over het toeslagjaar 2011.
Bij de schriftelijke reactie is ook het advies van de CvW gevoegd, waarin de CvW oordeelt dat over het toeslagjaar 2011 geen sprake is geweest van vooringenomenheid dan wel hardheid. De Commissie stelt voorop dat de CvW een adviseur is in de zin van artikel 3:5 Awb. UHT mag zich daarom op het advies van de CvW baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het onderzoek dat aan het advies ten grondslag ligt zorgvuldig is verricht (artikel 3:9 Awb).
Gelet op voormelde bevindingen is de Commissie van oordeel dat UHT op goede gronden tot afwijzing van compensatie voor dit jaar is gekomen. Daarom acht de Commissie het bezwaar van belanghebbende op dit punt ongegrond.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren
en het bestreden besluit in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter