Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02786

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 april 2021 met kenmerk UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 19 juli 2021

Hoorzitting: 11 november 2022

Overdracht advies aan UHT: 20 januari 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het bezwaar ongegrond te verklaren en de aanspraak van belanghebbende op definitieve compensatie zo spoedig mogelijk integraal, in volle omvang, te beoordelen.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift, ontvangen op 19 juli 2022, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking d.d. 26 april 2021 waarin haar is medegedeeld dat zij geen vooralsnog geen recht heeft op betaling van € 30.000.

Wet hersteloperatie toeslagen

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (hierna: Wet hersteloperatie toeslagen) in werking getreden
(Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie
kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1. van deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wet hersteloperatie toeslagen werkt van afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug
tot en met 26 januari 2021. Artikel 8.6 Wet hersteloperatie toeslagen (Whot) bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 5 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) 2017.
  • Bij besluit van 26 april 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat UHT nu nog
    geen reden ziet haar € 30.000 te betalen.
  • Bij formulier ontvangen op 19 juli 2021, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt
    tegen het besluit van 26 april 2021.
  • Op 23 mei 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 11 november 2022 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van
    belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag
    gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift van belanghebbende ontvankelijk is. De Commissie heeft geen aanleiding gezien partijen in die opvatting niet te volgen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen. Op grond van artikel 2.7 eerste lid Whot wordt aan een aanvrager van een KOT die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend, ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toegekend van € 30.000. Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een lichte toets. Na de lichte toets volgt de integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen. De beschikking van 26 april 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: “Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen” bevat, na die mededeling, opsomming van argumenten die reden voor het nog niet toekennen van de uitkering op grond van de Catshuisregeling zouden kunnen zijn. In die beschikking wordt uit die argumenten geen keuze gemaakt. In onderdeel 7.2. van de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift van 23 mei 2022 schrijft UHT onder meer dat UHT is gebleken dat voor het toeslagjaar 2017 de KOT is berekend op basis van de gegevens die door belanghebbende waren aangeleverd, dat geen sprake is geweest van terugvordering of verlaging van de KOT en dat aan UHT van enigerlei vorm van vooringenomenheid of benadelend handelen zijdens de Belastingdienst/Toeslagen niet is gebleken. Deze mededelingen vormen voldoende grondslag voor de op 26 april 2021 door UHT
genomen beslissing om nog niet over te gaan tot het aan belanghebbende toekennen
van een compensatie-uitkering op grond van de Catshuisregeling. Met hetgeen door belanghebbende in haar bezwaarschrift en op de hoorzitting is aangevoerd heeft belanghebbende vooralsnog geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat belanghebbende kan worden aangemerkt als een slachtoffer van de toeslagaffaire als bedoeld in artikel 2.7 Whot die aanspraak kan maken op een compensatie op grond van de daarin genoemde herstelregelingen.
Daarom zal de Commissie reeds hierom aan UHT adviseren de bezwaren van belanghebbende tegen de beschikking van 26 april 2022 ongegrond te verklaren en de
aanspraak van belanghebbende op definitieve compensatie zo spoedig mogelijk integraal, in volle omvang, te beoordelen. Het staat de belanghebbende vrij om aan
UHT voor die integrale beoordeling, in aanvulling op wat door of namens belanghebbende in deze bezwaarprocedure al is aangevoerd, nog nadere gegevens te
verstrekken of beschouwingen bij UHT in te dienen. Ook die nadere gegevens of
beschouwingen zal UHT bij die integrale beoordeling in aanmerking moeten nemen.

Conclusie

De Commissie adviseert het bezwaar ongegrond te verklaren en de aanspraak van
belanghebbende op definitieve compensatie zo spoedig mogelijk integraal, in volle
omvang, te beoordelen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter