BAC 2021-02771 & BAC 2021-02774
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 21 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 26 november 2021
Hoorzitting: 30 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 26 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten. Tevens adviseert de Commissie het verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende 1 en belanghebbende 2, gezamenlijk belanghebbenden, ingediende bezwaarschrift van 30 november 2021, ontvangen op 2 december 2021, is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 21 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC-I A, individueel gericht aan belanghebbenden.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is bij beschikking van 21 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC-I A definitief compensatie voor kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2015 afgewezen.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht wordt de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende 1 heeft zich op 10 februari 2020 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van KOT voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2015. Op 30 augustus 2021 heeft belanghebbende 2 een verzoek om herbeoordeling over dezelfde toeslagjaren ingediend.
- Op 1 september 2021 heeft UHT aan belanghebbenden bevestigd dat de verzoeken in behandeling zijn genomen. Belanghebbenden hebben met de persoonlijk zaakbehandelaar (PZB’er) afgesproken dat de verzoeken om herbeoordeling van de jaren 2011 tot en met 2015 gezamenlijk zullen worden beoordeeld.
- Op 11 oktober 2021 is de voorlopige zienswijze van UHT voorgelegd aan de Commissie van Wijzen. De Commissie van Wijzen heeft geoordeeld dat jegens belanghebbenden over de jaren 2010 tot en met 2015 geen sprake is geweest van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is voor hardheidscompensatie.
- Bij beschikkingen van 21 oktober 2021 (met kenmerk UHT-DC-I A) heeft UHT aan belanghebbenden laten weten dat zij geen recht hebben op compensatie voor KOT.
- Bij brief van 30 november 2021 heeft gemachtigde namens belanghebbenden bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen.
- Bij brief van 3 december 2021 heeft de BAC de ontvangst hiervan bevestigd.
- Bij brief van 23 november 2022 heeft de BAC de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden beschikkingen aan gemachtigde toegestuurd en haar in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken aanvullende gronden aan te leveren.
- Bij brief van 30 september 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbenden een aanvullend bezwaarschrift ingediend. In dezelfde brief is UHT in gebreke gesteld.
- Bij brief van 18 juni 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbenden.
- Bij e-mailbericht van 3 oktober 2023 heeft de Commissie aan gemachtigde het dossier van belanghebbenden en de schriftelijke reactie van UHT doen toekomen.
- Op 30 november 2023 heeft de Commissie, een (digitale) hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
- De Commissie heeft het bezwaar behandeld en het hiernavolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Kinderopvangtoeslag over 2011
Belanghebbenden voeren in bezwaar aan dat belanghebbende 2 in 2011, met terugwerkende kracht, KOT heeft aangevraagd voor het toeslagjaar 2010. Belanghebbende 2 heeft nooit verzocht om de KOT stop te zetten. In 2012 bleek dat de KOT op naam van belanghebbende 1 werd uitbetaald. UHT heeft toegelicht dat toeslagen die met terugwerkende kracht aangevraagd worden, niet automatisch voortgezet worden. Dat is de reden dat de KOT van belanghebbenden niet automatisch is voortgezet na 2010.
De Commissie is van oordeel dat uit de schriftelijke reactie en de onderliggende stukken duidelijk is geworden dat de KOT over 2011 niet is toegekend aan belanghebbende 2, maar aan belanghebbende 1, omdat de KOT voor 2011 op 12 maart 2012 is aangevraagd door iemand met het BSN van belanghebbende 1. De toeslag over 2011 is niet tussentijds veranderd of teruggevorderd. Daarmee is de herstelregeling voor dit jaar niet van toepassing.
De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
KOT over 2012 tot en met 2014 en de eerste 4 maanden van 2015
In bezwaar hebben belanghebbenden aangevoerd dat Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) fouten heeft gemaakt betreffende de KOT in de toeslagenjaren 2012-2014 en het eerste deel van 2015. Belanghebbenden stellen dat de toegekende KOT over 2011 niet automatisch is voortgezet in 2012 en de daaropvolgende jaren. Belanghebbenden hebben vertrouwd op de informatie van de website van B/T, waarop stond dat toeslagen automatisch werden voortgezet als men nog steeds aan de voorwaarden voldoet. Belanghebbenden stellen zich daarbij op het standpunt dat de KOT automatisch had moeten worden voortgezet op grond van artikel 15 lid 5 Awir.
De Commissie overweegt dat uit de schriftelijke reactie van UHT, de onderliggende stukken en wat ter zitting is besproken volgt dat voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 en de eerste vier maanden van 2015 geen toeslag is aangevraagd en dus ook niet is toegekend. De Commissie merkt op dat aanvragen met terugwerkende kracht niet automatisch voortgezet worden. Daarom is de toeslag niet van 2011 naar 2012 voortgezet. Voor het jaar 2010 was ook in 2011 met terugwerkende kracht toeslag aangevraagd en daardoor is ook deze toeslag niet automatisch voortgezet. De Commissie merkt op dat UHT het verzoek om alsnog KOT voor deze jaren te krijgen heeft doorgestuurd naar de desbetreffende afdeling. UHT heeft voldoende gemotiveerd onderbouwd dat dit punt buiten de reikwijdte van de Wht en daarmee de onderhavige procedure valt. Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT op basis van de voorhanden gegevens mogen concluderen dat geen grond bestaat voor compensatie op basis van de Wht. Er is geen sprake van vooringenomen handelen of hardheid aan de kant van B/T geweest, maar van toepassing van de wet- en regelgeving binnen het reguliere toeslagenproces.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Kinderopvangtoeslag over restant 2015
Belanghebbenden stellen dat zij in aanmerking komen voor compensatie over de maanden mei tot en met december 2015 omdat er toen neerwaartse bijstellingen van de KOT hebben plaatsgevonden. De Commissie overweegt dat uit de schriftelijke reactie en de onderliggende stukken volgt dat de neerwaartse bijstellingen van de KOT over 2015 het gevolg zijn van een hoger toetsingsinkomen. De Commissie is van oordeel dat bij deze neerwaartse bijstellingen geen sprake is van institutionele vooringenomenheid of hardheid, omdat de wijzigingen plaats hebben gevonden op basis van het reguliere toeslagenproces.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Onvolledigheid en onduidelijkheid van het dossier
Belanghebbenden stellen dat het dossier onvolledig en onduidelijk is. De omstandigheid dat in het dossier stukken ontbreken met betrekking tot het jaar 2010 kan volgens de Commissie niet leiden tot de conclusie dat het dossier onvolledig is. Het herbeoordelingsverzoek zag op de jaren 2011 tot en met 2015, en niet op 2010. UHT heeft in het schriftelijk verweer genoegzaam uitgelegd waarom het dossier desondanks enkele stukken bevat met betrekking tot 2010.
Hoewel in het dossier, dat op 9 september 2022 aan belanghebbenden is verstuurd, de aanvragen met betrekking tot 2015 ontbreken, heeft UHT dit hersteld door de stukken alsnog als producties aan het schriftelijke verweer toe te voegen. De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat eventuele motiveringsgebreken zijn hersteld door het schriftelijke verweer en de daarbij behorende producties.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
De Commissie is van oordeel dat de omstandigheid dat de KOT niet automatisch is gecontinueerd, niet leidt tot verwijtbaar handelen door B/T in de zin van de Wht.
Daarom oordeelt de Commissie dat UHT terecht heeft vastgesteld dat B/T niet in strijd gehandeld heeft met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Hardheid van het stelsel
Om aanspraak te maken op compensatie wegens hardheid dient sprake te zijn geweest van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 49, derde lid, letter b, van de Awir. De Commissie oordeelt dat hier geen sprake van is geweest. Belanghebbenden hebben voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 en de eerste vier maanden van 2015 geen KOT aangevraagd. Dat de KOT niet automatisch is gecontinueerd, is op zichzelf geen reden om aan te nemen dat sprake is van hardheid. De Commissie is van mening dat uit de stukken en wat ter zitting is besproken niet blijkt van redenen voor toepassing van de hardheidscompensatie.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie in de gronden van het bezwaar geen aanleiding heeft gezien te adviseren de bestreden beschikkingen te herroepen, adviseert zij UHT tot afwijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding.
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie aan UHT het bezwaar ongegrond te verklaren, het bestreden besluit in stand te laten en het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter