Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02759

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de bestreden beschikking deels te herroepen. De Commissie oordeelt dat CWS correct heeft vastgesteld dat uit de verstrekte verklaringen en stukken niet duidelijk is hoeveel uren belanghebbende niet kon werken vanwege KOT-problemen. Het is ook niet mogelijk om vast te stellen hoeveel uur belanghebbende in 2012 en de daaropvolgende jaren zou hebben gewerkt. Hierdoor oordeelt de Commissie dat UHT zich mag baseren op de conclusie van CWS, dat er teveel onzekere factoren zijn om de inkomensschade te bepalen. Wat betreft de kosten met betrekking tot de studielening van de oudste zoon, is de Commissie van mening dat de lening was gebruikt voor de studiebetaling en dus niet als schade kan worden beschouwd. Dit bezwaarpunt wordt daarom als ongegrond beschouwd. Daarnaast oordeelt de Commissie dat UHT juist handelt door het advies van CWS te volgen over kosten verbonden aan leningen bij familieleden, omdat CWS volgens haar 'Beoordelingskader materiële schade' heeft vastgesteld dat schulden voor zaken als levensonderhoud niet als schade worden beschouwd onder civiel recht. Bovendien adviseert de Commissie aan UHT om het advies van CWS omtrent immateriële schade te volgen en daarbij een hogere immateriële schadevergoeding van €26.800 aan belanghebbende toe te kennen. Wat betreft de berekening van CWS van 11 oktober 2021, heeft de Commissie opgemerkt dat er een vergissing is gemaakt waarbij twee bedragen per abuis zijn omgedraaid. De Commissie heft geadviseerd om deze fout te corrigeren in de beslissing op het bezwaar.

Advies