Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02660 BAC 2021-02663

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en in de beslissing op bezwaar een nadere toelichting te geven. Belanghebbende voert aan dat in de berekeningsjaren 2007 tot en met 2013 correcties hebben plaatsgevonden waarbij B/T vooringenomen heeft gehandeld. De Commissie concludeert dat in de periode 2007–2013 geen sprake is geweest van een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen van voorschotverlening voor KOT die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onderdeel a. Wht of de hardheid van de toepassing die werd gegeven aan het wettelijk systeem, bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onderdeel b. Wht. Hieruit volgt dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor berekeningsjaren 2007-2013 (artikel 2.2. onderdeel a. Wht). Wel adviseert de Commissie UHT om in de beschikking op bezwaar de uiteindelijk toegekende bedragen aan KOT voor de jaren 2007 tot en met 2012 te verduidelijken. In haar aanvullende reactie van 1 november 2023 betoogt belanghebbende namelijk dat deze bedragen gelet op haar minimale inkomen en de voor het betreffende jaar geldende Besluiten Kinderopvangtoeslag te laag zijn vastgesteld en niet conform de jaaropgaaf voor het betreffende toeslagjaar. De Commissie merkt daarbij op dat de jaaropgaaf in productie 72 lijkt te zien op toeslagjaar 2008 in plaats van 2007. De Commissie benadrukt nog dat het in deze procedure niet gaat om het herzien van onherroepelijke KOT-beschikkingen. Bovenstaand advies strekt enkel ter verduidelijking voor belanghebbende. 

Advies