Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02573

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 augustus 2021 met kenmerk UHT-DCIA

Ontvangst bezwaarschrift: 7 oktober 2021

Hoorzitting: 14 december 2022

Overdracht advies aan UHT: 2 februari 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 25 augustus 2021 (met kenmerk UHT-DC-I A).

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 22 november 2019 verzocht om een herbeoordeling van
    de KOT over de jaren 2010 t/m 2014.
  • Bij beschikking van 3 juni 2021 heeft UHT belanghebbende bericht dat zij op basis
    van een eerste toets een voorschot van € 30.000 uitbetaald krijgt.
  • De voorlopige zienswijze van UHT is voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW). De CvW heeft op 9 juli 2021 geoordeeld dat gedurende de jaren 2012 en 2013 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid en dat geen aanleiding bestaat voor een hardheidscompensatie over deze jaren.
  • Bij brieven van 25 augustus 2021 ontvangt belanghebbende een vooraankondiging compensatie KOT 2010 en 2014 waarbij het voorlopig compensatiebedrag is vastgesteld op € 29.728 en een vooraankondiging compensatie KOT 2011 waarbij het voorlopig compensatiebedrag is vastgesteld op € 38.893.
  • Bij beschikking van 25 augustus 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2012 en 2013.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 1 oktober 2021, ingekomen op 7 oktober 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij beschikkingen van 16 november 2021 met kenmerken UHT-DHR (KOT-jaar 2011) en UHT-DC I (KOT-jaren 2010 en 2014) is aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van in totaal € 69.521 toegekend.
  • [Gemachtigde] heeft zich bij brief van 14 maart 2022, ingekomen op 16 maart 2022, als gemachtigde gesteld.
  • Bij brief van 14 september 2022, ingekomen op 7 oktober 2022, heeft gemachtigde nadere gronden van bezwaar aangevoerd.
  • Op 17 oktober 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
  • Op 14 december 2022 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag
    gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Waar richt het bezwaar zich tegen?

UHT heeft ervoor gekozen om volgend op het verzoek van belanghebbende ten aanzien van verschillende jaren afzonderlijke beschikkingen te nemen: eerst over 2012 en 2013 en daarna over 2010, 2011 en 2014. De Commissie stelt vast dat belanghebbende formeel alleen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 25 augustus 2021 dat ziet op de toeslagjaren 2012 en 2013. Het verzoek om compensatie of tegemoetkoming is afgewezen voor die jaren. De nadere gronden zien evenwel mede op de besluiten van 16 november 2021 die de toegekende compensatie over de toeslagjaren 2010, 2011 en 2014 betreffen. De Commissie adviseert UHT om in haar beslissing op bezwaar in te gaan op alle gronden, ook waar zij betrekking hebben op aanvullende besluiten. Het bezwaar van belanghebbende moet ook geacht worden hiertegen te zijn gericht. De Commissie zal om deze reden ook adviseren voor zover de bezwaargronden zien op de besluiten van 16 november 2021.

Equality of arms

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie
gelden de processuele waarborgen van de Awb. Tegen besluiten van UHT in aansluiting op adviezen van de Commissie kan belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 lid 3 t/m 4 Wet Hersteloperatie
Toeslagen (voorheen artikel 49e lid 3 t/m 4 Awir) heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking
hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier. Dit heeft belanghebbende ook ontvangen.

De Commissie betreurt het dat belanghebbende haar persoonlijke dossier nog niet heeft ontvangen, maar volgt belanghebbende niet in haar stelling dat het beginsel van
'equality of arms' geschonden zou zijn.

Berekening compensatiebedrag KOT-jaren 2010, 2011 en 2014

Berekeningsformat

De Commissie heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat het compensatiebedrag enkel vanwege het gebruik van een ander berekeningsformat niet zou kloppen. Het compensatiebesluit is immers niet aangepast waardoor het gebruik van een ander format geen invloed heeft op de hoogte van de berekening. De in rekening gebrachte toeslagrente, in het nieuwe berekeningsformat genoemd onder d, maakt in de 'oude' berekening deel uit van het bedrag onder c; het totaalbedrag waarmee de aanspraak van de ouder op KOT is stopgezet of neerwaarts gecorrigeerd. De Commissie adviseert UHT wel om voor de beslissing op bezwaar een nieuwe berekening van het compensatiebedrag te laten maken waarbij gebruik wordt gemaakt van het meest recente berekeningsformat.

Immateriële schade

De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een
vergoeding is voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt. De Commissie meent dat het bezwaar deels gegrond is. Dat wordt hieronder toegelicht. In een dergelijke situatie is UHT, naar de Commissie begrijpt, voornemens als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar te hanteren. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende te berekenen vanaf het moment van stopzetting van de KOT over 2010 bij brief van 13 februari 2013 tot het moment van de beslissing op bezwaar. De Commissie vindt dat UHT van de juiste startdatum is uitgegaan, pas met de brief van 13 februari 2013 is de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid waar de immateriële schadevergoeding op ziet, begonnen.

KOT-jaren 2012 en 2013

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij ook over KOT-jaren 2012 en 2013
gecompenseerd zou moeten worden omdat de Belastingdienst/Toeslagen (B/T)
institutioneel vooringenomen heeft gehandeld. De Commissie meent dat in het
toeslagjaar 2012 geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen
door de B/T. Voor het jaar 2012 heeft namelijk geen (neerwaartse) correctie van het
voorschot plaatsgevonden.

Voor het jaar 2013 ligt dit volgens de Commissie anders. Voor dit jaar is het voorschot verminderd op basis van gegevens van de kinderopvanginstelling via de zogenaamde KOI-viewer. De kinderopvanginstelling heeft doorgegeven dat over de maand december 2013 geen opvang is genoten. Dit betreft volgens UHT een reguliere correctie op grond van regulier toezicht.

De Commissie overweegt dat destijds al duidelijk was dat bepaalde
kinderopvanginstellingen niet altijd de juiste informatie verstrekten. Verder hebben zowel belanghebbende als UHT er terecht op gewezen dat de Definitieve berekening Toeslagen 2013 niet vermeldt waarom belanghebbende een bedrag van € 726 aan KOT moest terugbetalen. Dat belanghebbende geen bezwaar tegen deze beschikking heeft ingesteld kan haar daarom ook niet worden aangerekend. De informatie uit de KOI-viewer is niet via de Definitieve berekening Toeslagen 2013 en niet op andere wijze met belanghebbende gedeeld. Zij kon hier niet op reageren en zich hiertegen verweren. Deze handelswijze duidt volgens de Commissie op institutioneel vooringenomen handelen. De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende,
inhoudende dat de B/T over toeslagjaar 2013 wel degelijk institutioneel vooringenomen heeft gehandeld, daarom gegrond.

KOT-jaar 2015

Belanghebbende betoogt dat het KOT-jaar 2015 ten onrechte niet bij de herbeoordeling is meegenomen.

De Commissie adviseert UHT om, zoals tijdens de hoorzitting door de behandelend
ambtenaar is voorgesteld, met spoed deze herbeoordeling alsnog in gang te zetten.

Proceskostenvergoeding

Gemachtigde heeft niet verzocht om proceskostenvergoeding. Aangezien belanghebbende op de hoorzitting is bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener en het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, adviseert de Commissie om belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het bezwaarschrift en de bijstand tijdens de hoorzitting (2 procespunten met een wegingsfactor 2). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Advies

Gezien het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
  • institutioneel vooringenomen handelen als uitgangspunt te nemen ook voor
    toeslagjaar 2013;
  • de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum
    van de beslissing op bezwaar;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de
    beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
    aan te passen;
  • met spoed de herbeoordeling van het toeslagjaar 2015 in gang te zetten;
  • een nieuwe berekening van het compensatiebedrag te laten maken waarbij gebruik wordt gemaakt van het meest recente berekeningsformat;
  • belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen gebaseerd op 2 procespunten met een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per
    procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter