BAC 2021-02471
Publicatiedatum 13-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primaire besluiten: 9 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I en 22 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH
Ontvangst bezwaarschrift: 11 augustus 2021
Hoorzitting: 19 maart 2024
Overdracht advies aan UHT: 2 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift tegen het besluit over het definitieve compensatiebedrag
gedeeltelijk gegrond te verklaren. Daarnaast adviseert de Commissie UHT het
verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve compensatiebeschikking kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 9 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I en de definitieve herziene beschikking van 22 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Op 1 juli 2020 heeft belanghebbende verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
- Bij brief van 2 juni 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de
voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan
compensatie toegekend van € 13.751 voor toeslagjaar 2014. - Bij beschikking van 9 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I is de definitieve compensatie
vastgesteld op € 13.804 voor toeslagjaar 2014. Aan belanghebbende is geen bedrag
meer uitgekeerd, omdat zij op grond van de Catshuisregeling al € 30.000 heeft
ontvangen. - Tegen de beschikking van 9 juli 2021 heeft gemachtigde bij brief van 9 augustus
2021, binnengekomen op 11 augustus 2021, bezwaar gemaakt. - Bij (herziene) beschikking van 22 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH heeft UHT de definitieve compensatiebeschikking van 9 juli 2021 herzien. In de herziene
beschikking heeft UHT ook de toeslagjaren 2006 tot en met 2009, 2013 tot en met
2019 aanvullend beoordeeld. Naar aanleiding van deze beoordeling is de definitieve
compensatie vastgesteld op € 40.086. Aan belanghebbende is een aanvullend bedrag van € 10.086 toegekend. - UHT heeft op 15 september 2023 een schriftelijke reactie (beschouwing) ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 11 december 2023 heeft gemachtigde een aanvullend bezwaarschrift ingediend.
- Op 19 maart 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit
advies gevoegd. - Op 27 maart 2024 heeft UHT, naar aanleiding van de hoorzitting, per mail de
(nieuwe) compensatieberekening en een aanvullende beschouwing toegestuurd. - Op 16 april 2024 heeft UHT per mail het bezwaardossier met aanvullingen opnieuw
aangeleverd. - Op 4 juni 2024 heeft gemachtigde per mail verzocht om een verlenging van de
reactietermijn op de aanvullende schriftelijke reactie van UHT (met instemming om
de te verbeuren dwangsommen met een periode van vier weken op te schorten). - De bezwaaradviescommissie heeft, na een laatste rappel van 8 juli 2024, geen reactie ontvangen van gemachtigde en heeft besloten over te gaan tot advisering.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geschil.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Gelet op de samenhang die bestaat tussen de bestreden besluiten, zal de Commissie
deze gevoegd behandelen.
Persoonlijk dossier/onvolledig bezwaardossier/schending van “equality of arms”
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat UHT handelt in strijd met het beginsel van
equality of arms. In haar ogen wordt zij in haar procesbelang geschaad, omdat ze niet de beschikking krijgt over een volledig persoonlijk dossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift, met alle van belang zijnde producties is aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat er in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Verder overweegt de Commissie dat UHT na de hoorzitting, per mail van 16 april 2024, het bezwaardossier met aanvullingen opnieuw heeft aangeleverd aan gemachtigde en de Commissie. Gemachtigde heeft vervolgens de tijd gekregen om hierop te reageren. Naar het oordeel van de Commissie zijn er dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. De Commissie acht het bezwaar daarom op dit onderdeel ongegrond.
Zorgvuldigheid- en motiveringsbeginsel
Voor zover UHT de bestreden beslissing niet uitvoerig zou hebben toegelicht, is de
Commissie van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie, de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC-overzichten), de aanvullende beschouwing, de overige producties en de compensatieberekening, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Rentevergoeding gemiste KOT
De Commissie volgt het standpunt van UHT, zoals is uiteengezet in de aanvullende
beschouwing van 27 maart 2024, dat de eerdere berekening met betrekking tot de
rentevergoeding over gemiste KOT dient te worden aangepast. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de compensatie opnieuw te berekenen in lijn met haar (aanvullende) schriftelijke reactie.
Immateriële vergoeding
Gelet op het voorgaande dient ook de immateriële schadevergoeding berekend te worden tot de datum van de beslissing op bezwaar.
Aanvullende vergoeding
De Commissie merkt op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook de
aanvullende vergoeding van 1% dient te worden doorberekend tot de datum van de
beslissing op bezwaar.
Toeslagjaar 2009
Belanghebbende betoogt dat ook over toeslagjaar 2009 fouten zijn gemaakt en zij om
deze reden recht heeft op compensatie over deze periode.
De Commissie stelt vast dat de KOT voor 2009 is bijgesteld naar aanleiding van minder
afgenomen opvanguren, zoals is doorgegeven door belanghebbende op 3 april 2009. De Commissie overweegt dat om deze reden de verplichting tot terugbetaling van
de KOT voor toeslagjaar 2009 het gevolg is van reguliere correcties op grond van
gegevens die naderhand door belanghebbende zijn doorgegeven. De Commissie vindt
daarom dat hier niet gesproken kan worden van vooringenomen handelen. De reguliere correcties wijzen ook niet op onbillijkheden vanwege de hardheid waarmee het wettelijk systeem werd toegepast. Daarbij ligt het in de aard van een voorschot besloten, dat de werkelijke, later vast te stellen aanspraak, op een lager bedrag uitkomt. Aan een voorschot kan niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend, dat een aanspraak op een daarmee overeenstemmend bedrag bestaat. Dat in de periode na de doorgegeven wijzigingen nog KOT is uitbetaald, zoals door gemachtigde ter zitting is aangegeven, maakt de beoordeling niet anders. Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Toeslagjaren 2010, 2011 en 2012
Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wht volgt dat UHT compensatie toekent aan een
aanvrager die schade heeft geleden doordat bij de beoordeling van het recht
op KOT sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die belanghebbende daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de besluiten van B/T.
De Commissie stelt vast dat dat uit de stukken is gebleken dat er over de toeslagjaren
2010, 2011 en 2012 geen KOT is betaald. Daardoor kan geen sprake zijn van door
belanghebbende geleden schade als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. De
Commissie is van oordeel dat belanghebbende in zoverre niet voldoet aan de vereisten
voor compensatie en adviseert dan ook om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Toeslagjaar 2013
Belanghebbende geeft aan dat zij voor toeslagjaar 2014 gecompenseerd is, maar dat de KOT in 2013 is stopgezet en dat zij op dat moment op een uitsluitingslijst is gezet. Om deze reden zou zij ook over 2013 recht hebben op compensatie.
In de aanvullende beschouwing heeft UHT uiteengezet dat uit de systemen blijkt dat de KOT op 1 maart 2014 is stopgezet. Belanghebbende is onterecht op de uitsluitingslijst gezet en om deze reden heeft belanghebbende compensatie ontvangen voor toeslagjaar 2024. In december 2013 is de KOT door een systeemfout niet uitbetaald, op dat moment zijn ook andere toeslagen niet uitbetaald aan belanghebbende. Echter levert dit geen vooringenomen handelen op. Daarnaast heeft UHT een nadere toelichting gegeven op de opname van belanghebbende op de uitsluitingslijst van de Fraude Signalering Voorziening (FSV), maar dat deze opname zichzelf geen reden is voor compensatie nu die niet heeft geleid tot een zero-tolerance-onderzoek.
De Commissie acht de gegeven toelichting door UHT, zoals uiteengezet in de aanvullende beschouwing, navolgbaar. Uit het bezwaar is niet gebleken van aanknopingspunten die aanleiding geven om belanghebbende ook over 2013 te compenseren. Ook is niet gebleken van eventuele nadelige gevolgen die belanghebbende heeft ondervonden naar aanleiding van de opname op de FSV-lijst. De Commissie ziet in de enkele vaststelling dat belanghebbende is opgenomen op de FSV-lijst geen aanleiding om hiervoor een compensatie toe te kennen. Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Beslagvrije voet
Belanghebbende voert aan dat zij in aanmerking komt voor een compensatie van de
schade die zij heeft geleden als gevolg van de verrekeningen van de terugvorderingen
met de nadien toegekende toeslagen. B/T heeft bij deze verrekeningen geen rekening
gehouden met de beslagvrije voet. Hierdoor zat belanghebbende onder het
bestaansminimum en om deze reden is sprake van hardheid van het stelsel.
De Commissie overweegt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in
artikel 475c sub j van het Wetboek van Rechtsvordering. Zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot uitbreiding van de beslagvrije voet is dat een bewuste keuze geweest die vooral gelegen is in het feit dat de KOT in zijn aard wezenlijk verschilt van de overige toeslagen. De KOT is namelijk juist gericht op de bevordering van arbeidsparticipatie, terwijl de overige toeslagen (huur- en zorgtoeslag, kindgebonden budget) een duidelijk inkomensondersteunend karakter hebben.
De vraag of, en in hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij
verrekeningen met andere toeslagen, valt buiten de reikwijdte van het begrip
vooringenomen handelen. De Commissie is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot de conclusie dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
De Commissie overweegt dat voor zover belanghebbende stelt dat de door haar geleden schade hoger is dan de toegekende compensatie het op grond van de Wht niet mogelijk is een hogere schadevergoeding toe te kennen. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de forfaitaire (standaard) vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren deels gegrond zijn en het advies van de Commissie ertoe strekt om de
compensatieberekening op voornoemde punten aan te passen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Commissie adviseert om hierbij de hoogste vergoeding toe te kennen met wegingsfactor 2.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie
- het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen op voornoemde punten;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter