BAC 2021-02381
Publicatiedatum 13-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 19 juli 2021 met kenmerk UHT-HD5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 17 november 2021
Hoorzitting: 3 september 2024
Overdracht advies aan UHT: 2 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing compensatie
kinderopvangtoeslag ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding
toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens de heer belanghebbende ingediende bezwaarschrift wordt geacht te zijn gericht tegen de op 19 juli 2021 genomen beschikking, waarin UHT heeft besloten compensatie voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2008 en 2009 af te wijzen.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Op 19 november 2019 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van KOT
voor de toeslagjaren 2009 en 2010. In overleg met belanghebbende is dit aangepast
naar de jaren 2008 en 2009. - Op 21 november 2020 is een bedrag van € 750 aan belanghebbende uitgekeerd voor het lang moeten wachten op de herbeoordeling.
- Bij beschikking van 23 juni 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 heeft UHT besloten dat
belanghebbende in aanmerking komt voor € 30.000. In het besluit wordt
aangegeven dat dit op 19 mei 2021 telefonisch met belanghebbende is besproken. - Op 7 juli 2021 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) als advies uitgebracht
dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn op
de toeslagjaren 2008 en 2009. - Bij beschikking van 19 juli 2021 met kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT besloten dat
belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie. Het bedrag dat belanghebbende eerder heeft ontvangen op grond van de Catshuisregeling hoeft hij
niet terug te betalen. In het besluit wordt aangegeven dat dit op 12 juli 2021
telefonisch met belanghebbende is besproken. - Op 17 november 2021 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend.
- Op 28 december 2022 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
- Op 2 januari 2024 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 30 augustus 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
- Op 3 september 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Tussen partijen is niet in geschil dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) bij de
uitvoering van de KOT over de toeslagjaren 2008 en 2009 vooringenomen heeft
gehandeld jegens belanghebbende. Zonder verdere navraag te doen heeft B/T de KOT
van belanghebbende op nihil gesteld. In 2008 van € 11.373 naar nihil en in 2009 van
€ 11.255 naar nihil.
De bezwaargronden die zien op vooringenomen handelen (overschrijding van de termijn van de destijds genomen definitieve KOT-beschikkingen, eventuele opname op lijst Fraude Signalering Voorziening en de HOTHOR-kwalificatie) kan de Commissie daarom laten rusten en adviseert het bezwaar op deze onderdelen ongegrond te verklaren.
De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009 terecht is afgewezen en zal ingaan op de overige gronden van bezwaar.
Afwijzing compensatie
UHT stelt zich op het standpunt dat belanghebbende, ondanks het vooringenomen
handelen, voor beide toeslagjaren niet in aanmerking komt voor compensatie omdat in 2008 en 2009 niet werd voldaan aan de voorwaarden om KOT te ontvangen. In beide toeslagjaren had belanghebbende inkomen vanuit een Wajong- dan wel een
bijstandsuitkering en is niet gebleken dat een re-integratietraject werd gevolgd. Om die reden bestaat volgens UHT op grond van artikel 1.6 lid 1 sub s van de Wet
kinderopvang evident geen recht op KOT. Uit het bezwaardossier blijkt dat B/T naar
aanleiding van een bezwaarschrift dat belanghebbende in februari 2011 tegen de
nihilstelling heeft ingediend, om officiële bewijsstukken heeft gevraagd. Belanghebbende heeft deze niet overgelegd.
Gemachtigde stelt dat UHT de conclusie dat evident geen recht bestond op KOT,
onvoldoende zorgvuldig heeft genomen. UHT baseert zich op een notitie die door de
persoonlijk zaakbehandelaar tijdens de integrale beoordeling is opgenomen in de tijdlijn van het Invulformulier. Belanghebbende was destijds, vanwege de gevolgen van een ernstig auto-ongeluk, ontheven van het volgen van een re-integratietraject, zijn
toeslagpartner volgde wel een re-integratietraject. Belanghebbende heeft dit destijds
meegedeeld aan B/T. Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde toegelicht dat
belanghebbende hier in 2011 geen bewijsstukken meer van had. Volgens gemachtigde
had het op de weg van B/T gelegen om belanghebbende te helpen met het opvragen
van eventuele bewijsstukken. Dit geldt eveneens voor bewijsstukken over het re-integratietraject dat de toeslagpartner van belanghebbende destijds zou hebben
gevolgd.
De Commissie overweegt als volgt. Volgens artikel 2.1 en verder van de Wht komt een
ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in
enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen
handelwijze van B/T, in aanmerking voor compensatie. Toekenning van compensatie
blijft achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan de ouder
toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een
belanghebbende evident geen recht had op KOT. De Commissie overweegt dat B/T in
2011 heeft geconstateerd dat belanghebbende in beide toeslagjaren (2008 en 2009)
inkomen vanuit een Wajong- dan wel bijstandsuitkering had en dat niet was gebleken
dat hij daarnaast een re-integratietraject volgde. Op een verzoek om aanvullende
informatie hierover van B/T in 2011 heeft belanghebbende gemeld ontheven te zijn
geweest van een re-integratietraject, maar hiervan zijn desgevraagd geen stukken
overgelegd noch is dit anderszins nader aannemelijk gemaakt.
De Commissie is van mening dat uit de enkele stelling van belanghebbende niet, althans onvoldoende, is gebleken dat belanghebbende in zodanige uitzonderlijke
omstandigheden heeft verkeerd dat destijds wel aanspraak bestond op KOT. Naar het
oordeel van de Commissie is er geen reden het advies van de CvW en het standpunt
van UHT dat belanghebbende in de toeslagjaren 2008 en 2009 evident geen recht had
op KOT en toekenning van compensatie daarom achterwege blijft, onjuist te achten.
De Commissie is verder van oordeel dat met het indienen van het schriftelijke verweer,
de overzichten van het Landelijk Incasso Bureau en de overige producties de bestreden
besluiten ten aanzien van de afgewezen toeslagjaren voldoende zijn onderbouwd en
zorgvuldig tot stand gekomen. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit
onderdelen ongegrond te verklaren. Overigens behoeft belanghebbende het bedrag dat hij eerder had ontvangen op grond van de Catshuisregeling, niet terug te betalen.
Persoonlijke betalingsregeling
Gemachtigde stelt dat belanghebbende geen persoonlijke betalingsregeling heeft
gekregen en € 500 per maand moest betalen van zijn uitkering. UHT stelt dat geen
sprake is geweest van een (onterechte) O/GS-kwalificatie en dat geen stuk is
aangetroffen waarin een verzoek om een betalingsregeling is neergelegd. Ook uit
andere omstandigheden is deze stelling niet aannemelijk geworden.
De Commissie overweegt, gelet op hetgeen gesteld in artikel 2.6 Wht, dat het standpunt van UHT dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een O/GS-tegemoetkoming niet onjuist is. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.
Persoonlijk dossier
Gemachtigde stelt dat het volledige persoonlijke dossier nog altijd niet is toegezonden.
Daarnaast stelt gemachtigde dat op grond van de informatie uit het onderliggende
dossier geen volledig beeld gevormd kan worden. De Commissie kan zich voorstellen dat het wachten op het persoonlijk dossier vervelend is, maar is van mening dat dit geen gevolgen hoeft te hebben voor het verloop van deze bezwaarprocedure. Verder overweegt de Commissie dat op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2
leden 3 en 4 van de Wht een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de
Commissie recht heeft op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken.
Het verweerschrift, met alle van belang zijnde producties is aan gemachtigde
toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Herbeoordeling andere toeslagjaren
De Commissie stelt vast dat het verzoek om herbeoordeling van belanghebbende zag op de toeslagjaren 2009 en 2010. De persoonlijk zaakbehandelaar heeft het verzoek
vervolgens na een gesprek met belanghebbende aangepast naar de toeslagjaren 2008
en 2009. In dat licht kan niet worden geconcludeerd dat UHT nagelaten heeft de
toeslagjaren 2006 en 2007 in de herbeoordeling te betrekken en dat om die reden de
bestreden beschikking moet worden herroepen. Nu het oorspronkelijke verzoek en de
bestreden beschikking de omvang van de onderhavige bezwaarprocedure bepalen, ziet de Commissie geen mogelijkheden om deze toeslagjaren (alsnog) in haar advisering te betrekken.
De Commissie heeft goede nota genomen van de ter zitting gedane toezegging van UHT om de toeslagjaren 2006 en 2007 voor te leggen om als aanvullend verzoek in
herbeoordeling te nemen. Nu deze werkwijze, in de opvatting van UHT, kennelijk geen
beperking van rechtsmiddelen voor belanghebbende met zich meebrengt, houdt de
Commissie onderhavige bezwaarprocedure niet aan. Het bezwaar is op dit onderdeel
ongegrond.
Termijnoverschrijding
Gemachtigde wijst erop dat UHT de beslistermijnen structureel overschrijdt. Zij vraagt
de Commissie om daarover in zijn algemeenheid een signaal af te geven. De Commissie wijst erop dat de wet de termijnen stelt. Het bieden van een structurele, collectieve oplossing voor de termijnproblemen van UHT, kan alleen de wetgever.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie niet adviseert het primaire besluit te herroepen, bestaat geen
aanleiding een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaarschrift ongegrond te verklaren; en
- het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter