BAC 2021-02324 BAC 2021-02321
Publicatiedatum 06-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 september 2021 met kenmerk UHT-DC I en UHT-DC-1 A
Hoorzitting: 2 december 2022
Overdracht advies aan UHT: 3 februari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag
(hierna: kot) en de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag, beiden van 28 september 2021, met de respectievelijke
kenmerken UHT-DC I en UHT-DC-1 A.
Ter hoorzitting heeft gemachtigde het bezwaarschrift van 29 juli 2022 gericht
tegen het besluit d.d. 1 juli 20221 met kenmerk UHT-VC I ingetrokken. Dit geldt
ook voor het bezwaar dat was gericht tegen een mogelijke vermelding op de
Fraude Signalering Voorziening-lijst (FSV).
Wet hersteloperatie toeslagen
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve
van de hersteloperatie toeslagen (Hierna: Wet hersteloperatie toeslagen, of
Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49,
49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de
Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1. van
deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wet
hersteloperatie toeslagen werkt van afdeling 2.1., voor zover hier relevant,
terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wet hersteloperatie toeslagen bepaalt voorts dat beschikkingen, onder
andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke
schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in
het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van
inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als
beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van
deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te
zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wet hersteloperatie
toeslagen.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 5 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over alle jaren voor 2019.
- Op 21 januari 2021 heeft UHT de ontvangst van dit verzoek bevestigd.
- De Commissie van Wijzen (hierna onder meer: CvW) heeft de beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 10 juni 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat er wat betreft de toeslagjaren 2005 en 2017 sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Voor de overige toeslagjaren was er geen sprake van institutionele vooringenomenheid.
- Op 1 juli heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van€ 11.216. In dit besluit staat dat er op 17 juni 2021 een bedrag van € 30.000 is toegekend. Eerst op 23 juli 2021 door UHT per beschikking aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de lichte toets in aanmerking komt voor de compensatie van € 30.000.
- Tegen de vooraankondiging heeft gemachtigde op 29 juli 2021 een bezwaarschrift ingediend.
- Bij beschikking van 28 september 2021 is belanghebbende bericht dat zij recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2005 en 2017.
- Bij beschikking van 28 september 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2001 tot en met 2004, 2006 tot en met 2016 en 2018.
- Tegen de beschikkingen van 28 september 2021 heeft gemachtigde op 9 november 2021 pro forma bezwaarschriften ingediend.
- Bij e-mailbericht van 12 september 2022 heeft gemachtigde de bezwaarschriften gemotiveerd en aangegeven dat gebleken is dat belanghebbende was geregistreerd op de FSV-lijst zodat alsnog alle beoordeelde toeslagjaren herbeoordeeld zouden moeten worden om te bezien of belanghebbende recht heeft op een tegemoetkoming Opzet/Grove Schuld (O/GS).
- De UHT heeft op 11 oktober 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 2 december 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en dat deze ook
overigens voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Gemachtigde heeft aangegeven dat enkele bedragen in de compensatieberekening onjuist of onduidelijk zijn; zo zou voor de berekening van de hoogte van het bedrag onder c het eerste verstrekte voorschot bepalend zijn en niet het voorschot dat UHT als uitgangspunt heeft genomen.
De Commissie wijst in dit verband op artikel 2.2. aanhef onder a van de Whot waaruit volgt dat UHT op juiste gronden is uitgegaan van de voorschotbeschikking vóór de eerste neerwaartse correctie als gevolg van het onderzoek in het betreffende toeslagjaar.
Ter zitting heeft de behandelend ambtenaar van UHT aan de hand van de
betreffende LIC-overzichten de door gemachtigde aangegeven onduidelijkheden
uitgelegd.
LIC-overzichten zijn opgebouwd op basis van de betalingen en verrekeningen die
feitelijk zijn verricht en derhalve zijn terug te vinden in de beschikkingen die belanghebbende heeft ontvangen en de betalingen die belanghebbende heeft verricht. De LIC-overzichten en de andere bijlagen van de schriftelijke reactie van UHT geven, ook gelet op het feit dat door belanghebbende geen andere gegevens zijn geproduceerd, de Commissie geen aanleiding om aan te nemen dat er in de compensatieberekening fouten zijn gemaakt.
Tot slot heeft gemachtigde gesteld dat de forfaitaire vergoeding van immateriële schade in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit artikel bepaalt, samengevat weergegeven, dat een ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. Volgens gemachtigde valt niet in te zien waarom vergoeding per individu kan verschillen naarmate de hoogte van het terugbetaalde of niet ontvangen bedrag verschilt. De vergoeding zou net als de schadevergoeding vanwege schending van de redelijke termijn moeten worden vastgesteld ongeacht de zwaarte of soort van het geding.
De Commissie overweegt ter zake als volgt.
Aan de gemachtigde van belanghebbende kan op zich zelf wel worden toegegeven dat binnen het forfaitaire compensatie stelsel, ten gevolge van de door de wetgever verkieslijk geachte berekeningssystematiek, er verschillen kunnen optreden in de mate waarin gedupeerden worden gecompenseerd voor door hen ondervonden leed. De Commissie roept in dit verband in herinnering dat de Whot weliswaar een forfaitair element voor immateriële schade kent, waarvoor een standaardbedrag van € 500 per 6 maanden geldt, maar dat daarnaast de mogelijkheid bestaat om de werkelijke schade (waaronder ook immateriële) vergoed te krijgen. De Whot biedt volgens de Commissie op zich zelf voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van een passende vergoeding van immateriële schade, zeker nu een maatwerkregeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de Commissie Werkelijke
Schade. Ook tegen besluiten die voortbouwen op een advies van de CWS staat voor de belanghebbende de gebruikelijke bestuursrechtelijke rechtsbescherming open. Van een schending van artikel 6, voornoemd, is volgens de Commissie dan ook geen sprake.
Advies
De Commissie adviseert om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter