Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02318

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 29 september 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 10 november 2021

Hoorzitting: 12 januari 2024

Overdracht advies aan UHT: 8 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te herroepen en een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 9 november 2021, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking ‘definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag’ van 29 september 2021 met kenmerk UHT-DC I.


Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 6 februari 2020 een verzoek om herbeoordeling gedaan van haar kinderopvangtoeslag.
  • Bij besluit van 15 december 2020 heeft UHT aan belanghebbende een eenmalige tegemoetkoming van € 750,- toegekend.
  • Bij brief van 2 april 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-VC I) verzonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 56.531,- voor de toeslagjaren 2014, 2015 en 2016.
  • Bij de beschikking van 29 september 2021 (UHT-DC I) is aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 57.930,- en is daartoe een nabetaling gedaan van € 1.399,-.
  • Tegen de beschikking van 29 september 2021 heeft gemachtigde bij brief van 9 november 2021 een bezwaarschrift ingediend.
  • Het bezwaarschrift is bij brief van 22 november 2022 aangevuld.
  • UHT heeft op 8 augustus 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 12 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de jaren 2014, 2015 en 2016 op de juiste wijze heeft berekend.


Niet tijdig beslissen
De gemachtigde heeft aangevoerd dat het zeer lang heeft geduurd voordat belanghebbende het dossier in onderhavige zaak heeft ontvangen en dat de beslistermijn ruimschoots verstreken is.


De Commissie begrijpt goed dat het voor belanghebbende onwenselijk is dat zij lang op de behandeling van haar bezwaar heeft moeten wachten. De wet biedt voor dit soort situaties de mogelijkheid om beroep in te dienen wegens niet tijdig beslissen, hetgeen belanghebbende ook heeft gedaan. De enkele termijnoverschrijding kan niet leiden tot een gegrondverklaring van het bezwaar. De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende op dit punt dan ook ongegrond.


Besluit onvoldoende gemotiveerd, onzorgvuldig
Gemachtigde heeft aangevoerd dat de beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat deze ondeugdelijk is gemotiveerd. De Commissie overweegt dat UHT de bestreden beslissing niet uitvoerig heeft toegelicht, maar dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, de uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten waarin alle verrekeningen en betalingen uiteen zijn gezet en de overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.


Compensatieberekening
Gemachtigde heeft aangevoerd dat de letters in de berekening niet overeen komen met de letters in de bij de berekening gegeven toelichting. Ook is de opgelegde bestuurlijke boete ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Omdat niet kan worden uitgesloten dat er betalingen aan de bestuurlijke boete zijn toe te rekenen, moet belanghebbende het voordeel van de twijfel krijgen en moet het volledige bedrag van de bestuurlijke boete gecompenseerd worden.


In de schriftelijke reactie heeft UHT uiteengezet dat de in de berekening ontbrekende letters niet relevant zijn voor de compensatieberekening. Belanghebbende is door het feit dat deze letters niet vermeld zijn dan ook niet in haar belang geschaad. De Commissie ziet in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd geen aanknopingspunten om daar anders over te denken. De Commissie acht het bezwaar op dit onderdeel dan ook ongegrond.

Uit het LIC-overzicht van 2015 blijkt dat de bestuurlijke boete van € 4.698,- in 2018 aan belanghebbende is opgelegd en dat deze vervolgens in 2019 in het kader van de toeslagenaffaire is kwijtgescholden. Uit het LIC-overzicht blijkt niet van betalingen of verrekeningen die op de bestuurlijke boete zijn afgeboekt, zodat de Commissie aannemelijk acht dat geen betalingen zijn gedaan in mindering op de bestuurlijke boete. De Commissie acht het bezwaar op dit onderdeel dan ook ongegrond.


Totaal terugbetaalde en verrekende KOT

Gemachtigde heeft aangegeven dat belanghebbende meer KOT heeft terugbetaald dan in de compensatieberekening is terug te zien. Dit blijkt volgens haar uit de brief van de belastingdienst/toeslagen (hierna: B/T) van 1 juli 2019 (productie 68 van het bezwaardossier).


In de schriftelijke reactie en in de uitleg LIC overzichten 2014, 2015 en 2016 (productie 67 van het bezwaardossier) is door UHT uiteengezet hoe de compensatieberekening tot stand is gekomen en welke bedragen door belanghebbende zijn terugbetaald en welke zijn verrekend. In hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de Commissie geen aanknopingspunten om aan de juistheid van die bedragen en verrekeningen te twijfelen. Uit de brief van 1 juli 2019 blijkt slechts dat met belanghebbende een betalingsregeling was afgesproken en dat een betalingsachterstand was ontstaan. Dat is onvoldoende voor de conclusie dat belanghebbende meer KOT heeft terugbetaald dan in de compensatieberekening is meegenomen. Dit bezwaaronderdeel is ongegrond.


Rente
UHT heeft in de schriftelijke reactie aangegeven dat voor de berekening van de rentevergoeding als einddatum 20 juli 2021 is gebruikt waar dit 29 september 2021 had moeten zijn. Dit zal in de beslissing op bezwaar worden aangepast. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.


Berekening immateriële schade
Belanghebbende heeft aangevoerd dat bij de berekening van de immateriële schade een onjuiste einddatum is gehanteerd. De compensatiebeschikking dateert van 29 september 2021 en als einddatum is 20 juli 2021 gehanteerd. Belanghebbende heeft daarnaast aangevoerd dat op 15 december 2015 al vooringenomen is gehandeld door B/T en dat deze datum als startdatum voor de berekening van de immateriële schade gehanteerd moet worden.


UHT heeft erkend dat de startdatum voor de berekening van de immateriële schade 15 december 2015 moet zijn. De Commissie adviseert 15 december 2015 als startdatum te hanteren bij de beslissing op bezwaar.


UHT heeft in de schriftelijke reactie erkend dat de in de compensatieberekening gehanteerde einddatum onjuist is. Dit had 29 september 2021 moeten zijn. De periode tussen 15 december 2015 en 29 september 2021 bedraagt onveranderd 12 halve jaren.


De verkeerde startdatum en de verkeerde einddatum hebben volgens UHT daarom geen invloed op de hoogte van de immateriële schadevergoeding.


De Commissie volgt UHT in dit betoog, maar constateert dat - nu in verband met de berekende rente sprake is van een (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het bezwaar - de berekening van de immateriële schadevergoeding doorloopt tot de dagtekening van het besluit op bezwaar. In zoverre zal ook tot herroeping worden geadviseerd.


Vaste vergoeding 1%
Omdat het bezwaar deels gegrond is, dient in de compensatieberekening ook component N, de aanvullende vergoeding van 1%, te worden aangepast.


Beroepsmatig verleende rechtsbijstand

Gemachtigde heeft ter zitting kenbaar gemaakt het bezwaar betreffende de vergoeding van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in te trekken.


Overige bezwaren

Gemachtigde heeft betoogd dat het feit dat het door belanghebbende ingediende bezwaar tegen de nihilstelling met betrekking tot 2014 niet inhoudelijk is behandeld ernstige gevolgen voor belanghebbende heeft gehad. Ook het feit dat belanghebbende door een administratieve fout van de gemeente op de toezichtlijst is gekomen heeft ernstige gevolgen voor belanghebbende gehad. Gemachtigde heeft daarnaast aangevoerd dat de berichten van B/T belanghebbende niet hebben bereikt omdat zij sinds medio 2015 onder bewind stond. Ook ontbreken sommige brieven in het dossier, zodat belanghebbende twijfelt of de brieven daadwerkelijk aan haar zijn verzonden.


Het betoog strekt er kennelijk toe om te onderbouwen dat belanghebbende meer schade heeft geleden dan op grond van de forfaitaire compensatieberekening reeds is vergoed. De Commissie wijst erop dat de onderhavige bezwaarschriftprocedure alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.


Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaarschrift deels gegrond is en geadviseerd zal worden het bestreden besluit gedeeltelijk te herroepen dient een proceskostenvergoeding te worden toegekend op basis van 2 punten met een wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag deels ontkennend beantwoordend, om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en om:

  • de bestreden beschikking te herroepen en voor toeslagjaren 2014, 2015 en 2016 de bedragen bij component M (rentevergoeding over gemiste KOT), component N (aanvullende vergoeding 1%) en component L (vergoeding immateriële schade) aan te passen op de door UHT in de schriftelijke reactie van 28 augustus 2023 en ter zitting aangegeven wijze;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 punten met een wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief;
  • de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter