Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02273 & BAC 2021-02717

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primaire besluiten: 18 oktober 2021 met kenmerken UHT-DC I & UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 25 oktober 2021 & 25 november 2021

Hoorzitting: 11 mei 2022

Overdracht advies aan UHT: 14 juni 2022

Samenvatting

De Commissie adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijke gegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door de UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag 2009 t/m 2011 (UHT-DC I) en de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag 2012 (UHT-DC-I A), beide van 18 oktober 2021.


Belanghebbende komt in aanmerking voor het toekennen van een
compensatievergoeding, omdat er door de Belastingdienst in de beoordeling van de
kinderopvangtoeslag fouten zijn gemaakt. Aan de belanghebbende is een
compensatievergoeding toegekend van € 32.362 over de jaren 2009, 2010 en 2011.
Het verzoek om compensatie voor het jaar 2012 is afgewezen omdat bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2012 geen fouten zijn gemaakt.

Procesverloop

Verzoek herbeoordeling
Belanghebbende heeft een verzoek gedaan tot herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). De ontvangst van dit verzoek is door de UHT op 29
januari 2021 per brief aan de belanghebbende bevestigd.


Betaling € 30.000
Bij beschikking van 10 maart 2021 heeft de UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000 en dat dit naar de
belanghebbende wordt overgemaakt. Hierbij wordt benadrukt dat zij dit bedrag nooit
hoeft terug te betalen.


Telefoongesprekken persoonlijk zaakbehandelaar

Op 28 april 2021 heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende en haar persoonlijk zaakbehandelaar. Hierin is gevraagd wat belanghebbende nog wist van de toeslagjaren 2009 tot en met 2012. Op 6 mei 2021 heeft belanghebbende telefonisch aangegeven dat zij graag een herbeoordeling wil over voornoemde jaren. Volgens haar persoonlijk zaakbehandelaar is dit niet wat belanghebbende in eerste instantie gevraagd heeft.


Commissie van Wijzen
Voor de herbeoordeling van het dossier heeft de UHT advies gevraagd aan de
Commissie van Wijzen (hierna: de CvW) over de toeslagjaren 2009 tot en met 2012. De
CvW heeft op 25 mei 2021 geoordeeld dat de compensatieregeling van artikel 49b van
de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en de
hardheidscompensatie van artikel 49 van de Awir niet van toepassing zijn voor het
toeslagjaar 2012. Voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 is de compensatieregeling wel van toepassing, aldus de CvW.


Telefoongesprek persoonlijk zaakbehandelaar (II)
Op 27 mei 2021 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende
en haar persoonlijk zaakbehandelaar, waarin aan belanghebbende is medegedeeld dat
de kinderopvangtoeslag over de periode 2009 tot en met 2012 opnieuw is beoordeeld. Aangegeven is dat belanghebbende voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 in aanmerking komt voor compensatie en dat het toeslagjaar 2012 wordt afgewezen.


Vooraankondiging
Bij brief van 5 juli 2021 heeft de UHT vastgesteld dat er bij de beoordeling van de
situatie van belanghebbende fouten zijn gemaakt en dat zij recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011. Het voorlopige compensatiebedrag bedraagt € 30.767.


Compensatiebesluit 2009-2011
Bij de definitieve beschikking van 18 oktober 2021 (kenmerk UHT-DC I) heeft de UHT
het compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 vastgesteld op
€ 32.362.


Afwijzing compensatie 2012
Bij beschikking van 18 oktober 2021 (kenmerk UHT-DC-I-A) heeft de UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat er in de situatie van belanghebbende over het
toeslagjaar 2012 geen fouten in de beoordeling van de kinderopvangtoeslag zijn
gemaakt. Van institutioneel vooringenomen handelen is volgens de UHT geen sprake.
Dit betekent dat belanghebbende voor dit toeslagjaar geen compensatie krijgt, aldus de UHT.


Pro-forma bezwaarschriften
Op 29 oktober 2021, alsmede op 25 november 2021, zijn door mr. S. Arakelyan namens belanghebbende pro forma bezwaarschriften ingediend tegen de besluiten met kenmerk UHT-DC I en UHT-DC-I-A.


Aanvullende gronden
Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 6 december 2021 de bezwaargronden
aangevuld.

Verweer
De UHT heeft op 29 maart 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de namens
belanghebbende gemaakte bezwaren.


Aanvullende stukken
Bij e-mailbericht van 9 mei 2022 heeft de gemachtigde e-mailcorrespondentie tussen
een Participatiecoach van de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Schiedam en
het KDV (Kinderdagverblijf) Pinokkio, uit december 2011, ingebracht ter motivering van het standpunt.


Hoorzitting
Op 11 mei 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) eenhoorzitting gehouden in aanwezigheid van de belanghebbende, de gemachtigde en de UHT.


Aanvullende stukken belanghebbende
Per e-mailbericht van 18 mei 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende
aanvullende stukken ingebracht ter onderbouwing van het standpunt met betrekking tot het toeslagjaar 2012.


Aanvullende schriftelijke reactie
Op 19 mei 2022 is een aanvullende schriftelijke reactie door de UHT ingebracht, waarin is ingegaan op de vragen die ter zitting aan de orde zijn gesteld. Dit document is op 23 mei 2022 aan de gemachtigde verstrekt.


Verlengen beslistermijn
De termijn voor de beslissing op bezwaar is op de hoorzitting verlengd tot 23 juni 2022.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motiveringsgebreken
Ter zitting heeft gemachtigde te kennen gegeven dat de in het bezwaarschrift
aangevoerde motiveringsgebreken voldoende door de UHT in het schriftelijke verweer
zijn ondervangen.


Rentevergoeding gemiste KOT
De Commissie overweegt dat de UHT - onder verwijzing naar de desbetreffende
wetsartikelen en berekeningen uit de aanvullende schriftelijke reactie van 19 mei 2022 – voldoende gemotiveerd heeft aangegeven op welke wijze de hoogte van de
rentevergoeding over de gemiste KOT is vastgesteld.


Vergoeding immateriële schade
De Commissie volgt de UHT dat de hoogte van de vergoeding voor de immateriële
schade dient te worden gewijzigd. Als nieuwe startdatum voor het berekenen van de
immateriële schadevergoeding dient te worden uitgegaan van de eerste aankondiging
van terugvordering, te weten 24 december 2010. Dit loopt door tot het moment van de beslissing op bezwaar.


De Commissie wijst de UHT daarnaast op de omstandigheid dat wijziging van de hoogte van de immateriële schadevergoeding eveneens gevolgen heeft voor de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal.


Toeslagjaar 2012
Voor wat betreft de stopzetting van de KOT over het toeslagjaar 2012 overweegt de
Commissie dat de mogelijkheden van belanghebbende om haar standpunt voldoende
aannemelijk te maken beperkt zijn, nu er inmiddels ruim tien jaren verstreken zijn nadat de terugvorderingen hebben plaatsgevonden. In deze procedure heeft zij van meet af aan betwist dat zij de KOT zou hebben stopgezet en aangevoerd dat er wel degelijk opvang is afgenomen in de maand januari 2012, hetgeen onder meer zou kunnen worden afgeleid uit de door belanghebbende ingebrachte e-mailcorrespondentie tussen een ambtenaar van de gemeente Schiedam en de kinderopvanginstelling uit december 2011. Daarbij heeft belanghebbende aan het begin van de maand januari 2012 niet kunnen overzien of er om stopzetting was gevraagd, dit werd pas half januari duidelijk, zo blijkt uit het dossier.


Gelet op het vorengaande, alsmede de omstandigheid dat belanghebbende zich
aantoonbaar heeft ingespannen haar standpunt te onderbouwen, adviseert de Commissie de UHT om de KOT voor de maand januari 2012 alsnog te compenseren aan de belanghebbende.


Proceskostenvergoeding
Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de
Commissie het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond acht, recht op een forfaitaire
proceskostenvergoeding. In overeenstemming met eerdere adviezen van deze Commissie adviseert de Commissie de UHT in de onderhavige procedure vier procespunten (één punt voor het indienen van het bezwaarschrift en één punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogste tarief.

    Conclusie

    Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het volgende:

    • het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
    • de kinderopvangtoeslag voor de maand januari 2012 alsnog aan de belanghebbende
      te compenseren;
    • de vergoeding voor de immateriële schade te berekenen vanaf 24 december 2010,
      zijnde de datum van de eerste aankondiging van terugvordering, tot de datum van de
      dagtekening van de beslissing van bezwaar;
    • de rente voor de gemiste KOT eveneens aan te passen tot de dagtekening van de
      beslissing op bezwaar;
    • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal aan te passen;
    • om de proceskosten van belanghebbende voor de huidige bezwaarprocedure te
      vergoeden, waarbij een wegingsfactor 2 voor elk van de twee toe te kennen
      procespunten wordt gehanteerd, tegen het hoogst geldende tarief.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter