Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02234

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 1 mei 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 7 juli 2021

Hoorzitting: 18 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 6 mei 2022

Samenvatting

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde ingediende bezwaarschrift, namens belanghebbende, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking ‘Hoe gaat het met uw aanmelding’ van 1 mei 2021 (CAP/UCF/21/093 UHT).

Procesverloop

  • Belanghebbende is niet door de zogenoemde lichte toets gekomen. Met toepassing van het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) van 18 maart 2021, Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: de Catshuisregeling) is aan hem meegedeeld dat UHT nu nog geen reden ziet om hem € 30.000,- te betalen.
  • Bij brief van 7 juli 2021 heeft gemachtigde bezwaar ingediend tegen deze beschikking. Op 10 maart 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 18 maart 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde en de belanghebbende.
  • UHT heeft op 5 april 2022 naar aanleiding van de hoorzitting een aanvullende reactie ingediend. Gemachtigde heeft op 12 april 2022 daarop gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

UHT heeft het bezwaarschrift ontvangen op 7 juli 2021. De Commissie beschouwt het bezwaarschrift als tijdig ingediend. Ook overigens voldoet het aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.


De Commissie stelt voorop en overweegt meer in het algemeen dat het kabinet in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag eind 2020 aanvullende maatregelen heeft genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000,- aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd.


Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant 2021.14691, gewijzigd bij besluit van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen, in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).


Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000,- is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.


Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de herstelregelingen).

Het geschil spitst zich toe op de vraag of UHT de lichte toets in de specifieke situatie van belanghebbende zorgvuldig en conform de toepasselijke regelgeving voornoemd heeft uitgevoerd.


De Commissie begrijpt dat belanghebbende verlangt dat zijn situatie goed wordt onderzocht. Belanghebbende is van mening dat hij wel gedupeerd is geraakt door toedoen van de dienst en dat er sprake is van vooringenomen handelen door de dienst.


Uit hetgeen UHT in haar schriftelijke reacties heeft aangevoerd en wat ter zitting is besproken volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft kunnen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000,- aan belanghebbende over te gaan. De reden daarvoor is in de bezwaarprocedure duidelijk geworden. Immers, niet is gebleken dat belanghebbende gedupeerd is door de dienst of dat er sprake is van vooringenomenheid. De kot is op nihil gesteld omdat belanghebbende niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken om informatie. Daardoor kon het recht op kot niet worden vastgesteld. Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dat zal dan in het kader van de integrale toets zijn en heeft dus geen gevolgen voor dit besluit op grond van de lichte toets.


Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies neemt de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.


De Commissie adviseert UHT tot slot om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bestreden besluit in stand te laten;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitkomst van de lichte toets en nog niet een integrale beoordeling bevat; en
  • om tot uitdrukking te brengen dat wat belanghebbende heeft aangevoerd, ertoe strekkend dat hij wel als gedupeerde zou kunnen worden aangemerkt, in het kader van die beoordeling aan de orde zal komen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter