Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02171 / BAC 2022-11972

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren. De Commissie is van mening dat UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2011 tot en met 2014 af te wijzen. De Commissie acht het bezwaaronderdeel met betrekking tot de volledigheid van het dossier als ongegrond. De Commissie heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden om aan te nemen dat niet is voldaan aan de in artikel 7:4, lid 2 Awb neergelegde verplichting alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen.  Belanghebbende heeft gesteld dat er sprake is geweest van vooringenomenheid door B/T, aangezien zij niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de beschikkingen waarmee de KOT definitief is vastgesteld. Op de hoorzitting en in de aanvullende schriftelijke reactie heeft UHT uitgelegd hoe het toetsingsinkomen voor elk toeslagjaar wordt vastgesteld. De Commissie is van mening dat niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning van de KOT over de desbetreffende jaren sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de B/T. Daarnaast oordeelt de Commissie dat er geen aanleiding is om te concluderen dat de vermelding op de FSV-lijst nadelige gevolgen heeft gehad voor belanghebbende.

Advies