Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-02045 BAC 2022-09809

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC 1

Ontvangst bezwaarschrift: 15 september 2021 en 16 augustus 2022

Hoorzitting: 16 augustus 2023

Overdracht advies aan UHT: 6 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

De door [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de vooraankondiging van UHT van 30 juli 2021 (UHT-VC 1) inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een uitkering van € 30.000 en tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 1 augustus 2022
(UHT-DC 1) betreffende de herbeoordeling van berekeningsjaar 2011.

De beschikking van 1 augustus 2022 (UHT-DC I) is gebaseerd op het Besluit
Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 8 september 2020
(Staatscourant 2020, 45904).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433).

Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag,
waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel
9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug
tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in 1 het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikking van 1 augustus 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 2 december 2019 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag voor berekeningsjaren 2008 t/m 2011 (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 1 mei 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij op basis van de eerste toets (nog) geen recht heeft op een betaling van€ 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) (officiële benaming: Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen) heeft op 5 juli 2021
    geoordeeld dat gedurende de berekeningsjaren 2008, 2009 en 2010 geen sprake
    is geweest van institutioneel vooringenomen handelen en dat voor toepassing van
    de hardheidscompensatie geen reden is voor de periode 4 juni 2008 tot en met 31
    december 2008 en berekeningsjaren 2009 en 2010.
  • Bij beschikking van 30 juli 2021 (UHT-DHS A en UHT-DC-I A) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen recht op tegemoetkoming en compensatie heeft voor berekeningsjaren 2009 en 2010.
  • Bij vooraankondigingen van 30 juli 2021 (UHT-VHR en UHT-VC I) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij recht heeft op compensatie van € 30.303
    voor berekeningsjaren 2008 (UHT-VHR) en 2011 (UHT-VC I).
  • Bij brief, ontvangen 15 september 2021, heeft (hierna: gemachtigde) tegen de vooraankondiging met kenmerk UHT-VC I een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij beschikkingen van 1 augustus 2022 (UHT-DHR en UHT-DC I) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij recht heeft op compensatie van € 32.273
    heeft voor berekeningsjaren 2008 (UHT-DHR) en 2011 (UHT-DC I).
  • Bij brief, ontvangen 16 augustus 2022, heeft gemachtigde tegen de beschikking
    met kenmerk UHT-DC I een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij brief, ontvangen 13 oktober 2022, heeft gemachtigde aanvullende gronden
    ingediend.
  • Bij e-mailbericht van 16 mei 2023 is het hersteldossier digitaal aan gemachtigde
    gestuurd.
  • Op 16 augustus 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Tijdens de hoorzitting is het hersteldossier in kopie overgelegd aan gemachtigde
    en is afgesproken dat belanghebbende en haar gemachtigde een nadere reactie
    kunnen indienen en dat UHT hierop kan reageren.
  • Bij e-mailbericht van 22 augustus 2023 is het hersteldossier digitaal aan gemachtigde gestuurd.
  • Bij brief, ontvangen 12 september 2023, heeft gemachtigde een aanvullende
    reactie ingediend.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende maakt bezwaar tegen de vooraankondiging en de beschikking waarin
compensatie wordt toegekend voor berekeningsjaren 2008 en 2011. Belanghebbende
heeft ook gronden aangevoerd tegen de beschikking van 30 juli 2021 waarin – voor
berekeningsjaren 2008 ( 4 juni tot en met 31 december), 2009 en 2010 – geen
compensatie wordt toegekend.

UHT heeft ervoor gekozen om volgend op het verzoek van belanghebbende ten aanzien van verschillende jaren afzonderlijke beschikkingen te nemen: eerst over 2009 en 2010 en daarna over 2008 en 2011. De Commissie stelt vast dat belanghebbende formeel alleen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 1 augustus 2022 dat ziet op de berekeningsjaar 2011. Het verzoek om compensatie is toegewezen voor dat jaar. De nadere gronden zien evenwel mede op de besluiten van 30 juli 2021 en 1 augustus 2022 die de toegekende compensatie over de berekeningsjaar 2008 en de afwijzingen over berekeningsjaren 2009 en 2010 betreffen. De Commissie adviseert UHT om in haar beslissing op bezwaar in te gaan op alle gronden, ook waar zij betrekking hebben op aanvullende besluiten. Het bezwaar van belanghebbende is klaarblijkelijk ook hiertegen gericht nu de aangevoerde klachten gelet op hun inhoud ook hierop betrekking hebben. De Commissie zal om deze reden ook adviseren voor zover de bezwaargronden zien op de besluiten van 30 juli 2021 en het besluit van 1 augustus 2022.

Voor berekeningsjaren 2008 (4 juni tot en met 31 december), 2009 en 2010 heeft
belanghebbende in haar nadere gronden uiteengezet waarom zij vindt dat zij wél
aanspraak heeft op compensatie. In deze nadere gronden heeft belanghebbende ook
aangevoerd dat de aangevallen beslissing niet deugdelijk is gemotiveerd. Belanghebbende heeft aangegeven dat de handelwijze van B/T niet evenredig was en
niet overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook heeft
belanghebbende aangevoerd dat zij op basis van de compensatieregeling in de Wht
aanspraak heeft op vergoeding van kosten voor kinderopvang nadat de KOT was
stopgezet en een ouder geen nieuwe KOT meer durfde aan te vragen. Tenslotte heeft
belanghebbende aangevoerd dat zij ernstige medische klachten opgelopen heeft door de handelwijze van B/T. Zij stelt dat zij hierdoor ernstig belemmerd is in haar leven. Ook geeft belanghebbende aan dat zij onherstelbare schade opgelopen heeft. Hiervoor wenst zij te worden gecompenseerd. De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing. De Commissie is van mening dat dit het geval is. Dat legt de Commissie hierna uit.

Motivering besluiten

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Weliswaar heeft UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht, dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. Dit deel van het bezwaar treft geen doel.

Institutionele vooringenomenheid

De Commissie overweegt als volgt. In het geval van belanghebbende heeft voor
berekeningsjaar 2008 een neerwaartse bijstelling KOT plaatsgevonden. Deze bijstelling
hield verband met het niet vermelden van opvanggegevens over periode 1 januari tot en met 3 juni 2008 in de jaaropgave van de kinderopvanginstelling. Hiervoor heeft
belanghebbende een compensatie ontvangen op basis van hardheid. In berekeningsjaar 2009 heeft geen neerwaartse bijstelling en/ of nihil stelling van KOT plaatsgevonden. Het recht op KOT voor berekeningsjaar 2010 is neerwaarts herzien als gevolg van een wijziging in het aantal opvanguren door belanghebbende. Dit deel van het bezwaar treft geen doel.

Hardheid

De Commissie overweegt dat niet is gebleken dat sprake is geweest van hardheid door
B/T in de periode 4 juni tot en met 31 december2008. Hiernaast stelt de Commissie vast dat belanghebbende voor 2008 een compensatie op basis van hardheid heeft ontvangen. Evenmin is het de Commissie gebleken dat sprake is geweest van hardheid in berekeningsjaren 2009 en 2010. Belanghebbende heeft hierover ook niets naders
aangevoerd. Dit deel van het bezwaar treft geen doel.

Werkelijke schade

Belanghebbende voert aan dat zij medische gevolgen heeft ondervonden van het handelen van de B/T. De Commissie overweegt dat deze bezwaarschriftprocedure alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de
vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie
aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (hierna: CWS) bestemd (artikel 2.1 lid
3 Wht). De Commissie overweegt dat UHT dit standpunt aan dient te merken als een
verzoek om toekenning van aanvullende schadevergoeding werkelijke schade. UHT kan dit verzoek namens belanghebbende voorleggen aan CWS.

Vergoeding immateriële schade

UHT heeft de berekening van immateriële schade gebaseerd op het tijdsverloop tussen 4 mei 2010 en 27 juli 2022 (24,5 maanden). In haar verweerschrift heeft UHT gesteld dat de definitieve compensatiebeschikking op 1 augustus 2022 is gedateerd. De periode waarover belanghebbende de vergoeding ontvangt eindigt op deze datum en niet op 27 juli 2022. UHT stelt zich op het standpunt dat de vergoeding voor immateriële schade in haar primaire besluit onjuist is berekend omdat de periode 27 juli 2022 t/m 1 augustus 2022 hierin niet is verdisconteerd. De Commissie overweegt dat wijziging van einddatum van de periode van compensatie geen invloed heeft op de hoogte van de te compenseren immateriële schade. Ook als wordt uitgegaan van 1 augustus 2022 blijft de termijn 24,5 maanden. In zoverre ontbreekt een reden om de vergoeding immateriële schade te wijzigen. Belanghebbende heeft op dit onderdeel geen gronden aangevoerd.

Wijziging rentevergoeding en aanvullende vergoeding

UHT heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat de rentevergoeding en de aanvullende vergoeding dienen te worden gewijzigd omdat de einddatum van de periode van compensatie van immateriële schade wijzigt.

Uit het voorgaande volgt dat er evenmin aanleiding is om de rentevergoeding over
gemiste KOT en de aanvullende vergoeding van 1 % opnieuw te berekenen.

Proceskosten

Nu de bezwaren naar de mening van de Commissie ongegrond zijn, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure af te wijzen.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren omdat ten aanzien van de jaren 2008, 2009 en 2010 niet is gebleken van een
institutioneel vooringenomen handelwijze, hardheid (jaren 2008 -periode 4 juni t/m 31 december, 2009 en 2010) of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter