BAC 2021-01961
Publicatiedatum 01-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 15 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 26 juli 2021
Hoorzitting: 30 november 2022
Overdracht advies aan UHT: 24 februari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren. De Commissie adviseert UHT om per CAF(-vergelijkbaar) en individueel onderzoek een vergoeding voor immateriële schade toe te kennen tot de datum van de beslissing op bezwaar; de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar; de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen, alsmede de proceskosten te vergoeden.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde), namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 15 juni 2021 (UHT-DC I).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2005, 2007 en 2008 een compensatie toegekend omdat er bij de beoordeling van haar situatie over die toeslagjaren fouten zijn gemaakt.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). De bestreden beschikking van 15 juni 2021 wordt daarom
geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
Aan belanghebbende is een hardheidstegemoetkoming toegekend voor de toeslagjaren 2009 en 2010 (bij besluit van 8 september 2022).
Het totale bedrag aan compensatie en tegemoetkoming is € 119.675. Voor de toeslagjaren 2006 en 2011 tot en met 2016 is het verzoek om compensatie of
tegemoetkoming afgewezen (bij besluit van 6 juli 2022).
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 20 mei 2020 verzocht om een herbeoordeling van de
kot over de jaren 2005 tot en met 2016. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 14 december 2020 geoordeeld dat gedurende de jaren 2006 en 2009 tot en met 2016 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Wel dient voor de jaren 2009 en 2010 de
hardheidsregeling te worden toegepast. - Bij brief van 19 januari 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging
van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Dit betreft de toeslagjaren 2005, 2007 en 2008. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 64.399. - Bij beschikking van 15 juni 2021 is aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2005, 2007 en 2008 een definitieve compensatie van € 68.875 toegekend. In de schriftelijke reactie staat vermeld dat er een foutief bedrag in de beschikking
staat; het juiste bedrag is € 73.875. - Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde op 22 juli 2021 een pro forma
bezwaarschrift ingediend. - Bij beschikking van 6 juli 2022 is aan belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2006 en 2011 tot en met 2016.
- Op 10 augustus 2022 heeft gemachtigde het bezwaarschrift aangevuld met gronden.
- UHT heeft op 17 oktober 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Bij een tweetal beschikkingen van 8 september 2022, met kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR, is aan belanghebbende voor respectievelijk de toeslagjaren 2005, 2007 en 2008 een definitieve compensatie wegens vooringenomenheid en voor de toeslagjaren 2009 en 2010 op basis van de hardheidsregeling, een bedrag van
€ 119.675 toegekend. - Op 30 november 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit
advies. - Naar aanleiding van de afspraken die gemaakt zijn op de hoorzitting heeft UHT na
de hoorzitting op 22 december 2022 een aanvullende schriftelijke reactie overgelegd. - Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 16 januari 2023 hierop gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Waar richt het bezwaar zich tegen?
UHT heeft ervoor gekozen om naar aanleiding van het verzoek van belanghebbende tot herbeoordeling van haar kot aanspraken, over verschillende jaren afzonderlijke
beschikkingen te nemen: eerst over 2005, 2007 en 2008 en daarna over 2006 en 2011
tot en met 2016 en vervolgens over 2009 en 2010. De Commissie stelt vast dat
belanghebbende formeel alleen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 15 juni
2021 dat ziet op de toeslagjaren 2005, 2007 en 2008. Aan belanghebbende is voor deze jaren compensatie toegekend. De nadere gronden van het bezwaar van de gemachtigde hebben echter ook betrekking op het besluit van 6 juli 2022, dat de afwijzing van compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2006 en 2011 tot en met 2016 betreft, en de besluiten van 8 september 2022. Een besluit van 8 september 2022 betreft een aanvulling op het besluit van 15 juni 2021 over de jaren 2005, 2007 en 2008. Het andere besluit van 8 september 2022 betreft een tegemoetkoming op grond van de hardheidsregeling voor de toeslagjaren 2009 en 2010. De Commissie adviseert UHT om in haar beslissing op bezwaar in te gaan op alle gronden, ook waar zij betrekking hebben op aanvullende besluiten. Het bezwaar van belanghebbende moet ook geacht worden hiertegen te zijn gericht. De Commissie zal om deze reden ook adviseren voor zover de bezwaargronden zien op het besluit van 6 juli 2022 en de besluiten van 8 september 2022.
Vergoeding voor immateriële schade
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade is een vergoeding voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren, omdat het lang heeft geduurd totdat de compensatie definitief werd berekend.
In haar aanvullende schriftelijke reactie heeft UHT vermeld dat op 26 november 2007 de eerste neerwaartse correctie van kot heeft plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot een
nihil stelling. UHT neemt het standpunt in dat de immateriële schade vanaf 26 november 2007 wordt berekend tot aan de beslissing op bezwaar.
De Commissie ziet geen aanleiding om een andere start- of einddatum te adviseren. De Commissie merkt op dat het toegekende bedrag aan immateriële schadevergoeding gelet op de hoogte ervan al lijkt uit te gaan van ingangsdatum 26 november 2007 (zie ook productie 65).
De Commissie leidt net als gemachtigde uit de beoordelingsformulieren of dat
belanghebbende betrokken is geweest bij 2 verschillende onderzoeken; het CAF-Tonga
onderzoek in 2005 en 2007 en een individueel onderzoek in 2008. De Commissie zal UHT daarom adviseren voor beide onderzoeken een vergoeding voor immateriële schade toe te kennen en deze te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.
Onvolledig dossier
Belanghebbende is na haar bezwaar door UHT in kennis gesteld van alle gegevens die in het kader van de bezwaarprocedure relevant zijn. Belanghebbende heeft na de
hoorzitting gelegenheid gehad om nieuwe gegevens in het geding te brengen en te
reageren op gegevens die UHT in het geding heeft gebracht. Dat sprake is van een
motiveringsgebrek volgt de Commissie daarom niet.
De Commissie betreurt wel dat belanghebbende haar persoonlijk dossier nog niet heeft ontvangen. Het bezwaardossier bevat echter de relevante gegevens voor de
bezwaarprocedure.
Bezwaar inzake de jaren 2006, 2009 en 2010
Uit de door UHT en belanghebbende verstrekte gegevens volgt niet dat belanghebbende in 2006 kinderopvang heeft genoten. UHT stelt zich daarom terecht op het standpunt dat sprake is van evident geen recht op kinderopvangtoeslag, en daarmee evenmin op compensatie. Het bezwaar dat over het toeslagjaar 2006 ook fouten zijn gemaakt en dat belanghebbende recht heeft op compensatie over dit jaar, slaagt daarom niet. Voor de jaren 2009 en 2010 heeft UHT erkend dat er fouten zijn gemaakt. Belanghebbende is daarvoor gecompenseerd op basis van de destijds geldende hardheidsregeling.
Bedrag van € 5.000
De vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag maakt melding van betaling van een voorschot van € 5.000 dat als eerste betaling wordt genoemd in de
compensatiebeschikking. Vooralsnog gaat de Commissie ervan uit dat dit daadwerkelijk een voorschot betreft en geen noodvoorziening als bedoeld in het Besluit noodvoorziening toeslagen. Mocht dit anders zijn, dan adviseert de Commissie UHT om dit bedrag met inachtneming van paragraaf 2.2 van het Besluit noodvoorziening toeslagen niet op de compensatie in mindering te brengen.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie (deels) gegrond is, adviseert de
Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor 2).
Advies
Gelet het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- per CAF(-vergelijkbaar) en individueel onderzoek een vergoeding voor immateriële schade toe te kennen vanaf het eerste neerwaartse correctiebesluit tot de datum van de beslissing op bezwaar;
- de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;
- een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor twee.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter