Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-01910

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 15 juni 2021 met kenmerk UHT-DC en 12 juli 2021 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 29 juli 2021

Overdracht advies aan UHT: 29 maart 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 15 juni 2021 (kenmerk: UHT-DC). In deze beschikking is aan belanghebbende (alleen) compensatie toegekend over het toeslagjaar 2009.

Het bezwaar wordt ex artikel 6:19 Awb geacht mede te zijn gericht tegen de Definitieve
beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 12 juli 2021 (kenmerk:
UHT-DC-I A) waarin aan belanghebbende bericht is dat hij niet in aanmerking komt
voor compensatie KOT over 2010.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende over 2009 wel en over 2010 geen compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1 Wht, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikking van 15 juni 2021 en 12 juli
2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 29 mei 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2009 en 2010.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 29 januari 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat over toeslagjaar 2010 geen sprake is geweest van institutionele
    vooringenomenheid.
  • Bij beschikking van 15 juni 2021 (UHT-DC) is belanghebbende bericht dat hij wel recht heeft op compensatie KOT voor het jaar 2009.
  • Bij beschikking van 12 juli 2021 (UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht dat hij
    geen recht heeft op compensatie KOT voor het jaar 2010.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 26 juli 2021, ingekomen op 29 juli 2021, tegen dit
    besluit een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 14 december 2021, ingekomen
    op 14 december 2021, heeft gemachtigde nadere gronden van bezwaar aangevoerd.
  • Op 1 november 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
  • Gemachtigde heeft op 13 maart 2023 aan de Commissie geschreven dat
    belanghebbende afstand doet van het recht om te worden gehoord in de
    bezwaarprocedure, zodat de hoorzitting geen doorgang hoeft te vinden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende stelt dat juist vanwege alle problemen die voortkwamen uit de stopzetting KOT 2009 door B/T hij feitelijk gedwongen was de KOT 2010 zelf stop te
zetten. Hij geeft aan hiervoor te hebben gekozen om erger te voorkomen. Als hij dat niet had gedaan waren de schulden/problemen nog veel groter geworden. Het stopzetten is, aldus belanghebbende, het gevolg van het handelen/nalaten van B/T. Reden om ook over het toeslagjaar 2010 compensatie te bieden.

Om over bepaalde jaren voor compensatie in aanmerking te komen, dient men die jaren KOT te hebben aangevraagd en schade te hebben geleden. Dat blijkt uit artikel 2.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht).

Vaststaat dat belanghebbende op 23 december 2009 de KOT heeft stopgezet met ingang van 1 januari 2010. De Belastingdienst/Toeslagen heeft daarom op 7 januari 2010 het (op 5 december 2009 toegekende) voorschot KOT 2010 alweer op nul gezet.

Door belanghebbende is niet weersproken dat er in 2010 geen sprake is geweest van
kinderopvang(toeslag). Ook het verweer van UHT dat er geen voorschotten zijn verstrekt en dat er ook geen sprake van terugbetalingen over 2010, is door belanghebbende niet bestreden.

Uit de stukken (producties 16 e.v.) blijkt verder dat de beslissing van de B/T tot
nihil stelling KOT 2009 plaatsvond op 28 augustus 2012, na de stopzetting door
belanghebbende van de KOT 2010 op 23 december 2009. Derhalve adviseert de
Commissie UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Indien belanghebbende van mening is dat het gemis aan KOT over 2010 het gevolg is
van het feit dat hij over 2009 door Belastingdienst/Toeslagen vooringenomen is
behandeld, kan hij een verzoek om schadevergoeding indienen bij UHT die vervolgens de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (CWS) daarover zal
raadplegen.

Uit het bezwaar van belanghebbende blijkt dat belanghebbende al een verzoek tot
vergoeding van aanvullende werkelijke schade heeft ingediend bij de CWS.

Advies

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren omdat ten aanzien van het jaar 2010 geen aanspraak bestond op KOT, zodat op grond
van artikel 2.1 Wht geen aanspraak op compensatie bestaat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter