BAC 2021-01904
Publicatiedatum 10-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 8 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 4 augustus 2021
Hoorzitting: 23 juni 2022
Overdracht advies aan UHT: 28 juli 2022
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde ingediende bezwaarschrift d.d. 3 augustus 2021, namens belanghebbende, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 8 juli 2021.
Aan belanghebbende is bij beschikking van 8 juli 2021 op grond van de Compensatieregeling een compensatiebedrag van € 38.517 toegekend over de toeslagjaren 2009, 2010 en 2011, omdat de Belastingdienst in de beoordeling van de kinderopvangtoeslag voor die jaren fouten heeft gemaakt.
Procesverloop
- Op 10 februari 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor een herbeoordeling kinderopvangtoeslag (hierna KOT);
- Op 13 mei 2021 ontvangt belanghebbende de Vooraankondiging van de compensatie KOT ( € 38.357) voor de jaren 2009 t/m 2011;
- Op 8 juli 2021 heeft belanghebbende een definitieve compensatiebeschikking ontvangen (€ 38.517)
- Op 9 juli 2021 is aan belanghebbende een compensatie (€ 3.979) toegekend vanwege de onterechte kwalificatie Opzet/ Grove Schuld;
- Op 31 mei 2021 heeft de gemachtigde naar aanleiding van de Vooraankondiging een zienswijze ingediend;
- Op 3 augustus 2021 heeft de gemachtigde een bezwaarschrift ingediend tegen de definitieve beschikking van 8 juli 2021;
- Op 24 maart 2022 heeft de UHT een schriftelijke reactie ingediend;
- De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) heeft het bezwaar ter zitting behandeld op 23 juni 2022 in aanwezigheid van de belanghebbende, de gemachtigde en vertegenwoordiger namens de UHT;
- De termijn voor de beslissing op bezwaar is met instemming van de gemachtigde verlengd tot en met 1 augustus 2022.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Catshuisregeling
Om een zo groot mogelijke groep door ongekend onrecht gedupeerde ouders zo snel mogelijk recht te kunnen doen, heeft het kabinet - onder andere- gekozen voor het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek om herstel hebben ingediend. Zij komen daarvoor, na een aanvankelijk lichte toets, in aanmerking (de zogenaamde Catshuisregeling). Indien gedupeerde ouders menen dat zij naast dit bedrag van € 30.000 in aanmerking komen voor een vergoeding voor hogere en werkelijk geleden schade, staat de weg open naar de CWS.
Aangevoerd is dat deze Catshuisregeling zich als zodanig, in abstracto, niet zou verenigen met het evenredigheidsbeginsel in samenhang met het gelijkheidsbeginsel. Deze rechtsbeginselen verzetten zich tegen een regeling die niet uitgaat van maatwerk. Hierdoor is er onvoldoende erkenning van de individuele situatie van de ouder. Het doel (het belang) van snelle, ruimhartige tegemoetkoming van een grote groep gedupeerde ouders weegt niet tegen op.
Hoewel de Commissie onderkent dat de Catshuisregeling in individuele gevallen ongelijk kan uitwerken, meent zij toch dat het kabinet - gelet op de voordelen van een dergelijke lumpsumregeling - deze bestuurlijke keuze heeft kunnen maken. Het samenstel van regelingen leidt naar haar oordeel niet per definitie tot een onaanvaardbaar of overwegend onevenwichtige uitkomst. Van belang hierbij is bovendien dat alle daadwerkelijke materiële en immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt en in alle fases van toekenning in rechtsbescherming wordt voorzien. Daarbij merkt de Commissie op dat het verzoek om aanvullende schadevergoeding intussen aanhangig is bij de CWS.
Vergoeding immateriële schade
De Commissie heeft evenals de UHT vastgesteld dat bij de berekening van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade, dient te worden uitgegaan van 24 december 2010 als startdatum, namelijk de datum van de beschikking waarin de eerste nihilstelling wordt aangekondigd – tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert de UHT de hoogte van de immateriële schadevergoeding aan te passen in de beslissing op bezwaar.
Aanvullende vergoeding
De Commissie onderschrijft het voornemen van de UHT om de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal bij te stellen.
Vergoeding proceskosten
Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de Commissie het bezwaar gegrond acht, recht op een forfaitaire proceskostenvergoeding. De Commissie adviseert de UHT in de onderhavige procedure vier procespunten (één punt voor het indienen van het bezwaarschrift en één punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogste tarief.
Conclusie
De Commissie acht het bezwaar gedeeltelijk gegrond en gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT de compensatieberekening aan te passen op de volgende punten:
- de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 24 december 2010 tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal aan te passen.
Voorts adviseert de Commissie om voor de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure een vergoeding toe te kennen van twee procespunten met een wegingsfactor twee, tegen het hoogste tarief.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter