Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-01886

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I en 5 april 2021 met kenmerk UHT-DC-I A

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 15 april 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om een beslissing op bezwaar te nemen conform de schriftelijke reactie van 3 oktober 2023.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 25 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I en wordt door UHT geacht ook te zijn gericht tegen de Definitieve beschikking afwijzing compensatie KOT van 5 april 2021 met kenmerk UHT-DC-I A.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de jaren 2008, 2012, 2013 en 2014 een compensatie toegekend van € 77.389,-. Voor de jaren 2006, 2007 en 2009 tot en met 2011 is géén compensatie aan belanghebbende toegekend.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 4 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2006 tot en met 2014.
  • Bij beschikking van 5 april 2021 heeft UHT aan belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2006, 2007 en 2009 tot en met 2011.
  • Bij beschikking van 25 maart 2021 heeft UHT een definitieve compensatie aan belanghebbende toegekend van €77.389,- voor de jaren 2008, 2012, 2013 en 2014.
  • Daartegen heeft gemachtigde bij brief van 28 april 2021, ingekomen op 30 april 2021, een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 8 april 2022 aangevuld met gronden.
  • UHT heeft op 3 oktober 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
  • Bij e-mailbericht van 11 januari 2024 is namens belanghebbende meegedeeld dat zij graag spoedig een beslissing op bezwaar wenst. Zij ziet af van een hoorzitting en een advies van de Commissie gelet op de inhoud van het dossier en de schriftelijke reactie.
  • Het bezwaarschrift is behandeld door de Commissie. De Commissie komt tot het volgende oordeel en advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie stelt vast dat belanghebbende blijkens haar bericht van 11 januari 2024 afziet van het recht om te worden gehoord en dat zij tevens afziet van een inhoudelijk advies van de Commissie. Belanghebbende verzoekt UHT om een beslissing op haar bezwaar te nemen conform de schriftelijke reactie van UHT van 3 oktober 2023.

Conclusie

Bij deze stand van zaken adviseert de Commissie UHT om een beslissing op bezwaar te nemen conform de schriftelijke reactie van 3 oktober 2023.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter