BAC 2021-01619
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 11 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 27 augustus 2021
Hoorzitting: 17 november 2022
Overdracht advies aan UHT: 24 november 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het
bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen 'Definitieve beschikking afwijzing compensatie Kinderopvangtoeslag' van 11 augustus 2021, met kenmerk UHT-DC-I A.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 17 februari 2021 bij UHT een verzoek tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag ingediend over de jaren 2010 en 2011.
- Bij brief van 26 februari 2021 heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat zij de
melding van de herbeoordeling kinderopvangtoeslag in goede orde heeft ontvangen. - De Commissie van Wijzen heeft op 29 juli 2021 geoordeeld dat de compensatieregeling niet van toepassing is over de jaren 2010 en 2011 en dat er
ook geen reden is voor een hardheidscompensatie. - Bij beschikking van 11 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT beslist
dat de Belastingdienst/Toeslagen geen fouten heeft gemaakt in de beoordeling
van de kinderopvangtoeslag over 2010 en 2011 en heeft het verzoek om
compensatie afgewezen. - Op 24 augustus 2021 heeft gemachtigde een pro forma bezwaarschrift ingediend
tegen de beschikking van UHT d.d. 11 augustus 2021. - De ontvangst van het bezwaar is door de Commissie op 15 september 2021
bevestigd. De Commissie heeft belanghebbende tevens bericht de stukken van
het bezwaardossier te hebben opgevraagd bij UHT. - Op 3 februari 2022 heeft gemachtigde een ingebrekestelling gestuurd aan UHT wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
- Op 8 juli 2022 heeft UHT bevestigd een dwangsom van € 1.442 uit te keren.
- Op 3 maart 2022 heeft gemachtigde een ingebrekestelling gestuurd aan UHT wegens het uitblijven van een beoordeling van de Kinderopvangtoeslag.
- Op 8 juli 2022 heeft UHT voormelde (tweede) ingebrekestelling afgewezen met
verwijzing naar het reeds genomen besluit van 11 augustus 2021. - Op 7 september 2022 heeft de Commissie de onderliggende stukken van de
beschikking van UHT aan gemachtigde gestuurd en een termijn gesteld van 2 weken voor het aanvoeren van (aanvullende) bezwaargronden. - Op 7 september 2022 heeft gemachtigde een aanvullend bezwaarschift ingediend.
- Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam in de zaak bepaald dat UHT – op straffe van een dwangsom van € 100 per dag – binnen 4 weken na 6 oktober 2022 dient te beslissen op bezwaar.
- Op 6 oktober 2022 heeft de UHT een schriftelijke reactie opgesteld.
- Op 17 november 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde, belanghebbende en haar tolk en UHT. Een
verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd. - Op 22 november 2022 heeft UHT per e-mailbericht aanvullende informatie
verstrekt aan de Commissie. - Op 23 november 2022 heeft UHT per e-mailbericht een aangepaste Landelijk
Incasso (hierna: LIC)-overzicht over het jaar 2010 toegezonden aan de Commissie. - De Commissie heeft op 23 november 2022 het e-mailbericht van UHT d.d. 22 november 2022 en het LIC-overzicht over 2010 d.d. 23 november 2022 doorgestuurd naar de gemachtigde van belanghebbende ter kennisneming.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd:
- 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
- 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
- 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
- Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (Besluit proceskosten);
- Wet Hersteloperatie Toeslagen;
- Kamerstukken, 2019-2020, 35468, nr. 3.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Bezwaar
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om een
hardheidstegemoetkoming of te wijzen.
Geen gebruik kinderopvang
De Commissie overweegt dat uit de stukken blijkt dat belanghebbende nooit gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang voor haar kinderen. Daardoor heeft belanghebbende evident geen recht op Kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
Hoewel er door belanghebbende geen gebruik is gemaakt van kinderopvang is er wel
KOT aangevraagd op naam van belanghebbende en is de toegekende KOT over de jaren 2010 en 2011 overgemaakt naar de bij de Belastingdienst/Toeslagen opgegeven
rekeningnummers.
Bijzondere omstandigheid artikel 49 lid 3 onderdeel b Awir
Belanghebbende stelt dat een (onbekende) derde persoon zonder haar medeweten de
KOT op haar naam heeft aangevraagd en dat de toegekende KOT nooit aan haar ten
goede is gekomen. De Commissie overweegt dat vaststaat dat belanghebbende een derde persoon gebruik heeft laten maken van haar persoonlijke elektronische identiteitsgegevens (DigiD). Deze derde persoon is volgens de gemachtigde, nadat belanghebbende met haar DigiD was ingelogd op haar laptop, op deze laptop in aanwezigheid van belanghebbende aan het werk gegaan. De Commissie is van oordeel dat belanghebbende of zij nu een derde toegang heeft verleend tot haar DigiD-gegevens of dat zij zelf in aanwezigheid van die derde met haar DigiD heeft ingelogd, ten alien tijde verantwoordelijk is en blijft voor haar DigiD inclusief eventueel gebruik daarvan door derden. Van omstandigheden die tot het oordeel moeten leiden dat dit gebruik onder dwang of anderszins tegen haar wil plaatsvond is niet gebleken.
Rekeningnummers
Belanghebbende betwist dat de Kinderopvangtoeslag aan haar ten goede is gekomen. Zij stelt in armoede te hebben geleefd, vanwege de verrekeningen van de KOT 2010 en
2011 met andere toeslagen.
De Commissie merkt op dat uit de voorschotbeschikking d.d. 5 augustus 2010 blijkt dat het voorschot over 2010 van € 11.830 in maandelijkse termijnen zou worden
overgemaakt naar [rekeningnummer]. Uit de door belanghebbende overgelegde stukken blijkt dat het rekeningnummer ten name staat van belanghebbende. Op 24 september 2010 volgt een voorschotbeschikking naar aanleiding van een wijziging in de gegevens van belanghebbende. Hieruit blijkt dat het voorschot over 2010 is gewijzigd naar een bedrag van € 20.755. Het valt de Commissie op dat in de beschikking d.d. 24 september 2010 een ander rekeningnummer staat vermeld. Voorts blijkt uit het Landelijk Incasso overzicht 2010 dat het eerste voorschot Kinderopvangtoeslag is uitbetaald op het ene rekeningnummer en de opeenvolgende uitbetalingen zijn uitbetaald op het andere rekeningnummer.
De Commissie leidt uit de aanvullende reactie van UHT d.d. 22 november 2022 en het
LIC-overzicht 2010 (ontvangen d.d. 23 november 2022) of dat het rekeningnummer
waarop de eerste voorschot Kinderopvangtoeslag 2010 is uitbetaald, toebehoort aan volgens UHT vermoedelijk de broer van belanghebbende en dat het andere rekeningnummer op naam stond van belanghebbende. Het burgerservicenummer (bsn) dat is gekoppeld aan het rekeningnummer komt overeen met het bsn van belanghebbende. Bovendien blijkt uit de aanvullende informatie van UHT d.d. 23 november dat de persoon, vermoedelijk de broer van belanghebbende, per 23 november 2010 woonachtig was op het adres van belanghebbende.
Volgens de Commissie heeft belanghebbende onvoldoende aannemelijk gemaakt dat
sprake is geweest van fraude door een derde, dan wel dat sprake zou kunnen zijn van
een bijzondere omstandigheid. Gelet op het bovengenoemde kan de Commissie niet
anders concluderen dan dat belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de
kinderopvang en de KOT onterecht ten goede is gekomen aan belanghebbende. De
Commissie is van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen de Kinderopvangtoeslag
terecht heeft teruggevorderd en dat er geen reden is voor toepassing van de
hardheidstegemoetkoming. De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende tegen de bestreden beschikking ongegrond.
Advies
De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter