BAC 2021-01568; BAC 2022-12022
Publicatiedatum 17-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: de bezwaarschriften van [belanghebbende]
Primaire besluiten:
- 11 mei 2021 met kenmerk UHT CHR GU
- 16 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU
- 26 september 2022 met kenmerk UHT-DC-I A
- 26 september 2022 met kenmerk UHT-DH A
Ontvangst bezwaarschriften:
- 12 juli 2021 en 17 januari 2022 (UHT CHR GU)
- 1 november 2022 (UHT-DC-I A en UHT-DH A)
Hoorzitting: 1 maart 2024
Overdracht advies aan UHT: 22 maart 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) en [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften d.d. 12 juli 2021 en d.d. 17 januari 2022 zijn gericht tegen de beschikkingen d.d. 11 mei 2021 en 16 december 2021 (UHT CHR GU) waarin hem is meegedeeld dat hij geen recht heeft op betaling van € 30.000 na een lichte toets.
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 1 november 2022 is gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 26 september 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH A, waarin belanghebbende wordt meegedeeld dat zijn verzoek om herbeoordeling wordt afgewezen en dat hij geen recht heeft op compensatie.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 11 februari 2021 een verzoek om herbeoordeling gedaan van zijn kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor toeslagjaren 2018 tot en met 2021. In het kader van de herbeoordeling is afgesproken de herbeoordeling te beperken tot de jaren 2018 en 2019.
- Bij beschikking van 11 mei 2021 (met kenmerk UHT CHR GU) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat hij (nog) niet in aanmerking komt voor een compensatie van € 30.000,-.
- Tegen de beschikking van 11 mei 2021 heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend dat op 12 juli 2021 is ontvangen.
- Bij beschikking van 16 december 2021 (met kenmerk UHT CHR GU) heeft UHT (opnieuw) aan belanghebbende medegedeeld dat hij (nog) niet in aanmerking komt voor een compensatie van € 30.000,-.
- Tegen de beschikking van 16 december 2021 heeft gemachtigde bij brief van 17 januari 2022 een bezwaarschrift ingediend.
- Bij beschikking van 26 september 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht dat hij geen recht heeft op compensatie voor 2018 en 2019.
- Bij beschikking van 26 september 2022 (met kenmerk UHT-DH A) is belanghebbende bericht dat zijn verzoek om herbeoordeling is afgewezen.
- Tegen de beschikkingen van 26 september 2022 heeft gemachtigde bij brief van 1 november 2022 een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 11 juli 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaarschriften.
- Op 1 maart 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van gemachtigde. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
- Dit advies is uitgebracht door [commissielid] (fungerend voorzitter), [commissielid] en [commissielid].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Bezwaarschrift d.d. 1 november 2022 met betrekking tot integrale beoordeling
Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde aangegeven dat belanghebbende op basis van het bezwaardossier tot de conclusie is gekomen dat in 2018 en 2019 inderdaad niet vooringenomen is gehandeld. De bezwaargronden m.b.t. vooringenomen handelen zijn ingetrokken.
De bezwaargronden die zien op de hardheidsregeling, de hoogte van de terugvordering en de Opzet/Grove Schuld (O/GS) kwalificatie worden gehandhaafd.
Hardheid
De Commissie overweegt dat de nihilstelling van 31 december 2020 het gevolg is geweest van de door belanghebbende zelf doorgegeven stopzetting. Op 25 februari 2019, 6 juni 2019 en 30 oktober 2020 heeft B/T vervolgens nog nadere informatie bij belanghebbende opgevraagd. Op basis van de door belanghebbende verstrekte informatie, is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende in de periode dat hijzelf aanvrager van de kinderopvangtoeslag (KOT) was, gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang. Dat is de reden dat de KOT is beëindigd. Er zijn verder geen aanwijzingen voor hardheid van het stelsel als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onderdeel b Wht. De Commissie adviseert om dit bezwaaronderdeel ongegrond te verklaren.
De hoogte van de terugvordering
Gemachtigde heeft aangevoerd dat over toeslagjaar 2018 meer KOT is teruggevorderd dan aan belanghebbende door Belastingdienst/Toeslagen is uitgekeerd. Er is volgens gemachtigde € 12.594 aan KOT aan belanghebbende uitgekeerd en € 13.182 teruggevorderd.
UHT heeft in de schriftelijke reactie van 11 juli 2023 uiteengezet dat het teruggevorderde bedrag is opgebouwd uit € 12.594 KOT en € 588 heffingsrente. Dit is te zien in het zogenoemde SAS overzicht (productie 31 van het bezwaardossier). Opgeteld is dat het bedrag van € 13.182.
De Commissie adviseert om dit bezwaaronderdeel ongegrond te verklaren.
O/GS tegemoetkoming
De Commissie overweegt dat blijkens productie 66 van het bezwaardossier geen O/GS kwalificatie ten aanzien van belanghebbende bestond. Dat de ex-partner van belanghebbende eerder, in 2013, wel een O/GS kwalificatie had is onvoldoende om een O/GS tegemoetkoming voor belanghebbende te kunnen toekennen. Bovendien is blijkens het LIC-overzicht (productie 32 van het bezwaardossier) de invordering gepauzeerd en hebben er geen terugvorderingen of verrekeningen plaatsgevonden. De Commissie adviseert om dit bezwaaronderdeel ongegrond te verklaren.
Gelijkheidsbeginsel
De situatie van belanghebbende is voor toepassing van de Wht niet gelijk aan die van zijn ex-partner. In het geval van belanghebbende zijn er geen aanwijzingen voor vooringenomen handelen of hardheid. Er is geen sprake van een omstandigheid dat gelijke gevallen ongelijk worden behandeld. De Commissie adviseert om dit bezwaaronderdeel ongegrond te verklaren.
Bezwaarschriften d.d. 12 juli 2021 en 17 januari 2022 met betrekking tot eerste toets
De bezwaarschriften tegen de beschikkingen van 11 mei 2021 en van 16 december 2021 zijn ongegrond, nu ook bij de integrale beoordeling niet is gebleken van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter