Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-01535

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 mei 2021 met kenmerk UHT-DC

Hoorzitting: 13 oktober 2023

Overdracht advies aan UHT: 10 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor de jaren 2008 en 2009.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn
genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 4 juni 2020 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008, 2009 en 2010.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 29 januari 2021 aan UHT geadviseerd dat er over het jaar 2010 geen sprake is van vooringenomen
    handelen.
  • UHT heeft bij vooraankondiging van 5 maart 2021 aan belanghebbende een
    compensatie toegekend van € 26.824 en daartoe het forfaitaire bedrag van € 30.000 uitbetaald.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 27.449 voor de jaren 2008 en 2009.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 5 juni 2021, ingekomen op 12 juli 2021, tegen
    deze beschikking een pro forma bezwaarschrift ingediend.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 3 juni 2022 UHT in gebreke gesteld en om een
    aanvullende compensatie verzocht.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 26 augustus 2022, ingekomen op 1 september
    2022, het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 21 maart 2023 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 13 oktober 2023 heeft, met instemming van belanghebbende, een hoorzitting
    plaatsgevonden in, op het laatste moment aangekondigde, afwezigheid van
    gemachtigde. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat bij het advies is
    gevoegd.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 18 oktober 2023 het bezwaarschrift aangevuld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de jaren 2008 en 2009 op de juiste wijze heeft berekend.

Vergoeding materiële schade (component H)

Belanghebbende voert aan dat uit de compensatieberekening niet blijkt dat de
toeslagrente is meegenomen in de vergoeding voor materiële schade. UHT stelt dat er
geen toeslagrente is berekend en geen bestuurlijke boetes zijn opgelegd, waardoor de
vergoeding voor materiële schade 25% van de teruggevorderde bedragen bedraagt.

De Commissie volgt het standpunt van UHT. Ingevolge artikel 2.2, onder c van de Wht
in samenhang gelezen met artikel 2.3, lid 3 van de Wht bedraagt de vergoeding voor
materiële schade 25% van het bedrag dat als gevolg van de beschikking tot het
verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen van een voorschotverlening
voor KOT die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is
begrepen in de beschikking tot terugvordering en 25% van het bedrag van een
bestuurlijke boete. Uit de stukken blijkt niet dat bij de beschikkingen tot terugvordering toeslagrente is berekend en er bestuurlijke boetes zijn opgelegd. De Commissie is van mening dat UHT de vergoeding voor materiële schade juist heeft vastgesteld en adviseert om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Invorderingsrente (component I)

Belanghebbende voert verder aan dat niet duidelijk is of de invorderingsrente is
meegenomen in de compensatieberekening. UHT heeft in de schriftelijke reactie, met
verwijzing naar de LIC-overzichten, aangegeven dat er voor het jaar 2008 voor een
bedrag van € 508 en over het jaar 2009 voor een bedrag van € 265 aan
invorderingsrente is betaald. Deze bedragen zijn in de compensatieberekening
meegenomen bij component I. De Commissie volgt het standpunt van UHT en adviseert om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Proceskosten eerdere procedures (component M)

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij over de jaren 2008 en 2009 in totaal 3 bezwaarprocedures heeft doorlopen waarbij zij is bijgestaan door een advocaat. Het is haar niet duidelijk of deze procedures zijn meegenomen in de vergoeding voor proceskosten en of daarbij het hoogste tarief per procespunt is toegekend. UHT heeft aangegeven dat in de compensatieberekening is uitgegaan van een verkeerd tarief en dat de vergoeding voor proceskosten opnieuw moet worden vastgesteld op basis van 3 procespunten tegen het hoogste tarief van € 837 met wegingsfactor 2.

De Commissie overweegt als volgt. De vergoeding voor proceskosten dient, zoals in
eerdere adviezen uiteen gezet, te worden vastgesteld op grond van het Besluit
proceskosten bestuursrecht, met wegingsfactor 2 voor het hoogste tarief. De
Commissie volgt de opvatting van UHT dat in de compensatieberekening ten onrechte is uitgegaan van een lager tarief en een lager aantal procespunten. De Commissie
adviseert UHT dan ook dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de
vergoeding voor proceskosten te berekenen op basis van één procespunt voor het jaar
2008 en 2 procespunten voor het jaar 2009 met wegingsfactor 2 voor het, ten tijde
van de beslissing op bezwaar geldende, hoogste tarief zoals opgenomen in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Vergoeding immateriële schade (component N)

Belanghebbende stelt, onder verwijzing naar een advies van de Commissie (2020-30)
dat de vergoeding voor immateriële schade moet worden berekend vanaf het moment
van het eerste interne besluit van de Belastingdienst/Toeslagen om tot correctie over te gaan of vanaf het moment van de eerste brief met het verzoek om inlichtingen naar
aanleiding van een CAF-onderzoek.

De Commissie overweegt dat met ingang van 5 november 2022 de Wht van toepassing is. Op grond van artikel 2.3, lid 4 van de Wht dient de forfaitaire vergoeding vanaf dat moment te worden berekend vanaf de dagtekening van een eerste beschikking tot het verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen van voorschotverlening voor KOT die een direct gevolg is van (onder meer) institutionele vooringenomenheid. Het eerdergenoemde advies van de Commissie is tot stand gekomen voordat deze bepaling van de Wht in werking trad, zodat daaraan in dit verband geen betekenis toekomt. De toezegging van UHT, om de dagtekening van de eerste brief waarmee belanghebbende is geïnformeerd over de stopzetting van KOT aan te houden als startdatum (in plaats van de dagtekening van de correctiebeschikking), wijkt niettemin af van de Wht. De Commissie zal UHT niettemin adviseren de beschikking overeenkomstig dit, van de Wht afwijkende maar voor belanghebbende begunstigende, gehanteerde standpunt aan te passen. De Commissie merkt daarbij op dat UHT geacht wordt dat, kennelijk op buitenwettelijk begunstigend beleid gebaseerde, standpunt, dan wel beleid, dan ook in vergelijkbare gevallen consistent toe te passen.

Rentevergoeding over gemiste KOT (component 0)

UHT heeft ter zitting aangegeven dat de berekening van de rentevergoeding over
gemiste KOT onjuist is. Voor het jaar 2008 is voor een bedrag van € 11 te weinig
toegekend en voor het jaar 2009 is voor een bedrag van € 10 te weinig toegekend. De
Commissie ziet geen aanleiding UHT in die opvatting niet te volgen en adviseert UHT de compensatieberekening op dit punt aan te passen.

Overige aanpassingen compensatieberekening

Nu de Commissie adviseert om de vergoeding voor immateriële schade en de proceskosten in de compensatieberekening aan te passen, zal dit ook behoren te leiden tot aanpassing van de zogenoemde 1%-vergoeding.

Proceskostenvergoeding

Nu de bestreden beschikking, ook in de opvatting van UHT, moet worden herroepen,
adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit
proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 1
procespunt (indienen bezwaarschrift) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie, de hiervoor opgeworpen vraag bevestigend
beantwoordend, om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en om:

  • de bestreden beschikking te herroepen en de bedragen bij component M
    (vergoeding juridische hulp), component N (vergoeding immateriële schade),
    component O (rentevergoeding over gemiste KOT) en component P (aanvullende
    vergoeding 1%) aan te passen;
  • een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe
    te kennen van één procespunten met wegingsfactor 2 voor het hoogste tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter