BAC 2021-0145
Publicatiedatum 16-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 januari 2021, UHT-DH5
Ontvangst bezwaarschrift: 8 februari 2021
Hoorzitting: 07 april 2022
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift,
binnen gekomen op 8 februari 2021, is gericht tegen de door Belastingdienst/ Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 21 januari 2021 (UHT-DH5). Dit besluit betreft de toeslagjaren 2013 en 2014.
Procesverloop
Verzoek herbeoordeling KOT
Op 9 juni 2020 heeft belanghebbende een verzoek ingediend tot herbeoordeling van de KOT 2013 en 2014.
Commissie van Wijzen
Op 13 januari 2021 heeft de Commissie van Wijzen een afwijzend advies over de gevraagde herbeoordeling uitgebracht.
Bestreden besluit
Bij de definitieve beschikking van 21 januari 2021 is aan belanghebbende bekend gemaakt dat UHT bij de beoordeling van haar KOT over de jaren 2013 en 2014 het advies van de Commissie van Wijzen heeft overgenomen en dat zij voor die jaren geen compensatie krijgt.
Bezwaarschrift
Bij brief van 1 februari 2021 heeft belanghebbende tegen het besluit van 21 januari 2021 bezwaar gemaakt. Op 26 april 2021 heeft [gemachtigde] (hierna: gemachtigde), bij e-mail en per brief, zich bekend gemaakt als gemachtigde van belanghebbende.
Verweerschrift
UHT heeft op 3 maart 2022 een schriftelijke toelichting op het bezwaarschrift (hierna: verweerschrift) gegeven. Dit verweerschrift is aan gemachtigde toegezonden.
Bij e-mailbericht van 14 maart 2022 heeft de gemachtigde op dit verweerschrift gereageerd.
Gronden van bezwaar
Belanghebbende begrijpt niet waarom de jaren 2013 en 2014 in de herbeoordeling zijn betrokken, terwijl zij om een compensatie voor de jaren 2009 en 2010 heeft verzocht. Het was voor haar al duidelijk dat zij vanaf 2011 door haar ziekte en arbeidsongeschiktheid niet in aanmerking kon komen voor KOT en dus ook niet voor compensatie. In haar e-mailbericht van 14 maart 2022 vraagt gemachtigde het bezwaarschrift aan te houden totdat er beslist is over de compensatie voor de jaren 2009 en 2010.
Verweer
UHT heeft op basis van dossieronderzoek vastgesteld dat belanghebbende voor de jaren 2013 en 2014 geen recht had op KOT. Hierdoor is de hardheidsclausule van art. 49a Awir en compensatieregeling van art. 49b Awir niet van toepassing. UHT heeft de herbeoordeling over de jaren 2009 en 2010 nog niet uitgevoerd, waardoor er voor deze jaren nog geen primaire beschikking is genomen.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Verzamelbesluit Toeslagen van 17 april 2020, Staatscourant 2020., 22720;
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd op 28 augustus 2020, Staatscourant 7
september 2020, 45904.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en ook overigens aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Het door belanghebbende bestreden besluit heeft betrekking op de herbeoordeling van de KOT over de jaren 2013 en 2014. Deze herbeoordeling heeft volgens UHT plaatsgevonden op verzoek van belanghebbende. Belanghebbende stelt dat de verkeerde jaren zijn beoordeeld; zij had verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2009 en 2010.
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) heeft uit de producties bij het verweerschrift opgemaakt dat het verzoek van belanghebbende om herbeoordeling slechts de jaren 2013 en 2014 betrof.
Gemachtigde heeft in haar e-mailbericht van 14 maart 2022 verzocht om aanhouding van deze bezwaarprocedure; zij wil eerst de uitkomst van de herbeoordeling van de KOT over de jaren 2009 en 2010 afwachten. De Commissie komt niet aan dit verzoek tegemoet. Zij acht in dit verband van belang dat er geen onnodige vertraging in de afdoening van het onderhavige bezwaarschrift dient op te treden. Tegen het besluit over de herbeoordeling over 2009 en 2010 kan belanghebbende te zijner tijd een bezwaarschift indienen De Commissie zal na ontvangst daarvan daarover advies uitbrengen.
Ten aanzien van de (afwijzende) herbeoordeling over de jaren 2013 en 2014 heeft belanghebbende geen inhoudelijke bezwaren aangevoerd.
Het bezwaarschrift is daarom kennelijk ongegrond. De Commissie heeft met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, van het horen van belanghebbende afgezien.
Conclusie
De Commissie adviseert het bezwaar kennelijk ongegrond te verklaren en de herbeoordeling van de KOT voor de jaren 2009 en 2010 in gang te zetten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter