BAC 2021-01356
Publicatiedatum 29-04-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 14 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 21 juni 2021
Hoorzitting: 1 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 20 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en over het toeslagjaar 2014 een O/GS-tegemoetkoming toe te kennen. De Commissie adviseert voorts een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde), namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaar is gericht tegen de op 14 mei 2021 door UHT genomen beschikking (kenmerk UHT-DC-I A), waarbij aan belanghebbende over de toeslagjaren 2012 en 2014 géén compensatie is toegekend. Eerder is bij de beschikking van 31 maart 2021 (kenmerk UHT-DC I) over de toeslagjaren 2010, 2011 en 2013 een bedrag ad € 37.840 aan compensatie aan belanghebbende toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen 49, 49b, en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het vorenstaande moet de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op
grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 6 februari 2020 bij UHT aangemeld voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. UHT heeft naar aanleiding hiervan
gekeken naar de toeslagjaren 2010, 2011, 2012 en 2013. In onderling overleg is
tevens het toeslagjaar 2014 in de beoordeling betrokken. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 13 januari 2021 de voorgenomen beschikking(en) van UHT beoordeeld. De CvW heeft geoordeeld dat met betrekking tot de toeslagjaren 2012 en 2014 geen sprake is geweest van individueel of institutioneel vooringenomen handelen.
- Bij beschikking van 31 maart 2021 heeft UHT over de toeslagjaren 2010, 2011 en
2013 met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag ad € 37.840 toegekend in verband met individueel
vooringenomen handelen. - Bij beschikking van 14 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT bepaald dat
belanghebbende over de toeslagjaren 2012 en 2014 niet in aanmerking komt voor
compensatie. - Bij brief van 17 juni 2021, op 21 juni 2021 door UHT ontvangen, heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 14 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A.
- UHT heeft op 26 juli 2023 schriftelijk gereageerd.
- Op 1 november 2023 heeft ten behoeve van het bezwaar van belanghebbende
een hoorzitting plaatsgevonden bij de Commissie. Van de hoorzitting is verslag
gemaakt. Het verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Individuele/institutionele vooringenomenheid over de toeslagjaren 2012 en 2014
Tussen partijen staat vast dat de Belastingdienst/Toeslagen over de toeslagjaren 2010,
2011 en 2013 individueel vooringenomen heeft gehandeld en belanghebbende daarom over deze toeslagjaren recht heeft op forfaitaire compensatie ex artikel 2.1 lid 1 onderdeel a Wht. Belanghebbende voert in bezwaar aan dat het voor haar onbegrijpelijk is waarom zij over de genoemde toeslagjaren is gecompenseerd maar over de toeslagjaren 2012 en 2014 niet.
UHT heeft hierop gereageerd dat de neerwaartse correcties over de toeslagjaren 2012 en 2014 het gevolg waren van de stopzettingen door belanghebbende per 1 januari 2012 en 1 januari 2014. De tweede neerwaartse correctie door de Belastingdienst/Toeslagen op 16 oktober 2015 over het toeslagjaar 2012 van € 14.450 naar € 13.767 zou zijn geschied op basis van de gegevens van de kinderopvang zelf.
Gemachtigde heeft ter hoorzitting aangegeven dat belanghebbende – naar aanleiding van de schriftelijke reactie van UHT - haar grieven beperkt tot het toeslagjaar 2014. De
Commissie overweegt met betrekking tot het toeslagjaar 2014 als volgt.
Belanghebbende heeft ter hoorzitting aangegeven dat zij, geconfronteerd met
terugvorderingen over de toeslagjaren 2010, 2011 en 2013, haar kinderopvangtoeslag
met ingang van 1 januari 2014 heeft stopgezet. Zij is met ingang van die datum
noodgedwongen minder gaan werken om zelf haar drie kinderen op te vangen. Zij heeft haar leven om moeten gooien.
Aangezien belanghebbende zelf de kinderopvangtoeslag met ingang van 1 januari 2014 heeft stopgezet is er voor dat jaar geen sprake van individueel of institutioneel
vooringenomen handelen door Belastingdienst/Toeslagen. Wel komt belanghebbende
over het toeslagjaar 2014 in aanmerking voor een O/GS-tegemoetkoming.
Belanghebbende heeft over het toeslagjaar 2014 recht op een O/GS-tegemoetkoming
Belanghebbende heeft erop gewezen dat de Belastingdienst/Toeslagen haar ten onrechte – middels het etiket opzet dan wel grove schuld – als fraudeur heeft aangemerkt.
UHT heeft bij haar schriftelijke reactie het nadere standpunt ingenomen dat
belanghebbende over het toeslagjaar 2014 in aanmerking komt voor een O/GS-tegemoetkoming ex artikel 2.6 Wht.
Deze beoordeling komt de Commissie juist voor en zij adviseert over te gaan tot de
toekenning hiervan bij beslissing op bezwaar. De Commissie acht het bezwaaronderdeel gegrond.
Belanghebbende kan zich voor aanvullende compensatie wenden tot CWS
Gedurende de hoorzitting is aan de orde gekomen dat belanghebbende zich gedwongen voelde de kinderopvang per 1 januari 2014 stop te zetten, en zij vervolgens minder moest gaan werken om zelf haar kinderen op te vangen. Indien belanghebbende meent meer schade te hebben geleden kan zij een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in dienen, hetgeen door UHT eerst ter advies wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). CWS kan vervolgens UHT adviseren of er aanleiding bestaat tot de toekenning van aanvullende compensatie.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar opvatting van de Commissie deels gegrond is en het advies is om
het primaire besluit te herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor
vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar deels gegrond te verklaren en het bestreden besluit te herroepen;
- belanghebbende bij beslissing op bezwaar over het toeslagjaar 2014 een O/ GS-tegemoetkoming toe te kennen ten bedrage van 30% van het over het toeslagjaar teruggevorderde bedrag;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter