Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-01350

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 7 mei 2021

Ontvangst bezwaarschrift: 22 juni 2021

Overdracht advies aan UHT: 21 april 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het bezwaar tegen de compensatiebeschikking ongegrond te verklaren en om geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde] namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) met kenmerk UHT-DC van 7 mei 2021. De bestreden beschikking bevat de toekenning van een compensatie van € 30.000.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie KOT, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit
uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te
vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1.,
voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf
dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 18 februari 2021 en 5 juli 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de
Wht.

Procesverloop

  • Op 28 mei 2020 heeft Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) aan belanghebbende een informatiebrief voor gedupeerden van de toeslagenaffaire verzonden. Hierin is belanghebbende verzocht om haar persoonlijke situatie opnieuw te laten beoordelen. Belanghebbende heeft hiervoor haar toestemming gegeven.
  • Per vooraankondiging van 1 maart 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat
    de hoogte van haar voorlopige compensatie € 22.723 bedraagt. Aan
    belanghebbende is per brief van 4 maart 2021 medegedeeld dat dit bedrag wordt
    opgehoogd tot € 30.000.
  • Bij beschikking (UHT-DC) van 7 mei 2021 is aan belanghebbende medegedeeld
    dat zij definitief recht heeft op een compensatiebedrag van € 30.000.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 16 juni 2021, ingekomen op 22 juni 2021, tegen
    voormelde de beschikking van 7 mei 2021een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 30 september 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 13 februari 2023 heeft gemachtigde laten weten dat het bezwaarschrift op
    stukken kan worden afgedaan.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift van belanghebbende
ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Gemachtigde stelt dat de bestreden beschikking in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het motiveringsbeginsel en het
zorgvuldigheidsbeginsel.

Wat betreft het motiveringsbeginsel overweegt de Commissie het volgende. Belanghebbende heeft er recht op dat een beschikking berust op een deugdelijke,
begrijpelijke, draagkrachtige motivering. In zoverre deze motivering zou ontbreken in
of bij de aangevallen beschikking, is deze in de loop van de procedure aangevuld door
middel van de schriftelijke reactie en de daarbij behorende stukken. Hierdoor is er naar
het oordeel van de Commissie voldaan aan het motiveringsbeginsel.

Voorts acht de Commissie het op grond van de stukken aannemelijk dat het onderzoek
en de belangenafweging voldoende zorgvuldig zijn geweest, zodat ook dit
bezwaaronderdeel niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat leidt.

Inzage in alle relevante stukken

Belanghebbende stelt tevens dat het niet helder is op basis van welke informatie de
bestreden beschikking tot stand is gekomen. Om deze reden verzoekt belanghebbende om inzage te krijgen in alle stukken waarop het besluit is genomen.
De Commissie overweegt dat het bezwaardossier voldoende duidelijk maakt hoe het
compensatiebedrag is berekend en welke gegevens daarvoor zijn gebruikt. Van schending van het bepaalde in artikel 7:4, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht is
niet gebleken.

Gezien het vorenstaande concludeert de Commissie dat de bezwaren van
belanghebbende geen doel treffen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en om
geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter