BAC 2021-01347
Publicatiedatum 04-11-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 24 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-1-A en 5 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 23 juni 2021 en 11 augustus 2021
Hoorzitting: 17 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 15 december 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het besluit van 5 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I te herroepen en een vergoeding van de proceskosten toe te wijzen. De Commissie adviseert voorts om de bezwaren gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A, ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot). Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) een definitieve compensatie toegekend voor toeslagjaar 2008, en compensatie afgewezen voor toeslagjaar 2009.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 24 mei 2021 en 5 juli 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 18 mei 2020 telefonisch verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 29 april 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat voor toeslagjaar 2009 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
- Bij beschikking van 24 mei 2021 (UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht dat hij geen recht heeft op compensatie kot voor toeslagjaar 2009.
- Gemachtigde heeft bij brief van 21 juni 2021, ingekomen op 23 juni 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Bij beschikking van 5 juli 2021 (UHT-DC I) is aan belanghebbende voor toeslagjaar 2008 een definitieve compensatie toegekend van € 43. 776.
- Gemachtigde heeft bij brief van 6 augustus 2021, ingekomen op 11 augustus 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Op 3 januari 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 17 november 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag
gemaakt. Dit verslag is bij het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich ten eerste gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van
belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor toeslagjaar 2009 af te wijzen. Dienaangaande overweegt de Commissie als volgt.
Belanghebbende heeft aangegeven de kot voor toeslagjaar 2009 te hebben stopgezet
vanwege de negatieve ervaringen met de kot over 2008. Er is dus een causaal verband
tussen de stopzetting voor toeslagjaar 2009 en de problemen met de kot in toeslagjaar 2008. Belanghebbende meent daarom ook voor 2009 in aanmerking te komen voor
compensatie.
Vaststaat dat belanghebbende in 2009 geen gebruik heeft gemaakt van gekwalificeerde kinderopvang. Om voor compensatie of een tegemoetkoming in aanmerking te komen, dient men die jaren gebruik te hebben gemaakt van betaalde kinderopvang en KOT te hebben aangevraagd. Belanghebbende voldoet voor het toeslagjaar 2009 niet aan dit vereiste van de Wht. De Commissie volgt daarom het standpunt van UHT dat belanghebbende voor het toeslagjaar 2009 niet in aanmerking komt voor compensatie.
De Commissie wijst erop dat deze bezwaarschriftprocedure alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd. De Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag met betrekking tot het toeslagjaar 2009 bevestigend beantwoordend, adviseert om dit bezwaar ongegrond te verklaren.
Belanghebbende heeft tevens gesteld dat er sprake zou zijn van toerekenbare
toezeggingen door UHT over toeslagjaar 2009. Deze toezeggingen zouden telefonisch en in een andere zaak aan gemachtigde zijn gedaan. Deze stelling is niet verder
onderbouwd en ook overigens blijkt uit het dossier niet van dergelijke toezeggingen. De Commissie is daarom van mening dat deze stelling niet aannemelijk is geworden en
adviseert UHT dit bezwaar ongegrond te verklaren.
De Commissie ziet zich daarnaast gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor het toeslagjaar 2008 op de juiste wijze heeft berekend. Dienaangaande overweegt de Commissie het volgende.
De compensatie en de berekening daarvan zijn vastgesteld op grond van de Wht. In
bezwaar is aangegeven dat gemachtigde de juistheid van de compensatieberekening niet kon controleren. De Commissie is van mening dat het bestreden besluit door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van producties alsnog voldoende is onderbouwd. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar van belanghebbende voor wat betreft de navolgbaarheid van de
compensatieberekening ongegrond te verklaren.
Het is de Commissie, uitgaande van het in de Wht neergelegde systeem, en geplaatst
tegen de achtergrond van hetgeen partijen op dit punt over en weer hebben gesteld, niet aannemelijk geworden dat UHT bij onderdeel e van de compensatieberekening een onjuist bedrag zou hebben gehanteerd.
Onderdeel h van de compensatieberekening betreft de vergoeding voor juridische hulp. Dit bedrag is een vaste vergoeding voor de kosten die zijn gemaakt voor een advocaat of andere juridische hulp. Gemachtigde heeft betoogd dat de toegekende vergoeding niet proportioneel is gezien de daadwerkelijk gemaakte juridische kosten. UHT heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de juridische kosten niet correct zijn berekend. De Commissie adviseert UHT daarom om dit bezwaar gegrond te verklaren en de extra procespunten toe te kennen.
De Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag met betrekking het toeslagjaar 2008
ontkennend beantwoordend, constateert dat de (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar ook zal behoren te leiden tot aanpassing van de aanvullende vaste vergoeding van 1%. De Commissie adviseert UHT dit mee te nemen in de aangepaste
compensatieberekening.
Gemachtigde heeft een verzoek gedaan tot vergoeding van de door belanghebbende
gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Omdat het bezwaar gegrond is en leidt tot
herroeping van de bestreden besluiten, komt belanghebbende op grond van artikel 7: 15, tweede lid van de Awb in aanmerking voor de toekenning van een proceskostenvergoeding. De Commissie adviseert UHT dit punt mee te nemen in haar
beslissing op bezwaar.
Gemachtigde stelt dat belanghebbende in aanmerking komt voor compensatie voor het ten onrechte vernietigen van de beroepsdossiers. De Commissie wijst erop dat deze bezwaarschriftprocedure alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaard vergoedingen op grond van de Wht.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:
- het bezwaarschrift tegen de definitieve beschikking compensatie kot (met kenmerk UHT-DC I) gegrond te verklaren ten aanzien van de vergoeding van de juridische hulp en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar en het bestreden besluit te herroepen;
- de overige bezwaren – dus ook die gericht zijn tegen de beschikking met het
kenmerk (UHT-DC-1 A) – ongegrond te verklaren; - ingevolge het bepaalde bij artikel 7: 15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe
te kennen van 2 punten met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter