Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-01218

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 28 april 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 4 juni 2021

Hoorzitting: 13 oktober 2022

Overdracht advies aan UHT: 7 december 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om 1 punt met wegingsfactor 2 toe te kennen tegen het hoogst geldende tarief voor rechtshulp in het verleden. En de aanvangsdatum voor de vergoeding voor immateriële schade te corrigeren in 31 oktober 2012 en deze vergoeding te berekenen tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Tot slot adviseert de Commissie om de rente gemiste kinderopvangtoeslag en de aanvullende vergoeding van 1% in de nieuwe berekening per jaar te berekenen en om de rechtsbijstand voor belanghebbende voor de huidige bezwaarprocedure te vergoeden, waarbij een wegingsfactor 2 voor elke van de 2 toe te kennen procespunten wordt gehanteerd, tegen het hoogst geldende tarief.

Onderwerp van advies

Het door ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking van 28 april 2021 (UHT-DC I).

Procesverloop

  • Op 29 januari 2020 heeft belanghebbende een verzoek tot herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag over de jaren 2012, 2013 en 2014 ingediend.
  • Op 26 maart 2020 is aan belanghebbende medegedeeld dat UHT het verzoek om
    haar persoonlijke dossier heeft ontvangen.
  • Op 4 mei 2020 is aan belanghebbende medegedeeld dat UHT het verzoek om haar toeslagendossier heeft ontvangen.
  • Op 21 november 2020 is aan belanghebbende bij brief medegedeeld dat zij eenmalig een tegemoetkoming van € 750 ontvangt, omdat zij lang heeft moeten
    wachten op het beoordelen van haar situatie.
  • Op 3 december 2020 is aan belanghebbende bevestigd dat in het eerste kwartaal van 2021 haar dossier wordt bekeken.
  • Op 17 maart 2021 heeft UHT aangekondigd dat belanghebbende in aanmerking
    komt voor een voorlopig compensatiebedrag van € 34.153 voor de toeslagjaren
    2012 en 2013.
  • Bij definitieve beschikking van 28 april 2021 (kenmerk UHT-DC I) heeft UHT de
    definitieve compensatie kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 en 2013 vastgesteld op € 34.453. Dit bedrag is hoger dan het voorlopige bedrag dat
    belanghebbende in maart 2021 heeft ontvangen.
  • Op 1 juni 2021 heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van 28 april 2021 (kenmerk UHT-DC I).
  • Op 23 september 2021 heeft [gemachtigde] bij e-mail laten weten dat zij de zaak overneemt.
  • Op 14 december 2021, ontvangen op 15 december 2021, heeft belanghebbende de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig verstrekken van haar persoonlijk dossier.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 27 januari 2022 geoordeeld dat
    belanghebbende voor toeslagjaar 2014 evident geen recht heeft op kinderopvangtoeslag en daarom ook geen recht op compensatie vanwege vooringenomenheid. Daarnaast heeft CvW geoordeeld dat belanghebbende ook
    geen recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de hardheidsregeling voor
    het jaar 2014.
  • Op 22 februari 2022 heeft gemachtigde bij brief het bezwaarschrift aangevuld
    met gronden.
  • Bij definitieve beschikking van 2 maart 2022 met kenmerk UHT-DC-I A heeft
    belanghebbende een definitieve afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag
    ontvangen voor het toeslagjaar 2014. Bij beschikking van dezelfde datum met
    kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op
    een tegemoetkoming op grond van de hardheidsregeling voor het jaar 2014.
  • Op 2 maart 2022 heeft UHT bij definitieve beschikking tegemoetkoming O/GS-kinderopvangtoeslag 2014 (kenmerk UHT-O OGS B) aan belanghebbende een
    bedrag van € 4.457 toegekend.
  • Op 12 maart 2022, ontvangen op 17 maart 2022, heeft belanghebbende
    Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld wegens het niet tijdig reageren op
    het bezwaar tegen de beschikking van 28 april 2021.
  • Op 29 maart 2022 is aan belanghebbende medegedeeld dat UHT het verzoek om
    haar persoonlijke dossier heeft ontvangen.
  • Op 8 april 2022 is aan belanghebbende medegedeeld dat haar ingebrekestelling
    niet in behandeling wordt genomen.
  • Op 19 mei 2022 heeft de Commissie een schriftelijke reactie ontvangen van UHT,
    waarin UHT onder meer aangeeft ambtshalve een heroverweging in bezwaar te
    hebben gedaan met betrekking tot toeslagjaar 2014.
  • Op 30 september 2022 heeft de Commissie van gemachtigde een reactie op de
    schriftelijke reactie van UHT ontvangen.
  • Op 13 oktober 2022 heeft de Commissie het bezwaarschrift behandeld tijdens een
    hoorzitting in aanwezigheid van belanghebbende, diens gemachtigde, een
    ambtenaar en UHT.
  • Op 18 oktober 2022 heeft de Commissie bij e-mail de ter zitting voorgelezen
    verklaring van belanghebbende en een lijst van haar rechtshulp in het verleden
    ontvangen.
  • Op 20 oktober 2022 heeft de Commissie een nadere schriftelijke reactie ontvangen van UHT, welke op 21 oktober 2022 aan de gemachtigde verzonden is. Deze heeft hierop op 27 oktober 2022 gereageerd. Op 7 november 2022 heeft UHT daarop weer schriftelijk gereageerd. De gemachtigde heeft hierop op 21 november 2022 gereageerd.
  • De termijn voor de beslissing op bezwaar is ter zitting, met instemming van
    belanghebbende, diens gemachtigde en UHT, verlengd tot 15 december 2022.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Compensatieberekening

Gemachtigde stelt in bezwaar dat (de berekening van) het definitieve compensatiebedrag niet inzichtelijk is gemotiveerd. UHT heeft in haar schriftelijke reactie de berekening en de systematiek achter de berekening toegelicht.
De Commissie is van oordeel dat UHT in haar schriftelijke reactie belanghebbende
voldoende inzicht heeft geschaft in de systematiek en achterliggende berekeningen van de compensatievergoeding. Nu UHT betaal- en verrekenoverzichten als producties bij de (aanvullende) schriftelijke reactie heeft ingediend, is hiermee voldoende duidelijk gemaakt hoe in de toeslagjaren 2012 en 2013 de betalingen en verrekeningen hebben plaatsgevonden en hoe het compensatiebedrag voor deze jaren tot stand is gekomen.

Vergoeding juridische bijstand - component H van de compensatieberekening

Volgens gemachtigde heeft belanghebbende recht op meer vergoeding voor juridische
bijstand. Uit de gegevens van UHT volgt dat belanghebbende in 2013 gebruik heeft
gemaakt van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsprocedure, waardoor UHT in haar schriftelijke reactie de procespunten heeft gecorrigeerd naar 2 punten. Gemachtigde stelt dat belanghebbende in het verleden veelvuldig is bijgestaan door verschillende advocaten en adviseurs, waardoor er meer procespunten dienen te worden toegekend. Gemachtigde heeft op 17 oktober 2022 de Commissie een lijst gestuurd met namen van rechtshulpverleners uit eerdere procedures tegen de
Belastingdienst/Toeslagen.

Op grond van punt 11.5 van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare
(CAF-)zaken komt de ouder in aanmerking voor een compensatie van de proceskosten,
mits de ouder kosten heeft gemaakt voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand met
betrekking tot de kinderopvangtoeslag over de betreffende berekeningsjaren. Conform artikel 1 sub a van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht kan een vergoeding van de kosten uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

In lijn met eerdere adviezen, bijvoorbeeld BAC 2020-046 en BAC 2020-059, interpreteert de Commissie het besluit ruim. Zo heeft de Commissie eerder geadviseerd om de procedurehandelingen in eerdere procedures die voor een CAF-11 gerelateerde vergoeding in aanmerking komen opnieuw te beoordelen en ook voor andere proceshandelingen dan het 'indienen van een bezwaar- of beroepschrift' en `bijwonen van een zitting', maar wel gerelateerd aan (de gevolgen van) een CAF 11-onderzoek punten toe te kennen. In het geval dat belanghebbende zelf een
bezwaarschrift/herzieningsverzoek heeft opgesteld en ingediend op basis van
aanwijzingen van diens gemachtigde heeft de Commissie eerder geadviseerd om 0,5
punt vergoeding met wegingsfactor 2 toe te kennen. Deze aanwijzingen zouden moeten blijken uit de tekst van de bezwaarschriften. De Commissie is van oordeel dat deze aanwijzingen ook zouden kunnen blijken uit de correspondentie met een
rechtshulpverlener.

De Commissie acht het aannemelijk op basis van het vorenstaande en de door
gemachtigde aangeleverde informatie dat belanghebbende de volgende beroepsmatig
verleende rechtsbijstand heeft genoten:

  • het inwinnen van advies bij en over het bezwaar tegen de persoonlijke betalingsregeling van 2012 en 2013;
  • het inwinnen van advies bij over het uitlaten over de rechtbankprocedure inzake de afwijzing van persoonlijke betalingsregeling, de herziening over 2013 en het uitblijven van een definitieve beslissing.

Volledigheidshalve merkt de Commissie op dat er geen punten zullen worden toegekend op basis van de overgelegde correspondentie met en UHT heeft immers in haar schriftelijke reactie de procespunten al gecorrigeerd omdat gebleken is dat belanghebbende in 2013 van beroepsmatig verleende bijstand gebruik heeft gemaakt. Daarnaast is de Commissie van oordeel dat het inwinnen van advies bij over de Stuitingsbrief van 2013 te gering van aard is om er punten voor toe te kennen.

Gelet op het vorenstaande en in lijn met eerdere adviezen, adviseert de Commissie UHT 0,5 punt vergoeding voor elk van de eerder genoemde beroepsmatig verleende
rechtsbijstand – dus 1 punt – met wegingsfactor 2 toe te kennen tegen het hoogst
geldende tarief.

Aanvangsdatum immateriële schadevergoeding - component I van de compensatieberekening

De periode waarover belanghebbende de immateriële schadevergoeding ontvangt, begint op de datum van de eerste onterechte vermindering of stopzetting van de
kinderopvangtoeslag. In het schriftelijk verweer heeft UHT aangegeven dat de
berekening van de immateriële schadevergoeding ten onrechte is gebaseerd op een
aanvangsdatum van 28 december 2012. UHT heeft daarom de aanvangsdatum
gecorrigeerd naar 31 oktober 2012. De Commissie stelt vast dat het bezwaar op dit
onderdeel daarom gegrond is. De Commissie wijst UHT er op dat wijziging van de hoogte van de immateriële schadevergoeding eveneens gevolgen heeft voor de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal.

Berekening rente voor gemiste KOT - onderdeel J van de compensatieberekening

De Commissie volgt het voorstel van UHT om in de beslissing op bezwaar dit per jaar te berekenen.

Vergoeding kosten huidige bezwaarprocedure

Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de
Commissie het bezwaar deels gegrond acht, recht op een forfaitaire
proceskostenvergoeding. In overeenstemming met eerdere adviezen van deze Commissie adviseert de Commissie UHT in de onderhavige procedure 2 procespunten (één punt voor het indienen van het bezwaarschrift en één punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogste tarief.

Advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar tegen de beschikking van 28 april 2022 (gedeeltelijk) gegrond te
    verklaren;
  • 0,5 punt vergoeding voor elk van de eerder genoemde beroepsmatig verleende
    rechtsbijstand – dus één punt – met wegingsfactor 2 toe te kennen tegen het hoogst geldende tarief.
  • de aanvangsdatum voor de vergoeding voor immateriële schade te corrigeren in
    31 oktober 2012 en deze vergoeding te berekenen tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • de rente gemiste KOT en de aanvullende vergoeding van 1% in de nieuwe berekening per jaar te berekenen;
  • en de rechtsbijstand voor belanghebbende voor de huidige bezwaarprocedure te
    vergoeden, waarbij een wegingsfactor 2 voor elk van de 2 toe te kennen procespunten wordt gehanteerd, tegen het hoogst geldende tarief;

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter