Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00887

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 30 april 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 6 mei 2021

Hoorzitting: 20 januari 2023

Overdracht advies aan UHT: 31 januari 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bestreden besluit in stand te laten. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie met spoed in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking op de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering van 30 april 2021.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304),
verplaatst naar de Whot. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot
werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 30 april 2021 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: kot).
  • Bij beschikking van 30 april 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 3 mei 2021, door UHT ontvangen op 6 mei 2021, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • Op 2 september 2021 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
  • Op 20 januari 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting
    gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is bij dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.

Vaststaande feiten

Belanghebbende heeft voor de jaren 2017, 2018 en 2019 KOT aangevraagd. Voor de
jaren 2017 en 2018 heeft zij kot ontvangen. Voor het jaar 2019 is geen KOT verleend.

Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van haar
aanspraak op KOT.

De beschikking van 30 april 2021 houdt onder meer het volgende in:

"U hebt zich aangemeld voor een herbeoordeling van uw kinderopvangtoeslag. Het
kabinet heeft (….) besloten om gedupeerde ouders minimaal € 30.000 te geven.
Iedereen die zich heeft aangemeld voor een herbeoordeling, krijgt eerst een lichte toets.
(…) U hebt een lichte toets gehad. Helaas zien wij nu geen reden u € 30.000 uit te
betalen. Wij gaan nog goed naar uw situatie bekijken. Uw herbeoordeling is nog niet
klaar.

Wat is er uit de lichte toets gekomen?
Wij denken dat voor u misschien 1 of meer van deze situaties geldt:

  • U hebt nooit kinderopvangtoeslag aangevraagd.
  • U vroeg kinderopvangtoeslag aan. Maar u voldeed niet aan de voorwaarden:
    • U had bij voorbeeld geen kinderen jonger dan 14 jaar.
    • Of u had geen werk.
    • Of u volgde geen opleiding.
    • Of u maakte geen gebruik van de kinderopvang
  • U moest geld terugbetalen omdat u zelf achteraf uw kinderopvangtoeslag hebt
    stopgezet.
  • U moest geld terugbetalen omdat uw loon hoger was geworden. Of de uren van de
    kinderopvang minder waren geworden. Daardoor klopte de eerste inschatting niet meer."

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog of te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenoemde lichte
toets. Na de lichte toets volgt een integrate beoordeling op grond van de Whot.

Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Whot, voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Whot, en die daarvoor in aanmerking komen.

De beschikking van 30 april 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: "Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen" bevat, na die mededeling, slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT op 30 april 2021 nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In de schriftelijke reactie heeft UHT inmiddels wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij niet tot toekenning van de uitkering van het forfaitaire bedrag van € 30.000 over is gegaan. Daarin heeft UHT uiteengezet dat bij het uitvoeren van de lichte toets niet is gebleken van institutioneel vooringenomen handelen of bijzondere hardheid. Voor het jaar 2017 heeft UHT uiteengezet dat het definitieve recht op kot gelijk was aan het verstrekte voorschot. Voor het jaar 2018 heeft een neerwaartse correctie plaatsgevonden, omdat belanghebbende niet op verzoeken tot informatie reageerde. Voor het jaar 2019 is geen kot toegekend, ook niet als voorschot. De reden daarvoor was – aldus UHT – dat belanghebbende ondanks een daartoe strekkend verzoek geen gegevens over haar inkomen heeft overgelegd.

Gezien deze onderbouwing, valt de beslissing van UHT om in het kader van de lichte toets nog geen uitkering te verstrekken, te billijken. Wel zal in het kader van de
integrale beoordeling aandacht gegeven dienen te worden aan het verweer van
belanghebbende dat zij de zogenoemde vraagbrieven over 2018 niet heeft ontvangen.
Ter zitting bleek dat aan belanghebbende nog geen persoonlijk zaakbehandelaar is
toegewezen en dat de integrale beoordeling nog niet gestart is. De Commissie adviseert UHT om met spoed een persoonlijk zaakbehandelaar toe te wijzen en te bevorderen dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de lichte toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
  • om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter