Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00632

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 10 maart 2021 met kenmerk UHT DC-I

Ontvangst bezwaarschrift: 20 april 2021

Hoorzitting: 15 april 2022 om 11.30 uur

Overdracht advies aan UHT: 20 mei 2022

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde ingediende bezwaarschrift, namens belanghebbende, is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 10 maart 2021 (UHT-DC I).

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt een CAF vergelijkbaar onderzoek. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Stcrt. 2019, nr. 66172; hierna: Compensatieregeling) is aan haar voor de jaren 2008 en 2009 een bedrag van € 79.818,- toegekend. De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
    kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
    (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
    invorderingskosten);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie
    voor veronderstelde immateriële schade);
  • extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en Catshuisregeling en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd. Een eventuele beslissing naar aanleiding van het advies van die commissie is vatbaar voor bezwaar.

Procesverloop

Voornemen
Bij brief van 24 december 2020 heeft UHT aan belanghebbende een vooraankondiging
van de voorlopige compensatieberekening voor de jaren 2008 en 2009 toegezonden.
Daarbij is een bedrag toegekend van € 79.493,-.

O/GS
Bij beschikking van 11 februari 2021 (UHT-O OGS B) heeft UHT aan belanghebbende
voor de jaren 2010 en 2011 een tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) toegekend van € 2.181,-. Tegen deze beschikking is geen bezwaar ingediend.

Bestreden besluit
Bij besluit van 10 maart 2021 heeft de UHT aan belanghebbende een compensatie
toegekend van € 79.818,-. De gemachtigde heeft pro-forma bezwaar ingediend op 20
april 2021 en dit aangevuld met gronden op 25 oktober 2021.

Zitting
Op 15 april 2021 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde en de belanghebbende.

Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

  • Belanghebbende en haar gezin hebben door de handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst) moeilijke jaren achter de rug. Er zijn
    negatieve gevolgen geweest op diverse vlakken;
  • belanghebbende kan niet instemmen met een vaste vergoeding voor de immateriële
    schade;
  • de aanvangsdatum voor de berekening van de vergoeding van de immateriële schade dient te worden aangepast;
  • de vergoeding voor de immateriële schade dient te worden vastgesteld door een
    onafhankelijke schade-expert, te benoemen door UHT en op kosten van de UHT.
    Verzoek vergoeding proceskosten.
  • Gemachtigde verzoekt om vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure.

Verweer
Het verweer van UHT luidt – samengevat – als volgt.

  • het bezwaarschrift is ontvankelijk.
  • het bezwaarschrift is gedeeltelijk gegrond:
  • de vergoeding voor immateriële schade is onjuist berekend en zal worden
    aangepast. De einddatum van de berekening wordt tevens aangepast tot
    aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • in verband met deze herziening heeft belanghebbende recht op een
    proceskostenvergoeding voor deze procedure;
  • het besluit van 7 juni 2020 wordt herzien, hetgeen ook gevolgen heeft voor
    het bedrag van de extra compensatie (1%).
  • voor het overige is het bezwaar ongegrond. Het verzoek om aanvullende compensatie dient te worden voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade.

Vaststaande Feiten
Vaststaat, voor zover hier relevant, dat belanghebbende voor de berekeningsjaren 2008 (€ 19.741,-) en 2009 (€ 22.963,-) kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor een
totaalbedrag van € 42.704,-.

De KOT over 2008 is bij beschikking van 24 september 2009 op nihil gesteld.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingediend. Op 9 juni 2011 is het bezwaar
ongegrond verklaard. Bij beschikking van 20 september 2011 is de KOT definitief
vastgesteld op € 0,-.

De KOT over 2009 is bij beschikking van 24 september 2009 op nihil gesteld.
Belanghebbende heeft hiertegen bij brief van 21 oktober 2009 bezwaar ingediend.
Bij voorschotbeschikking van 18 februari 2010 is de KOT 2009 herzien en vastgesteld op € 5.350,-. Op 9 juni 2011 is het bezwaar ongegrond verklaard. Bij voorschotbeschikking van 24 juni 2011 is de KOT 2009 nogmaals herzien en vastgesteld op € 5.350,-. Bij beschikking van 21 juli 2015 is de KOT 2009 definitief vastgesteld op € 5.671,-.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Compensatieregeling kent een forfaitair element voor immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500,- per zes maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de Commissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de CWS. Gemachtigde heeft aangegeven dat de procedure bij CWS al in gang is gezet.

Voor wat betreft de berekening van de compensatie voor immateriële schade wordt
uitgegaan van een vergoeding van € 500,- voor ieder half jaar dat is verstreken tussen
het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening van de eerste beschikking met betrekking waarmee de compensatie wordt vastgesteld.

De UHT heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat de vergoeding voor immateriële
schade van de beschikking van 7 juni 2020 onjuist is berekend en zal worden aangepast met als begindatum 8 december 2008 en als einddatum de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Gemachtigde en belanghebbende hebben daarmee ingestemd.

Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het compensatiebedrag wordt aangepast naar aanleiding van het bezwaarschrift, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (voor het bezwaarschrift en de hoorzitting) met een wegingsfactor 2. UHT heeft dit in haar schriftelijke reactie van 30 maart 2022 reeds toegezegd.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om de vergoeding van de immateriële schade voor het verloop van de procedure toe te kennen vanaf 8 december 2008 tot het moment van de beslissing op bezwaar. Dit heeft tevens gevolgen voor de extra compensatie (1%). Voorts adviseert de Commissie om voor de huidige bezwaarprocedure op de gebruikelijke wijze een vergoeding voor proceskosten toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter