Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00386

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 13 maart 2021, kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 26 maart 2021

Hoorzitting: 22 december 2021 om 10:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 26 januari 2022

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie UHT-DC I van 13 maart. Tijdens de hoorzitting werd belanghebbende bijgestaan door gemachtigde.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend in het kader van een met CAF-11
vergelijkbaar onderzoek kinderopvang. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare CAF zaken van 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904 (hierna: de Compensatieregeling) is aan haar een bedrag van 38.907,- euro over het jaar 2012 toegekend.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van een met CAF 11
    vergelijkbaar onderzoek teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie
    voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van het bedrag van de teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
    invorderingskosten);
  • vergoeding van immateriële schade van 500 euro per zes maanden (3.2.1 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
  • extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade
bestemd. Een eventuele beslissing naar aanleiding van het advies van die commissie is
vatbaar voor bezwaar.

    Procesverloop

    Vooraankondiging
    Bij brief van 14 december 2020 heeft de dienst belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag 38.520,- euro.

    Bestreden besluit
    Bij besluit van 13 maart 2021 heeft de dienst belanghebbende een definitieve
    compensatie toegekend van 38.907,-. Belanghebbende heeft hiertegen een
    bezwaarschrift opgesteld en ingediend.

    Bezwaarschrift
    Het bezwaarschrift is ontvangen op 26 maart 2021.

    Schriftelijke reactie
    De schriftelijke reactie van UHT is van 30 november 2021.

    Aanvullende stukken
    Voorafgaand aan de hoorzitting heeft gemachtigde aanvullende stukken, schone lei -
    verklaringen en crediteurenlijsten in het kader van de WSNP verstuurd.

    Hoorzitting
    Op 22 december 2021 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting
    gehouden in aanwezigheid van belanghebbende en gemachtigde en een
    vertegenwoordiger van UHT. Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde
    zittingsaantekeningen en een overzicht van uitbetalingen, verrekeningen en betalingen
    van de Centrale Administratie/Apeldoorn d.d. 13 augustus 2012 verstrekt.

    Verlengen beslissingstermijn
    De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de gemachtigde, door UHT verlengd tot 27 december 2021.

    Gronden van bezwaar
    Belanghebbende heeft tijdens de hoorzitting te kennen gegeven na ontvangst van het
    dossier nog de volgende bezwaargronden te hebben:

    1. In 2011 is kinderopvangtoeslag aangevraagd en uitgekeerd. Dit jaar hoort ook
      meegenomen te worden in de compensatieberekening.
    2. Het compensatiebedrag is te laag omdat er in 2012 nog een bedrag betaald had
      moeten worden. Omdat de kinderopvangtoeslag in 2012 onterecht is stopgezet
      bestaat er een recht op kinderopvangtoeslag voor de laatste paar maanden van
      2012.
    3. Op grond van de gegevens van de Centrale Administratie/Apeldoorn van 13
      augustus 2012 heeft belanghebbende een hoger bedrag terugbetaald dan in de
      compensatieberekening is opgenomen. In de compensatieberekening moet dan ook een lager bedrag staan bij niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag (onderdeel e).
    4. Ter zitting is aan de orde gekomen dat aan de melding van 7 augustus 2012 om de KOT 2012 stop te zetten één of meer baliebrieven vooraf moeten zijn gegaan.
      Tevens zijn op 30 januari 2013 telefoonnotities gemaakt waaruit is op te maken dat verschillende keren informatie over 2012 is opgevraagd en door belanghebbende naar de balie is gebracht.

    Verweer

    1. In 2011 is volgens de gegevens van UHT geen terugvordering geweest. Het jaar
      2011 hoeft daardoor niet in de compensatieberekening te worden meegenomen.
    2. Op grond van de Compensatieregeling ontving belanghebbende, onder meer, een vergoeding voor kinderopvangtoeslagbedragen die bij beschikking aan haar waren toegekend en die ten onrechte van haar werden teruggevorderd. De regeling voorziet niet in vergoeding van kinderopvangtoeslagbedragen waarop
      belanghebbende recht meent te hebben, maar die niet bij beschikking aan haar zijn toegekend.
    3. Voor de berekening van de compensatie baseert UHT zich op de gegevens van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC). Uit die gegevens volgt het in de
      compensatieberekening opgenomen bedrag.
    4. Tijdens de hoorzitting kon UHT niet zeggen wanneer een (eerste) baliebrief is
      verzonden.

    Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

    Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
    overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

    Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

    1. In 2011 hoefde belanghebbende geen bedrag aan ontvangen kinderopvangtoeslag terug te betalen. Zij is dus in dat jaar niet gedupeerd door overheidshandelen. Het jaar 2011 is dan ook terecht niet in de compensatiebeschikking betrokken.
    2. De compensatie op grond van de Compensatieregeling bestaat uit een aantal
      elementen. Het eerste element betreft een compensatie voor correctiebesluiten. Dit element wordt in paragraaf 3.1.1 van de Compensatieregeling omschreven als ''het totaalbedrag waarmee de aanspraak van de ouder op kinderopvangtoeslag is stopgezet of neerwaarts is gecorrigeerd als direct gevolg van het (CAF-) onderzoek''. Op dit genoemde totaalbedrag worden ingevolge paragraaf 5 van de Compensatieregeling in een aantal gevallen bedragen in mindering gebracht.
    3. UHT baseert de compensatieberekeningen op de gegevens van het LIC. Het LIC
      maakt geen deel uit van de Belastingdienst/ Toeslagen en evenmin van UHT. De
      LIC-overzichten zijn opgebouwd op basis van de betalingen en verrekeningen die
      feitelijk zijn verricht en derhalve zijn terug te vinden in de beschikkingen die
      belanghebbende heeft ontvangen en de betalingen die belanghebbende heeft
      verricht. De LIC-overzichten geven, ook in het licht van de door belanghebbende
      geproduceerde gegevens, de Commissie geen aanleiding UHT te adviseren een ander bedrag (dan het bedrag dat door belanghebbende is terugbetaald en/of ten laste van haar verrekend) in aanmerking te nemen dan het reeds in aanmerking genomen bedrag.
    4. Ter zitting is aan de orde gekomen vanaf welk moment de immateriële
      schadevergoeding dient te worden berekend. In haar schriftelijke reactie hanteert
      UHT als startpunt de nihilstelling op 21 september 2012. De Commissie stelt op grond van de melding van 7 augustus 2012 (productie 9a van de schriftelijke reactie van UHT), waarin de KOT voor het jaar 2012 wordt stopgezet, vast dat er op die datum door de Belastingdienst/Toeslagen reeds een verzoek om informatie was gedaan met de tekst ''geen bewijsstukken ontvangen''. Hoewel niet geheel duidelijk is op welk moment de zogeheten baliebrief is verzonden, adviseert de Commissie om als uitgangspunt te nemen dat dit in ieder geval een maand voorafgaand aan het besluit van 7 augustus 2012 moet hebben plaatsgevonden. Hierbij gaat de Commissie er van uit dat, voorafgaand aan de nihilstelling, tweemaal een verzoek om informatie werd gedaan een verzoek en een herhaald verzoek bij het uitblijven van antwoord. De Commissie acht het aannemelijk dat daarbij, evenals in vergelijkbare zaken uit dezelfde periode, telkens een termijn van 2 weken voor antwoord is gegeven. De Commissie adviseert dan ook de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende, te berekenen vanaf 10 juli 2012 tot het moment van de beslissing op bezwaar.

    proceskostenvergoeding

    De gemachtigde van belanghebbende heeft belanghebbende tijdens de hoorzitting
    bijgestaan, zodat er 1 procespunt van 748,- euro kan worden toegekend met een
    wegingsfactor twee.

    Ook dient een procespunt voor de voorbereiding te worden toegekend, aangezien
    gemachtigde zittingsaantekeningen heeft overhandigd waarin aanvullende gronden
    staan. De Commissie adviseert in totaal 2 procespunten met een wegingsfactor twee toe te kennen.

    Extra compensatie
    De Commissie adviseert de extra compensatie van 1% in de beslissing op bezwaar te
    berekenen over het als gevolg van aanpassingen in de compensatieberekening
    gewijzigde sub saldo.

    Conclusie

    Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

    • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 10 juli 2012 tot de
      datum van de beslissing op bezwaar;
    • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
      aan te passen; en
    • de vergoeding voor juridisch bijstand vast te stellen en deze te vergoeden voor de
      onderhavige bezwaarprocedure met 2 procespunten met een wegingsfactor twee.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter