Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2020-045

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 maart 2020 met kenmerk T-C DR CAF-11 CB 3b

Ontvangst bezwaarschrift: 7 mei 2020

Hoorzitting: 11 juni 2021

Overdracht advies aan UHT: 29 juli 2021

Samenvatting

De Bezwaarschriftencommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om voor het jaar 2013 het compensatiebedrag onder punt (a) van de compensatieberekening te verhogen met de Awir-rente die aan belanghebbende in rekening is gebracht, om de vergoeding van de proceskosten voor de juridische bijstand te verhogen door het nieuwe bedrag van € 748 per procespunt te hanteren, om de proceskosten voor de juridische bijstand voor de huidige bezwaarprocedure te compenseren, daarvoor een wegingsfactor 2 voor elk van de procespunten toe te kennen en daarbij eveneens € 748 per procespunt te hanteren, om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf het eerste moment van intrekking tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen en om alsnog een vergoeding te verstrekken voor gederfde Awir-rente. Dat brengt mee dat ook de elementen c en f van de compensatiebeschikking (de zogenoemde aanvullende compensatie van 25% en van 1%) moeten worden verhoogd.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door zijn [gemachtigde], is gericht tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 3b) van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst). De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat hij deel heeft uitgemaakt van het onderzoek CAF 11.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, 66172, is aan hem een bedrag van € 39.800 toegekend.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen in het kader van CAF 11 teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor invorderingskosten);
  • vergoeding voor juridische bijstand (3.1.5 Compensatie voor proceskosten);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per 6 maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
  • extra compensatie van 1% in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename (7. Extra compensatie).

Procesverloop

  • Bij brief van 17 december 2019 heeft de dienst aan belanghebbende een vooraankondiging compensatie CAF 11 tot compensatie CAF 11 van € 32.932 gedaan. Belanghebbende heeft in een e-mailbericht aan zijn toenmalige [advocaat] op deze vooraankondiging gereageerd. In zijn verweerschrift beschouwt de dienst deze e-mail als officiële reactie op de voorlopige compensatieberekening.
  • Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de dienst een definitieve compensatie toegekend van € 39.800. Hiertegen is namens belanghebbende door gemachtigde bij brief van 6 mei 2020 pro forma bezwaar gemaakt. De gronden van het bezwaarschrift zijn door de gemachtigde bij brief van 21 september 2020 aangevuld.
  • Gemachtigde heeft op 11 december 2020 aan het secretariaat van de Commissie verzocht om het inleidend en aanvullend bezwaarschrift door te sturen naar de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) in verband met een verzoek om aanvullende vergoeding van de werkelijke schade. Deze doorzending is bevestigd bij brief van 18 december 2020.
  • De dienst heeft voorafgaand aan de hoorzitting een verweerschrift met dagtekening 10 februari 2021 ingediend bij de Commissie.
  • Op 10 juni 2021 heeft gemachtigde aan de Commissie zijn zittingsaantekeningen en nadere stukken via de e-mail gestuurd.
  • De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2021. Hiervan is een verslag gemaakt.
  • Op 17 juni 2021 heeft de dienst nog nadere informatie over de reeds toegekende proceskostenvergoeding verstrekt. Deze informatie is vervolgens aan gemachtigde bij e-mailbericht van 18 juni 2021 toegestuurd.

Gronden van bezwaar

Compensatiebedrag is te laag

Op de hoorzitting heeft gemachtigde aangegeven dat het bedrag ad € 43.000 aan gemaakte kosten, dat door belanghebbende in zijn reactie op de vooraankondiging compensatie wordt genoemd, achteraf niet meer te herleiden is zodat deze grond is komen te vervallen.

In het bezwaarschrift is het volgende aangevoerd.

Het besluit is niet inzichtelijk

Het primaire besluit voldoet niet aan de eisen van de artikelen 3:2 (zorgvuldige voorbereiding) en 3:46 (motivering van het besluit) van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb).
De reden hiervoor is het ontbreken van het (bezwaar)dossier en de onbekende wijze waarop de nadere stukken van de gemachtigde, in reactie op de vooraankondiging van 17 december 2019, al of niet zijn meegewogen door de dienst, daarnaast is het besluit niet inzichtelijk gemotiveerd.

De berekening is onjuist

Wat betreft 2012

  • Het goede recht moet uiteindelijk de basis zijn voor het besluit;
  • De afboeking van belastingrente dient niet via verrekening met een vordering op belanghebbende te blijven drukken.

Wat betreft 2013

  • De juistheid van het basisbedrag is onduidelijk;
  • Belanghebbende heeft in totaal een bedrag ad € 1375 aan invorderingsrente voldaan.

Wat betreft 2014

  • De juistheid van het basisbedrag is onduidelijk;
  • Belanghebbende heeft in totaal een bedrag ad € 704 aan invorderingsrente voldaan;
  • Afhankelijk van een overzicht van de verrekeningen die hebben plaatsgevonden zal mogelijk een bijstelling moeten plaatsvinden van het bedrag onder e1 van de berekening van de compensatie.

De vergoeding van 25% voor de materiële schade moet mogelijk aangepast worden.

De rentevergoeding voor de gemiste kinderopvangtoeslag ex artikel 3.1.6.van het Compensatiebesluit ontbreekt, deze zal specifiek ten aanzien van eventuele verrekeningen met overige toeslagen en/of belastingen moeten worden toegepast.

het is niet duidelijk in hoeverre belanghebbende is gecompenseerd voor kosten van juridische bijstand door gemachtigde ; het bedrag bedraagt inmiddels € 534 per punt.

De immateriële schadevergoeding is niet goed berekend; daarnaast dient de periode voor deze berekening te lopen vanaf het eerste neerwaartse correctiebesluit (16 juli 2014:verzending baliebrief) tot het einde van de procedure.

De bijstelling van extra compensatie van 1% zal aangepast moeten worden aan het naar boven bij te stellen compensatiebedrag.

De exceptieve toetsing Compensatieregeling

In plaats van toekenning van standaardbedragen had de werkelijke materiële en immateriële schade vergoed moeten worden. Een bedrag van € 500 per halfjaar doet geen recht doet aan de situatie van belanghebbende, de ondervonden spanning en de frustratie. Er is door de Belastingdienst willens en wetens gehandeld en nadeel is toegebracht aan belanghebbende.
De rechtspraak geeft daartoe ook aanleiding en biedt openingen (zie daartoe recent ECLI:NL:RVS:2021:590.en de richtinggevende ‘1 juli uitspraken’ van de Centrale Raad van Beroep en de conclusie van de AG in het kader van die uitspraken. Ook kan – bijvoorbeeld – worden gewezen op de recente annotatie van onder ECLI:NL:GHDHA:2021:285, AB 2021/102).

Uit de tekst van de Compensatieregeling volgt dat, indien sprake is van afzonderlijke besluiten en afzonderlijke beoordelingen, het recht op immateriële schadevergoeding per besluit- en zelfs per correctiebesluit (dus in casu 2 correctiebesluiten want 2 jaren) dient te worden vastgesteld.

De exceptieve toetsing Catshuisregeling

Deze regeling kan de exceptieve toets der kritiek niet doorstaan gelet op (wederom) het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel; ernstige gevallen worden minder gecompenseerd dan minder ernstige gevallen. Een verzoek aan de CWS biedt hier geen uitkomst; immers, die schade moet worden aangetoond en betreft geen forfait. Een rechtvaardiging voor dit onderscheid wordt niet gevonden in de toelichting op het Besluit aanvullende compensatie, anders dan opmerkingen over de uitvoerbaarheid en snelheid. Per saldo is belanghebbende binnen het forfait slechter af dan ouders die een laag schadebedrag hebben maar recht hebben op een hoog aanvullend bedrag binnen het forfait.
Gemachtigde heeft verder verzocht om vergoeding van de proceskosten van deze bezwaarprocedure.

Verweer

In de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift stelt de dienst, samengevat:

  • belanghebbende is ontvankelijk in zijn bezwaar;
  • het bezwaarschrift wordt aangemerkt als een verzoek tot het opvragen van het dossier en de dienst zal daar gehoor aan geven;
  • de artikelen 3:2 en 3:46 Awb zijn niet geschonden; in het bestreden besluit wordt immers voldoende aandacht besteed aan de eerdere zienswijze van belanghebbende op de voorlopige compensatieberekening; zo wordt vermeld dat het verzoek voor aanvullende compensatie bij de CWS moet worden ingediend;
  • het compensatiebedrag is op de juiste wijze berekend;
  • de dienst is gebonden aan het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken (hierna Compensatieregeling);
  • er is rekening gehouden met betaalde (invorderings)rente en kosten;
  • belanghebbende heeft nog recht op rente voor gemiste kinderopvangtoeslag;
  • het immateriële vergoedingsbedrag is correct berekend.

Feiten

Vaststaat dat belanghebbende voor de berekeningsjaren 2012 (€ 4.091), 2013 (€ 16.584) en 2014 (€ 13.090) kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor een totaalbedrag van € 33.765.
De kinderopvangtoeslag voor 2012 en 2013 is in eerste instantie neerwaarts gecorrigeerd. Vervolgens is de toeslag voor de jaren 2012, 2013 en 2014 op nihil gesteld.

Bij beschikking van 26 maart 2020 is aan belanghebbende een definitieve compensatie CAF 11 toegekend van € 39.800.

De toegekende compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in de Compensatieregeling. Het toegekende bedrag is opgebouwd uit een compensatiebedrag van € 33.765 (sub a), een bedrag van € 8.442 ter vergoeding van materiële schade (sub c), een bedrag van € 2.079 voor rente en kosten (sub d) en bedrag van € 6.300 ter vergoeding van juridische bijstand. Hiervan is afgetrokken een bedrag van € 17.181 wegens eerdere bijstellingen (sub e1). Ter vergoeding van immateriële schade is een bedrag van € 6.000 toegekend (sub b) en als extra compensatie is een bedrag van € 395 verstrekt ter compensatie van de mogelijke gevolgen van een vermogenstoename in de inkomstenbelasting (sub g).

Daarnaast staat vast dat het onderdeel van het bezwaarschrift dat een verzoek om aanvullende vergoeding van werkelijke schade betreft, inmiddels is ingediend bij de CWS.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd:
    • 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    • 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    • 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, Staatscourant 1 juni 2021, 28304, hierna: Catshuisregeling;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De dienst heeft het pro forma bezwaarschrift ontvangen op 7 mei 2020. De gronden van het bezwaar zijn aangevuld en ontvangen op 25 september 2020. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Kader van het advies

Zoals op de hoorzitting ook besproken, zijn de verzoeken om aanvullende schadevergoeding doorgestuurd naar de CWS. Over de daarop betrekking hebbende geschilpunten (zoals de door belanghebbende in zijn reactie op het voornemen compensatie aangevoerde extra kosten) zal de Commissie daarom niet adviseren. De Commissie ziet evenwel in dit geval aanleiding om op twee punten (de gevraagde vergoeding voor werkelijk gemaakte proceskosten en de gevraagde vergoeding voor immateriële schade) wel in te gaan.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Besluit is niet inzichtelijk

De Commissie is van mening dat door gemachtigde onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
De Commissie volgt gemachtigde wel in zijn stelling dat het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk is: bij de bij het besluit gevoegde berekeningstabel ontbreekt een duidelijk toelichting en verwijzing naar onderliggende stukken of beschikkingen.
De dienst kon op de hoorzitting de berekening van enkele gehanteerde bedragen ook niet duidelijk maken. In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
Naar het oordeel van de Commissie is belanghebbende door deze gang van zaken echter niet benadeeld; aan de hand van het aan gemachtigde toegestuurde verweerschrift van de dienst met bijlagen is de berekening te herleiden tot de in de berekeningstabel genoemde bedragen. Het motiveringsgebrek kan dan ook met toepassing van artikel 6.22 Awb gepasseerd worden.
De Commissie adviseert de dienst toekomstige besluiten van een deugdelijke motivering te voorzien.

De berekening is onjuist

Belanghebbende vraagt zich af of de compensatiebedragen bij onderdeel (a) van de berekening op de juiste bedragen zijn gebaseerd. De Commissie overweegt dat bij onderdeel (a) uitgegaan moet worden van “het totaalbedrag waarmee de aanspraak van de ouder op kinderopvangtoeslag is stopgezet of neerwaarts is gecorrigeerd als direct gevolg van het (CAF-)onderzoek”, aldus par. 3.1.1 van het CAF-compensatiebesluit. Verminderingen van de toeslag om andere redenen vormen geen grond voor compensatie. Uit de stukken en de financiële overzichten is de Commissie het volgende gebleken.

Ten aanzien van het jaar 2012

Het bedrag van € 4.091 onder a van de bijlage ‘berekening Compensatie’ bij het bestreden besluit is het jaarrecht 2012 dat belanghebbende bij voorschotbeschikking van 8 mei 2013 is toegekend (welk bedrag later naar aanleiding van een bezwaarprocedure is verhoogd met een bedrag van € 866 dat in één keer aan belanghebbende is uitbetaald). Het recht is uiteindelijk bij besluit van 6 maart 2015 op nihil gesteld. Het uitbetaalde bedrag van € 4.091 is in de bijlage van het bestreden besluit onder (e1) opgenomen.
Blijkens het overzicht in het procesdossier zit in het totaalbedrag van € 4.957
(€ 4.091 plus € 866) een bedrag van totaal € 557 van rente die aan belanghebbende is vergoed. Dit wordt als belastingrente opgevoerd. Uit het Overzicht (uit)betalingen en/of verrekeningen Toeslagen is op te maken dat er verder geen kosten of invorderingsrente in rekening zijn gebracht bij belanghebbende.

Ten aanzien van het jaar 2013

Het bedrag van € 16.584 onder a van de bijlage ‘berekening Compensatie’ bij het bestreden besluit is het jaarrecht dat belanghebbende bij voorschotbeschikking van 21 september 2013 is toegekend. Eerder was hem een bedrag van € 18.398 (€ 18.113 plus € 285) toegekend. Het recht is verminderd omdat er wijzigingen waren opgegeven in de kinderopvanggegevens van belanghebbende. Het verschil van € 1.814 is afgeboekt.
Het recht is geheel aan belanghebbende uitbetaald. Belanghebbende kreeg vervolgens een terugvorderingsbeschikking van € 16.993 die voor € 16.584 bestond uit teruggevorderde toeslag en voor € 409 uit Awir-rente die daarbij aan belanghebbende in rekening is gebracht. Door bij onderdeel (a) van de compensatieberekening niet uit te gaan van het totaal van de terugvorderingsbeschikking (inclusief Awir-rente) van
€ 16.993 is de compensatie te laag vastgesteld.
In de daarop volgende terugvorderingsfase is het bedrag van € 16.993 uiteindelijk verhoogd met een bedrag van € 1.375 aan rente. Dit wordt als invorderingsrente aangeduid. Het totaal ad € 18.368 is door bezwaarde terugbetaald.

Ten aanzien van het jaar 2014

Het bedrag van € 13.090 onder a van de bijlage ‘berekening Compensatie’ bij het bestreden besluit is het jaarrecht 2014 dat belanghebbende bij voorschotbeschikking van 27 december 2013 is toegekend. Bij voorschotbeschikking van 21 augustus 2014 is het jaarrecht verlaagd naar een bedrag van € 8.727.

Het verschil van € 4.363 is afgeboekt; belanghebbende heeft uiteindelijk € 8.727 ontvangen. Omdat het definitieve recht op nihil is gesteld, is het bedrag van € 8.727 teruggevorderd. Belanghebbende heeft het bedrag van € 8.727 verhoogd met een bedrag van € 704 aan rente terugbetaald (totaal € 9.431). Deze rente wordt als invorderingsrente aangeduid.
Bij besluit van 9 april 2018 is het jaarrecht 2014 naar aanleiding van een bezwaarprocedure verhoogd tot een uiteindelijk bedrag van € 16.797; het verschil is in één keer aan belanghebbende uitbetaald.

De Commissie komt voor de jaren 2012 en 2014 tot de conclusie dat de bedragen in de bijlage “berekening compensatie’ van het bestreden besluit te herleiden zijn tot de bedragen genoemd in de onderliggende stukken dan wel beschikkingen. Voor het jaar 2013 is het compensatiebedrag onder punt (a) te laag vastgesteld.

De Commissie heeft al eerder in haar adviezen aangegeven dat de dienst de term “belastingrente” foutief gebruikt; belastingrente wordt immers in rekening gebracht door de dienst bij het te laat doen van de jaarlijkse aangifte inkomstensbelasting en staat los van de kinderopvangtoeslag.
In dit kader spelen twee andere soorten rente een rol:

  • toeslagrente (uitgekeerd door de dienst wanneer belanghebbende onterecht geen kinderopvangtoeslag heeft ontvangen of door de dienst in rekening gebracht als belanghebbende onterecht wel kinderopvangtoeslag heeft ontvangen) waarvan de berekening wordt gedaan aan de hand van artikel 27 Awir;
  • invorderingsrente (wordt door de dienst bij de belanghebbende in rekening gebracht wanneer deze een bedrag niet op tijd heeft terugbetaald).

Gederfde toeslagrente

Zoals de dienst ter zitting heeft aangegeven, heeft belanghebbende ten onrechte nog geen vergoeding ontvangen voor de gederfde rente over de ten onrechte ingetrokken kinderopvangtoeslag conform par. 3.1.6.van de Compensatieregeling (versie 28 augustus 2020). De Commissie adviseert de dienst hierover alsnog een vergoeding te verstrekken.

Vergoeding kosten rechtsbijstand eerdere procedures

Belanghebbende heeft € 6.300 aan compensatie voor proceskosten ontvangen.
De berekening van de dienst is gebaseerd op 12 procespunten. Deze punten zijn toegekend voor de door gemachtigde in eerdere procedures beroepsmatig verleende rechtsbijstand (2 bezwaarschriften (m.b.t. 2013 en 2014), 2 (hoger) beroepschriften (m.b.t. 2012), tweemaal het verschijnen op zitting (met betrekking tot 2012)).
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan elk van deze 6 proceshandelingen 1 procespunt toegekend. De dienst heeft daarbij per procespunt een wegingsfactor van 2 (zeer zwaar) gehanteerd.

De Commissie heeft in de onderliggende stukken geen verdere proceshandelingen aangetroffen die voor een vergoeding in aanmerking komen. De berekening van de dienst is bij e-mailbericht van 18 juni 2021 aan gemachtigde toegestuurd. Gemachtigde heeft daarna enkel aangegeven dat het tarief per procespunt inmiddels is verhoogd naar € 534.
De Commissie is gelet op het voorgaande van mening dat de dienst terecht van 12 procespunten is uitgegaan.

De Commissie heeft in andere zaken de dienst geadviseerd bij de compensatie voor in het verleden gemaakte proceskosten en voor de vergoeding van door de belanghebbende gemaakte proceskosten in deze bezwaarprocedure een vergoeding toe te kennen van € 748 per procespunt, conform de aanpassing van het Besluit proceskosten bestuursprocesrecht per 1 juli 2021. De dienst heeft dat advies overgenomen.
De Commissie wijst erop dat deze verhoging tot € 748 per procespunt ook betrekking heeft op deze vergoeding van rechtsbijstand van gemachtigde.

Immateriële schadevergoeding

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit het CAF 11-besluit is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend.
De gemachtigde stelt dat deze elementen ook in deze zaak een rol spelen. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van zijn compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.
De Commissie adviseert dan ook om de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende te berekenen vanaf de datum van de eerste neerwaartse correctie ( in dit geval 11 juli 2014: de eerste administratieve correctie) tot de datum van de beslissing op bezwaar.
De compensatie van de immateriële schade wordt, gelet op de regeling, niet toegekend per individuele stopzetting per toeslagjaar, maar voor de totale periode tussen het moment van eerste stopzetting van de kinderopvangtoeslag en de afhandeling van de compensatie.

Extra compensatie van 1%

De bijstelling van extra compensatie van 1% zal aangepast moeten worden aan het naar boven bij te stellen compensatiebedrag.

Exceptieve toetsing Compensatieregeling

De Commissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de toekenning van forfaitaire bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is.
De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten 25% van het compensatiebedrag, en immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500 per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de Commissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de CWS.

Exceptieve toetsing Catshuisregeling

Aangezien belanghebbende al in 2020 een compensatie van meer dan € 30.000 is toegezegd en uitgekeerd, heeft zij geen belang bij de behandeling van haar bezwaren tegen de in 2021 van toepassing geworden zgn. Catshuisregeling, die voorziet in een verhoging van de compensaties tot € 30.000.

Vergoeding proceskosten

Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2. Ook hiervoor geldt de eerder aangegeven verhoging van het tarief van € 748 per procespunt.

Conclusie

De Commissie adviseert:

  • om alsnog een vergoeding te verstrekken voor gederfde Awir-rente.
    Dat brengt mee dat ook de elementen c en f van de compensatiebeschikking (de zogenoemde aanvullende compensatie van 25% en van 1%) moeten worden verhoogd;
  • om voor het jaar 2013 het compensatiebedrag onder punt (a) van de compensatieberekening te verhogen met de Awir-rente die aan belanghebbende in rekening is gebracht;
  • om de vergoeding van de proceskosten voor de juridische bijstand door [gemachtigde] te verhogen door het nieuwe bedrag van € 748 per procespunt te hanteren;
  • om de proceskosten voor de juridische bijstand voor de huidige bezwaarprocedure te compenseren, daarvoor een wegingsfactor 2 voor elk van de procespunten toe te kennen en daarbij eveneens € 748 per procespunt te hanteren;
  • om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf het eerste moment van intrekking tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen;
  • om alsnog een vergoeding te verstrekken voor gederfde Awir-rente. Dat brengt mee dat ook de elementen c en f van de compensatiebeschikking (de zogenoemde aanvullende compensatie van 25% en van 1%) moeten worden verhoogd.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter