BAC 2020-015
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit:26 maart 2020 met kenmerk T-C DR CAF-11 CB 3b
Ontvangst bezwaarschrift: 7 mei 2020
Hoorzitting: 18 februari 2021
Overdracht advies aan UHT: 20 april 2021
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf het eerste moment van intrekking tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen. Verder adviseert zij om alsnog een rentevergoeding van 1% voor vermogensschade toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door [gemachtigde], is gericht tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 3b) van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst). De compensatie is aan
belanghebbende toegekend, omdat zij deel uit heeft gemaakt van het onderzoek CAF 11.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172, hierna: Compensatieregeling) is aan haar een bedrag van €21.209 toegekend.
De compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten); - vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
(3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade); - vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
invorderingskosten); - vergoeding van immateriële schade van € 500 per 6 maanden (3.1.2 Compensatie
voor veronderstelde immateriële schade); - vergoeding van juridische bijstand (3.1.5 Compensatie voor proceskosten);
- vergoeding volgens de vaste norm van 1% voor vermogensrendementsheffing (7.
Extra compensatie).
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade
bestemd. Een eventuele beslissing naar aanleiding van het advies van deze commissie is vatbaar voor bezwaar.
Procesverloop
- De belanghebbende heeft op 17 december 2019 het voornemen ontvangen voor een compensatie CAF 11 van € 16.667. Op het voornemen is gereageerd door de
gemachtigde op 6 januari 2020 en 10 februari 2020. De reactie van belanghebbende per e-mail van 11 september 2020 is bijgevoegd. - Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de dienst belanghebbende een definitieve
compensatie toegekend van € 21.209. De gemachtigde heeft pro forma bezwaar
ingediend op 6 mei 2020 en dit aangevuld met gronden op 21 september 2020. - De dienst heeft voorafgaand aan de hoorzitting een verweerschrift ingediend bij de
Bezwaarschriftenadviescommissie op 18 januari 2021. - Bij brief van 16 februari 2021 heeft gemachtigde zittingsaantekeningen ingediend. Na de hoorzitting op 18 februari 2021 heeft gemachtigde nadere stukken gemaild op 20 februari 2021. De dienst heeft een nadere schriftelijke reactie ingebracht op 4 maart 2021.
- Bij beschikking van 2 februari 2021 is aan belanghebbende een aanvulling van de
compensatie tot € 30.000 toegekend: te weten € 8.791, gebaseerd op het Besluit
forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling, Staatscourant 19 maart 2021 nr. 14691, hierna te noemen de Catshuisregeling. De Catshuisregeling heeft terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021. - De gemachtigde heeft op 11 december 2020 aanvullende stukken ingediend, die op
verzoek van de gemachtigde zijn doorgestuurd naar de Commissie Werkelijke Schade. Bij brief van 18 december 2020 heeft de secretaris van de Bezwaarschriftencommissie deze doorzending bevestigd. Het secretariaat van de Commissie Werkelijke Schade heeft deze stukken samen met het initiële bezwaarschrift in behandeling genomen als een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade. - De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de gemachtigde,
gesteld op 1 juni 2021. - De gemachtigde heeft op 14 april 2021 een nader stuk ingediend per e-mail.
Gronden van bezwaar
Berekening Besluit CAF 11
Het primaire besluit voldoet niet aan de eisen van de artikelen 3:2 (zorgvuldige
voorbereiding) en 3:46 Algemene Wet Bestuursrecht, hierna Awb (motivering van het
besluit).
Het besluit voldoet hier niet aan, vanwege het ontbreken van het (bezwaar)dossier en de wijze waarop de nadere stukken van de gemachtigde, in reactie op de vooraankondiging van 17 december 2019, al of niet zijn meegewogen door de dienst.
De dienst heeft iedere belanghebbende volgens vaste regels behandeld en geeft
standaardbedragen voor met name immateriële schade, waardoor ernstige gevallen
minder worden gecompenseerd dan minder ernstige gevallen. Maatwerk, dat wel in de
rede zou liggen in dit dossier, ontbreekt.
Daarnaast is het compensatiebedrag niet deugdelijk gemotiveerd, meer in het bijzonder wat betreft de volgende onderdelen in de berekeningstabel bij de bestreden beschikking:
- het compensatiebedrag, mede in verband met het door belanghebbende in 2018 en
2019 afgeloste bedrag van € 6.526 op vorderingen in verband met kinderopvangtoeslag over 2013 en 2014; - het tijdvak voor de berekening van immateriële schadevergoeding; de datum van de
brief met het verzoek om inlichtingen (zogenoemde baliebrief) geldt als aanvangsdatum, omdat daarmee het onderzoek, dat tot de eerste neerwaartse correctiebeschikking heeft geleid, is gestart en belanghebbende van dit onderzoek ook last krijgt. Voor de einddatum geldt de datum van volledig herstel; - de berekening van de immateriële schadevergoeding; deze start bij de bijstelling in
het eerste toeslagjaar en loopt als één traject door in plaats van dat er cumulatie van
toekenning per toeslagjaar plaatsvindt; - de compensatie voor rente en invorderingskosten;
- vergoeding voor juridische bijstand, waarin de vergoeding voor proceskosten van de
lopende beroepsprocedure in verband met kinderopvangtoeslag over 2014 en de
onderhavige procedure (nog) niet zijn meegenomen; - vergoeding van extra compensatie van 1%; berekenen over het bijgestelde
compensatiebedrag in de beslissing op bezwaar.
Exceptieve toets
De compensatieregeling gaat uit van standaardbedragen in plaats van maatwerk.
Daarmee voldoet de regeling niet aan de exceptieve toets c.q. is de regeling in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Met name de vergoeding van materiële schade en de
immateriële schade voldoen niet daaraan. Daarbij komt dat de Compensatieregeling de hoogte van de compensatie (mede) afhankelijk stelt van de bedragen die (destijds) zijn teruggevorderd c.q. terugbetaald.
Bezwaren tegen Besluit 2 februari 2021
Daarnaast is tijdens de hoorzitting op 18 februari 2021 tegen de Beschikking van 2
februari 2021, die is gebaseerd op de Catshuisregeling, door de gemachtigde nog het
volgende aangevoerd.
De Catshuisregeling en de Beschikking van 2 februari 2021 voldoen niet aan de
exceptieve toetsing wegens strijdigheid met het evenredigheids- en het
gelijkheidsbeginsel. Het bedrag van € 30.000 betreft ook een forfaitair bedrag, maar
staat los van de hoogte van het teruggevorderde bedrag, de duur van alle procedures of de daadwerkelijke grondslag van de geleden schade (CAF, OGS (opzet/grove schuld) of een andere grondslag). Hierdoor ontvangen belanghebbenden die meer schade hebben geleden relatief minder of geen compensatie op grond van deze regeling dan anderen.
Naast dit bezwaar, zijn de eerder aangevoerde bezwaren tegen het initiële bestreden
besluit eveneens gericht tegen het nieuwe besluit van 2 februari 2021 op grond van
artikel 6:19 eerste lid Awb. Rentevergoeding uitbetaling € 30.000. Volgens de gemachtigde moet de dienst over de onterecht nog niet uitgekeerde forfaitaire compensatie rente betalen. Als de forfaitaire compensatie € 30.000 is, dan
heeft de belanghebbende tussen het eerste moment van uitkering in december 2019 en de uiteindelijke uitkering van € 30.000 recht op rentevergoeding over het gehele
bedrag.
Verweer
In reactie stelt de dienst, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in zijn
bezwaar, maar dat het bezwaar (vooralsnog) bij gebrek aan concrete bezwaargronden
tegen de verstrekte compensatie ongegrond is. Daarbij onderkent de dienst dat het
persoonlijke dossier van belanghebbende (nog) niet is verstrekt; het bezwaarschrift
wordt daarom door de dienst tevens aangemerkt als een verzoek tot het opvragen
hiervan.
Het verzoek om een vergoeding van proceskosten wijst de dienst af, omdat de dienst niet voornemens is de primaire beschikking te herzien (artikel 7:15 tweede lid Awb). Voor wat betreft een aanvullende vergoeding van werkelijke schade - boven forfaitair - dient (gemachtigde van) belanghebbende een verzoek in te dienen bij de Commissie
Werkelijke Schade.
De dienst heeft zich tijdens de hoorzitting van 18 februari 2021 en in zijn schriftelijke
reactie van 4 maart 2021, samengevat, als volgt uitgelaten over de bezwaren van
gemachtigde:
- Compensatieberekening
De dienst heeft specifieke onderdelen van het bestreden besluit nader toegelicht.
Startdatum compensatie immateriële schade De aanvangsdatum voor de berekening van de immateriële schadevergoeding is de datum van de melding (in het Toeslagensysteem) die geleid heeft tot de eerste
neerwaartse correctie van de toeslag. Volgens de dienst is dit 8 juli 2014.
Rente en invorderingskosten Deze compensatie is afgeleid uit het invorderingsoverzicht dat is toegevoegd aan de stukken. Vergoeding juridische bijstand Volgens de dienst is terecht nog geen compensatie voor proceskosten toegekend, omdat er nog een procedure loopt in hoger beroep en de uitkomst hiervan nog niet bekend is. Afhankelijk van de uitkomst van de lopende procedure zullen proceskosten gecompenseerd worden.
Extra compensatie van 1% De dienst verklaart de aanpassing van dit compensatiebedrag/onderdeel mee te nemen in de beslissing op bezwaar. - Exceptieve toetsing Compensatieregeling
De dienst stelt dat deze toets ten onrechte in stelling wordt gebracht en dat de
Compensatieregeling niet strijdig is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens de dienst is het beleid om de compensatie op deze wijze vorm te geven een politieke keuze. - Artikel. 6:19 Awb
Ten aanzien van het punt dat de bezwaren, aangevoerd tegen het Besluit van 26 maart 2019, eveneens gericht zijn tegen de uitkering op basis van de Catshuisregeling, stelt de dienst zich op het standpunt dat de Beschikking van 2 februari 2021 geen vervanging van de bestreden compensatiebeschikking is, maar een op zichzelf staande beschikking. De dienst stelt dan ook dat artikel 6:19 Awb niet van toepassing is. Daarnaast is naar het oordeel van de dienst, belanghebbende er niet in geslaagd om te onderbouwen waarom
het CAF-11 Besluit en de Catshuisregeling in zijn algemeenheid strijdig zouden zijn met een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur c.q. met beleidsregels.
Vaststaande feiten
Vaststaat dat belanghebbende voor de berekeningsjaren 2013 (€ 7.552) en 2014
(€ 9.778,-) kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor een totaalbedrag van € 17.330, -.De toeslagen voor deze berekeningsjaren zijn gecorrigeerd als gevolg van het CAF 11
onderzoek en op nihil gesteld. Vaststaat ook dat bij beschikking van 26 maart 2020 een definitieve compensatie CAF 11 aan belanghebbende is toegekend.
Daarnaast staat vast dat het onderdeel van het bezwaarschrift dat een verzoek om
aanvullende vergoeding van werkelijke schade betreft, is doorgezonden naar de
Commissie Werkelijke Schade (zie onder procesverloop).
Bij Beschikking van 2 februari 2021 heeft de belanghebbende een besluit ontvangen op grond van de Catshuisregeling.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd:
o 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172);
o 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700);
o 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904); - Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit proceskosten);
- Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag) Staatscourant 19 maart 2021 nr. 14691.
Ontvankelijkheid ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De dienst heeft het pro forma bezwaarschrift ontvangen op 7 mei 2020. De gronden van het bezwaar zijn aangevuld op 25 september 2020. Niet in geschil is dat het
bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Bezwaarschriftenadviescommissie zal allereerst ingaan op de samenloop van de
Beschikking van 26 maart 2020 en de Beschikking van 2 februari 2021 waarbij uitvoering wordt gegeven aan de Casthuisregeling.
De gemachtigde heeft voorts in het bezwaar en de zittingsaantekeningen bezwaren
aangevoerd in verband met de exceptieve toetsing van de Compensatieregeling en de
Catshuisregeling. De Bezwaarschriftencommissie zal eerst deze bezwaren behandelen en daarna ingaan op de overige bezwaren.
Bij Beschikking van 2 februari 2021 is aan belanghebbende een aanvullend forfaitair
bedrag tot € 30.000 toegekend op grond van de Catshuisregeling.
De Bezwaarschriftenadviescommissie concludeert dat er voldoende aanleiding is om het Besluit van 2 februari 2021 te beschouwen als een nader besluit in de zin van artikel 6:19 Awb. Het kabinet omschrijft deze regeling – in de toelichting – ook als een
aanvullende maatregel. De Commissie wijst er op dat de feitelijke grondslag, evenals de bevoegdheidsgrondslag (artikel 49b Awir) dezelfde zijn als die van het primaire besluit. Voorts heeft, vanuit het oogpunt van rechtsbescherming, deze benadering van belanghebbende de voorkeur en is in lijn met het karakter van en de samenhang tussen deze regelingen.
Uit deze samenhang volgt dat de bij de hoorzitting aangevoerde bezwaren reeds daarom niet apart behandeld behoeven te worden. De bezwaren zijn besproken tijdens de hoorzitting en partijen hebben kunnen reageren op de bezwaren. De Commissie heeft ook haar vragen kunnen stellen en ziet dan ook geen noodzaak de behandeling van de onderhavige zaak hiervoor aan te houden.
Exceptieve toets Compensatieregeling
De Commissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de toekenning van forfaitaire bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is. Verder is op dit punt ook niet door de gemachtigde overtuigend gesteld of gebleken.
De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten 25% van het compensatiebedrag, en immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500 per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de Bezwaarschriftenadviescommissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van afwijkingen, voor uitzonderingsgevallen, een maatwerk regeling is getroffen door middel van het advies van de Commissie Werkelijke Schade.
Exceptieve toets Catshuisregeling
Om een grote groep gedupeerde ouders sneller recht te kunnen doen heeft het kabinet
een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd. Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend en daarvoor, na een lichte toets, in aanmerking komen, de zogenaamde Catshuisregeling.
De kinderopvangtoeslagaffaire heeft een nog niet exact bepaalde, maar grote groep
belanghebbenden ernstig geraakt. Velen van hen zijn voor opeenvolgende jaren
gedupeerd door in allerlei opzicht onrechtmatige terugvorderingen waarbij
vooringenomenheid en hardheid bij de invordering voorop hebben gestaan. Zij en hun
kinderen zijn in hun maatschappelijk functioneren ernstig belemmerd. Het kabinet heeft met de Catshuisregeling een uniforme, praktische regeling gemaakt en, met
inachtneming van alle belangen, beoogd een grote groep van de gedupeerden snel
tegemoet te komen. Indien gedupeerde ouders menen dat zij naast dit bedrag van
30.000 euro in aanmerking komen voor een vergoeding voor hogere en werkelijk geleden schade staat de weg open naar de Commissie Werkelijke Schade.
Deze regeling kan inderdaad in individuele gevallen ongelijk uitwerken. Naarmate van
gedupeerden onrechtmatig een geringer bedrag aan de kinderopvangtoeslag is
teruggevorderd, komen zij binnen de bandbreedte van € 30.000 in aanmerking voor
een hogere aanvullende compensatie. Dit is een bezwaar dat inherent is aan de lumpsum regeling, zoals door het kabinet is vastgesteld. Het kabinet heeft, zoals hiervoor is gemotiveerd, deze bestuurlijke keuze gemaakt om snel en eenduidig uitzicht te bieden aan de grote groep burgers die hard is geraakt door de vooringenomenheid en hardheid van het stelsel.
Alles overziende brengt dit de Commissie tot het oordeel dat deze aanpak te billijken is. Naar haar oordeel is niet gebleken dat deze globale regeling het evenredigheidscriterium schendt, zoals de gemachtigde heeft aangevoerd. Het hiervoor beschreven samenstel van compensatieregelingen leidt niet per definitie tot een onaanvaardbare of overwegend onevenwichtige uitkomst. Van belang hierbij is bovendien dat in alle fases in rechtsbescherming is voorzien.
Toegekende compensatie
Tijdens de hoorzitting van 18 februari 2021 heeft de Commissie de definitieve berekening van de standaardvergoedingen op grond van de Compensatieregeling met gemachtigde en de dienst doorgenomen. Na de uitleg van de dienst komt de Commissie tot de algemene conclusie dat de standaardbedragen in de berekeningstabel maar gedeeltelijk te herleiden zijn tot de bedragen genoemd in de onderliggende stukken dan wel beschikkingen, die als bijlagen bij de schriftelijke reactie van de dienst zijn opgenomen.
Bij de volgende onderdelen heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie specifieke
opmerkingen:
Verrekening compensatie met terugbetaling
De dienst heeft de verrekening van deze terugbetalingen niet op een inzichtelijke en
daarmee controleerbare manier gepresenteerd. Met name is niet duidelijk gemaakt waar het door belanghebbende terugbetaalde bedrag van € 6.526 staat vermeld: is dit opgenomen onder de aftrekpost voor niet ingevorderde kinderopvangtoeslag (e2) of is deze post terug te vinden in het algemene compensatiebedrag (a)?
Rente en invorderingskosten (d)
In het verlengde daarvan benadrukt de Commissie dat het compensatiebedrag voor rente en invorderingskosten in het algemeen ten minste gelijk moet zijn aan het bedrag dat aan belanghebbende in rekening is gebracht voor betaalde dan wel met haar verrekende rente en invorderingskosten. Ook mag de aftrekpost onder e2 geen component aan (niet ingevorderde) rente en kosten bevatten. De Commissie geeft de dienst in overweging om in de beslissing op bezwaar alsnog een duidelijke toelichting bij de berekeningstabel op te nemen met verwijzing naar onderliggende beschikkingen. Daarnaast adviseert zij, indien de heroverweging daartoe aanleiding geeft, de betreffende bedragen, voor zover deze in het voordeel van belanghebbende zijn, bij te stellen. Het valt niet te verenigen met de aard en het karakter van de CAF 11 Compensatieregeling dat bijdragen in een bezwaarprocedure ten nadele van de belanghebbende worden bijgesteld. De rentevergoeding zoals beschreven in het Compensatiebesluit wordt vergoed over het aldus berekende compensatiebedrag. Naar de mening van de Commissie wordt hiermee bedoeld het bedrag aan compensatie na toepassing van de criteria van het Compensatiebesluit en niet de aanvulling van het bedrag tot € 30.000 door de Catshuisregeling.
Juridische bijstand
De compensatie voor juridische bijstand is een forfaitaire vergoeding en niet een
vergoeding van de daadwerkelijk door belanghebbende gemaakte kosten. Mochten de
daadwerkelijke kosten van de juridische bijstand hoger zijn dan deze vergoeding, dan is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade de aangewezen route. De gemachtigde heeft in het nader ingediende stuk van 14 april 2021 bericht dat het hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is ingetrokken.
Voor de vergoeding voor een procespunt zijn twee regelingen van toepassing. De
algemene regeling van het Besluit procesrecht en de Subsidieregeling pakket
rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag.
Het moment van aanvang van de toepassing van de herstelregelingen
kinderopvangtoeslag is bepalend voor de beantwoording van de vraag welke regeling in zijn zaak van toepassing is.
Een proceshandeling en de vervolghandelingen tegen een besluit die zijn aangevangen
voor de dagtekening van het initiële besluit waarmee compensatie aan de
belanghebbende is toegekend, vallen onder de regeling Besluit procesrecht. De overige
proceshandelingen vallen onder de Subsidieregeling pakket rechtsbijstand
herstelregelingen kinderopvangtoeslag waarbij de hoogte van de vergoeding van het
hierbij gehanteerde procespunt wordt gebaseerd op het voornoemde besluit.
Immateriële schade
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit het CAF 11 besluit is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend.
Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie. De gemachtigde heeft de stress benadrukt die de belanghebbende ervaren heeft en nog steeds ervaart door deze hele affaire.
De Commissie adviseert dan ook de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende, te berekenen vanaf het moment van eerste initiële stopzetting kinderopvang toeslag tot het moment van de beslissing op bezwaar.
De compensatie van de immateriële schade wordt, gelet op de regeling, niet toegekend per individuele stopzetting per toeslagjaar, maar voor de totale periode tussen de initiële intrekking van de kinderopvangtoeslag en de afhandeling van de compensatie.
Extra compensatie van 1% voor vermogenstoename
De Bezwaarschriftenadviescommissie onderschrijft het standpunt van de dienst om de
aanpassing van dit compensatiebedrag op te nemen in de beslissing op bezwaar.
Samenvatting en advies
De Commissie is van oordeel dat de Compensatieregeling en de Catshuisregeling, in onderlinge samenhang bezien, niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Het kabinet heeft bestuurlijke keuzes gemaakt bij het gebruikmaken van forfaitaire regelingen, waarbij met name bij de aanvullende Catshuisregeling snelheid van handelen bij het bieden van perspectief aan veel gedupeerden voorop heeft gestaan. Het stelsel van elkaar aanvullende regelingen en de hierbij geboden rechtsbescherming, geeft de belanghebbende voldoende mogelijkheden om de werkelijk geleden schade vergoed te krijgen en, indien nodig, op te komen voor haar recht.
De Commissie adviseert om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf het eerste moment van intrekking tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen. Verder adviseert zij om alsnog een rentevergoeding van 1% voor vermogensschade toe te kennen.
Nu het hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is
ingetrokken kan alsnog tot vergoeding van de rechtsbijstandskosten worden overgegaan.
Bij het opstellen van de beslissing op bezwaar adviseert de Commissie de dienst de bedragen en de onderliggende stukken zoop te stellen dat deze op het eerste gezicht herkenbaar en te begrijpen zijn voor de belanghebbende. Dit geldt met name voor de verrekening van de terugbetaling door belanghebbende.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter