BAC 2020-013
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 26 maart 2020
Ontvangst bezwaarschrift: 1 mei 2021
Hoorzitting: 5 februari 2021
Overdracht advies aan UHT: 1 maart 2021
Samenvatting
De Commissie adviseert onder andere dat de vergoeding voor proceskosten dient te worden verhoogd met een door de Commissie aangegeven vergoeding per procespunt. Ook moet de gederfde rente worden vergoed en ook de vergoeding voor immateriële schade behoort te worden verhoogd.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van [belanghebbende] is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst) genomen definitieve compensatiebeslissing CAF 11 van 26 maart 2020 (hierna: de beschikking) die aan haar is toegekend omdat ze deel uit heeft gemaakt van het onderzoek in CAF 11-zaken. Belanghebbende wordt bijgestaan door [gemachtigde].
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Staatscourant 2019, 66172) is aan belanghebbende een bedrag van € 45.436 toegekend. De toegekende compensatie bestaat uit de volgende elementen: het compensatiebedrag, een vergoeding voor materiële schade, een vergoeding voor rente en kosten, een vergoeding voor juridische bijstand, een vermindering wegens eerdere bijstelling, een vermindering wegens niet ingevorderde Kinderopvangtoeslag (hierna ook: KOT), een vergoeding voor immateriële schade en een extra compensatie van 1 %.
Procesverloop
De dienst heeft belanghebbende bij brief van 17 december 2019 een voornemen tot compenseren meegedeeld, gevolgd door een definitieve compensatiebeslissing bij brief van 26 maart 2020. Hiertegen is namens belanghebbende door de gemachtigde bij brief van 1 mei 2020 pro forma bewaar gemaakt. De gronden van het bezwaarschrift zijn door de gemachtigde bij brief van 28 augustus 2020 aangevuld. De dienst heeft een verweerschrift met producties ingezonden dat door de commissie is ontvangen op 12 oktober 2020. Verdere nadere gronden zijn door de commissie van de gemachtigde ontvangen bij brief en e-mail van 27 januari 2021 ontvangen en verder gezonden aan de dienst. De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2021. Het verslag daarvan gaat als een bijlage bij dit advies.
Gronden van bezwaar
Belanghebbende heeft bij brief van 1 mei 2020 pro forma bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 26 maart 2020, die door de dienst kennelijk op dezelfde datum is ontvangen. Bij brieven van 28 augustus 2020 en 27 januari 2021 heeft de gemachtigde de gronden aangevuld en verzocht om toekenning van een vergoeding van proceskosten in deze bezwaarprocedure.
De gronden richten zich, samengevat, tegen de volgende elementen van het besluit:
- de berekening van de vergoeding voor rente en kosten is onduidelijk;
- aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van de werkelijke proceskosten € 20.294,64;
- gelet op de gemaakte kosten moet de vergoeding voor immateriële schade verhoogd worden van 25% naar 75% van het zogenoemde compensatiebedrag;
- de gegeven forfaitaire vergoeding voor proceskosten is onvolledig: een bezwaarprocedure ontbreekt. Daarnaast heeft belanghebbende kosten gemaakt met het oog op een gevoerde klachtenprocedure;
- belanghebbende maakt verder aanspraak op vergoeding van andere schadeposten, onder andere van de kosten gemaakt voor een reis naar Turkije om een lening af te sluiten bij familieleden teneinde procedures tegen de dienst over de kinderopvangtoeslagen te kunnen bekostigen.
Verweer en productie van dienst en gemachtigde
De dienst heeft een verweerschrift ingediend. Daarin wordt, samengevat, gesteld dat de vergoeding voor proceskosten moet worden aangepast en dat belanghebbende voor vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten en andere kosten een verzoek moet indienen bij de zogenoemde Commissie werkelijke schade.
Verzoeken om inlichtingen om inlichtingen, hoorzitting en nader ingezonden stukken
Op 5 februari 2021 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden. Het verslag van deze hoorzitting is bij dit advies gevoegd. Voorafgaande aan de hoorzitting heeft de Commissie aan de gemachtigde en aan de dienst vragen gesteld. Voorafgaande aan de hoorzitting heeft de Commissie een aantal stukken ontvangen van de gemachtigde en een dossier van een door belanghebbende bij een klachtencommissie van de dienst aangespannen klachtprocedure. Na de hoorzitting heeft de Commissie nog een stuk ontvangen van de dienst, waarin de in de beschikking van 26 maart 2020 toegekende vergoeding voor rente en kosten is gespecificeerd.
Vaststaande feiten
Vaststaat dat belanghebbende een voorschotbeschikking voor het jaar 2012 heeft ontvangen ten bedrage van € 37.495 en voor 2013 een voorschotbeschikking 2013 ten bedrage van € 15.643. Bij definitieve beschikkingen, gegeven in 2014 en 2015, zijn beide bij voorschot verleende toeslagen verminderd naar € 0. Beide bedragen zijn vervolgens teruggevorderd door de dienst.
De omvang van de door de gemachtigde gestelde werkelijk gemaakte proceskosten worden door de dienst niet bestreden. De dienst bestrijdt evenmin dat belanghebbende kosten heeft gemaakt met betrekking tot een door belanghebbende aangespannen klachtenprocedure inzake het optreden van ambtenaren van de dienst. Evenmin ontkent de dienst dat in het als bijlage 14 bij het verweerschrift gevoegde overzicht van proceskosten ten onrechte niet is opgenomen een vergoeding voor een bezwaarprocedure.
De dienst bestrijdt verder niet dat belanghebbende en/of haar echtgenoot een reis heeft gemaakt naar Turkije teneinde bij familie een lening af te sluiten voor het financieren van de kosten van procedures over kinderopvangtoeslagen.
Van toepassing zijnde wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019;
- Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020;
- Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit proceskosten).
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Kader van advies
Zoals ook op de hoorzitting is besproken, zijn de verzoeken van belanghebbende om aanvullende schadevergoedingen doorgestuurd naar de Commissie Werkelijke Schade. Over de daarop betrekking hebbende geschilpunten zal de Commissie daarom niet adviseren. Een uitzondering maakt de Commissie voor de gevraagde vergoeding voor werkelijk gemaakte proceskosten en voor de vergoeding voor immateriële schade. Op die punten zal de Commissie hierna wel ingaan.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Rente en invorderingskosten
Na de hoorzitting heeft de dienst een specificatie ingezonden van de in de compensatie begrepen vergoeding van rente en invorderingskosten. Volgens deze specificatie gaat het om een vergoeding van een bedrag aan rente van € 977 met dagtekening 08-05-2015 voor het jaar 2012 en om een vergoeding van een bedrag aan rente van € 407 met dagtekening 2014-1003 voor het jaar 2013. Deze specificatie is toegezonden aan de gemachtigde, die daar niet meer op heeft gereageerd. De Commissie concludeert dat de in de beschikking van 26 maart 2020 opgenomen vergoeding van rente van (€ 977 + € 407 = € 1.384) juist is.
Nadat op 26 maart 2020 de definitieve compensatiebeschikking is afgegeven is op 28 augustus 2020 de CAF-compensatieregeling gewijzigd waarbij in paragraaf 3.1.6. van de regeling een vergoeding is toegevoegd voor gederfde rente over het bedrag aan gemiste kinderopvangtoeslag, met overeenkomstige toepassing van art. 27 Awir. De commissie adviseert om de toegekende CAF-compensatie met toepassing van die regeling te verhogen.
De proceskostenvergoeding
De Commissie is van mening dat op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2 extra procespunten hadden moeten worden toegekend voor het bezwaar tegen de afwijzing van het herzieningsverzoek van de kinderopvangtoeslag over 2013. In zoverre is het bezwaar gegrond.
In het kader van het verzoek om vergoeding van de door belanghebbende werkelijk gemaakte proceskosten heeft de gemachtigde tijdens de hoorzitting verwezen naar artikel 2, derde lid, van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht. Deze bepaling biedt de rechter de mogelijkheid om "in bijzondere omstandigheden" van de in dat Besluit opgenomen forfaitaire regeling af te wijken en bij voorbeeld een vergoeding voor de werkelijk gemaakte proceskosten toe te kennen.
De Compensatieregeling CAF 11 voorziet – zie paragraaf 3.1.5. van die regeling –slechts in een "forfaitaire vergoeding vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursprocesrecht". De regeling kent niet de mogelijkheid om al in het kader van een op grond van die regeling te geven beschikking, analoog aan de regeling van artikel 2, lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in bijzondere omstandigheden af te wijken van de forfaitaire vergoeding, zoals geregeld in dat Besluit. Voor verkrijging van een vergoeding voor proceskosten die afwijkt van die forfaitair bepaalde vergoeding, zouden CAF 11-slachtoffers zich dus, zoals ook door de dienst in deze bezwaarprocedure is aangevoerd, maar moeten wenden tot de Commissie werkelijke schade. Het Besluit proceskosten bestuursrecht gaf, toen de Compensatieregeling CAF 11 werd getroffen, recht op een vergoeding van € 512 per procespunt. Dat bedrag is inmiddels opgetrokken, eerst tot € 525 per procespunt en vervolgens tot € 534 per procespunt, het nu geldende bedrag. Een aanzienlijk optrekking van dat bedrag tot € 748 per 1 juli van dit jaar, is al aangekondigd.
Volgens de (concept) Nota van toelichting bij het voorgenomen besluit tot aanpassing van de regeling zal deze verhoging de forfaitaire vergoeding 'gemiddeld kostendekkend maken'. Het is naar de mening van de Commissie evident dat de door de Commissie Donner geconstateerde institutionele vooringenomenheid van de dienst in CAF 11-gevallen als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2, lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht moet worden beschouwd. Dat standpunt brengt de Commissie ertoe te adviseren om reeds nu in alle gevallen waarin bezwaar is gemaakt tegen de in maart 2020 gegeven beschikkingen tot compensatie dit nieuwe bedrag per procespunt van € 748 te hanteren.
Aldus wordt bereikt dat CAF 11-slachtoffers van de toeslagenaffaire een forfaitaire vergoeding ontvangen die, als gezegd, gemiddeld genomen de werkelijk gemaakte kosten zal dekken. Die optrekking zal tevens tot gevolg hebben dat die slachtoffers in de regel een onnodige gang naar de Commissie werkelijke schade wordt bespaard. Bovendien wordt daarmee voorkomen dat die Commissie wordt belast met behandeling van een groot aantal verzoeken om vergoeding van werkelijk gemaakte proceskosten, terwijl die Commissie zijn tijd beter kan besteden aan ingewikkelder zaken.
Vergoeding voor immateriële schade
De Commissie adviseert de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van de belanghebbende te berekenen vanaf het moment van de eerste stopzetting van de kinderopvangtoeslag tot het moment van beslissing op bezwaar.
Vergoeding voor proceskosten in deze bezwaarprocedure
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 4 procespunten.
Conclusie en advies
Samengevat is de Commissie van mening dat de vergoeding voor proceskosten dient te worden verhoogd met een vergoeding voor 2 extra procespunten, dat per procespunt een vergoeding moet worden toegekend van € 748 per procespunt, conform de voorgenomen verhoging van dat bedrag in het Besluit proceskosten bestuursrecht, dat gederfde rente moet worden vergoed met toepassing van art. 27 Awir en dat ook de vergoeding voor immateriële schade behoort te worden verhoogd.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter