BAC 2020-011
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 26 maart 2020
Ontvangst bezwaarschrift: 6 april 2020
Hoorzitting: 9 december 2020
Overdracht advies aan UHT: 24 december 2020
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ontvankelijk is en dat er voldoende aanleiding is voor vergoeding van de proceskosten
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van [belanghebbende] is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst) genomen beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020 die aan haar is toegekend omdat ze deel uit heeft gemaakt van het onderzoek in CAF 11. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Staatscourant 2019, 66172) is aan haar een bedrag van € 12.061 toegekend.
De toegekende compensatie aan belanghebbende bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in artikel 1 lid 1 sub a, b, c en f van die regeling. Er is aan belanghebbende geen compensatie voor proceskosten toegekend.
Gronden van bezwaar
Belanghebbende heeft bij brief van 1 april 2020, die door de dienst is ontvangen op 6
april 2020, bezwaar ingesteld tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020. Het bezwaar ziet op het niet vergoeden van de door haar gemaakte kosten voor professionele rechtsbijstand in eerder procedures, zoals bedoeld in de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019.
Verweer
In de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift wordt door verweerder, samengevat, gesteld dat er geen aanleiding is voor het vergoeden van proceskosten nu ook na onderzoek niet is gebleken dat belanghebbende in 2015 kosten heeft gemaakt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht bij het opkomen tegen de correctiebesluiten van de dienst over de jaren 2012, 2013 en 2014.
Vaststaande feiten
Vaststaat dat belanghebbende in 2015 drie bezwaarschriften heeft ingediend (op 19 februari 2015, op 13 mei 2015 en op 20 mei 2015) tegen een correctiebesluit, een terugvorderingsbesluit en een gevoegd correctiebesluit met betrekking tot drie kalenderjaren, te weten 2012, 2013 en 2014. De dienst heeft deze bezwaarschiften inhoudelijk behandeld en belanghebbende telkenmale in het gelijk gesteld, bij besluiten van 4 maart 2016 en 4 april 2016.
Vaststaat ook dat [gemachtigde] in een e-mail van 8 april 2020 stelt dat zij belanghebbende in 2015 heeft bijgestaan, in die zin dat gemachtigde in 2015 bezwaarschriften voor belanghebbende heeft geschreven en dat belanghebbende de bezwaarschriften vervolgens op eigen titel heeft ingediend.
Gemachtigde is een zus van belanghebbende. Gemachtigde voerde in 2015 naast haar
ambtelijke werk een zelfstandige praktijk voor juridisch advies. Noch gemachtigde, noch belanghebbende kunnen na vijf jaar een kwitantie overleggen. Gemachtigde kan de betaling(en) door belanghebbende niet aantonen middels haar boekhouding.
Van toepassing zijnde wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019.
Ontvankelijkheid
De dienst heeft het bezwaarschrift ontvangen op 6 april 2020. Niet in geschil is dat het
bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 voorziet in compensatie voor proceskosten die een vergoeding betreft van de kosten van juridische bijstand conform de reguliere forfaitaire bedragen, met een wegingsfactor 2, voor zover deze kosten niet eerder werden vergoed. Deze forfaitaire proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierbij gelden de volgende voorwaarden.
- De ouder heeft kosten gemaakt voor bijstand door een professioneel gemachtigde
met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over de berekeningsjaren 2012, 2013
en/of 2014. - Het eventueel eerder ontvangen bedrag aan proceskostenvergoeding wordt in
mindering gebracht op de forfaitaire proceskostenvergoeding.
Hieruit volgt dat vereist is:
- dat de ouder kosten gemaakt heeft; en
- dat bijstand door een professioneel gemachtigde is verleend over kinderopvangtoeslag over de jaren 2012, 2013 en/of 2014.
Naar het oordeel van de commissie is het Besluit proceskosten bestuursprocesrecht niet rechtstreeks van toepassing (er wordt alleen naar verwezen wat betreft de forfaitaire bedragen) en is de dienst daarom niet gebonden aan het strikt hanteren van de criteria die in de rechtspraak ter zake zijn ontwikkeld.
Dit neemt niet weg dat deze rechtspraak wel relevante aanknopingspunten bevat, onder meer voor wat kan worden verstaan onder “kosten" en “bijstand door een professioneel gemachtigde”.
Daarbij kan gedacht worden aan het element dat werkzaamheden een vast onderdeel
vormen van een duurzame, op het vergaren van een inkomen gerichte taakuitoefening
en het beschikken over voldoende deskundigheid en (enige) juridische scholing. Bij de
beoordeling daarvan kunnen onder meer de ingediende stukken worden betrokken
(ABRvS 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1638). Ook kan gedacht worden aan de lijn in de rechtspraak dat een familierelatie op zichzelf niet in de weg hoeft te staan dat professionele rechtsbijstand wordt verleend. Hierbij is van belang dat dit wordt verleend op zakelijke basis, niet om niet, niet uit hoofde van de familierelatie en door een persoon die geen deel uitmaakt van hetzelfde huishouden (vgl. ABRvS 8 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1109).
Niet in geschil is dat mr. een juridisch geschoolde professional is, dat zij dit in 2015 ook was en dat zij en belanghebbende destijds geen deel uitmaakten van hetzelfde huishouden. Ook staat vast dat de bezwaarschriften uit 2015 betrekking hadden op de jaren 2012, 2013 en 2014.
Bij beantwoording van de vraag of in 2015 door belanghebbende proceskosten zijn gemaakt (in de zin dat uitgaven zijn gedaan dan wel verplichtingen zijn aangegaan) voor het opstellen van drie bezwaarschriften, heeft de dienst verklaard hier ruimhartig mee om te willen gaan. Onder meer een kwitantie/bonnetje, rekeningafschrift, relevante correspondentie zoals een opdrachtverlening of een destijds afgegeven machtiging zouden, naar de Commissie begrijpt, voor de dienst kunnen volstaan.
De bezwaarschriftenadviescommissie stelt vast dat een kwitantie of rekeningafschrift of correspondentie na 5 jaar niet voorhanden blijken te zijn. Ook stelt de Commissie vast dat er twee verklaringen zijn, van belanghebbende (in het bezwaarschrift) en de gemachtigde (in haar e-mail van 8 april 2020 zoals ter zitting bevestigd), dat er destijds
wel kosten zijn gemaakt voor het opstellen van de drie bezwaarschriften.
De Commissie begrijpt de reactie van de dienst op het bezwaarschrift van 1 april 2020
zo, dat de samenloop van het niet beschikbaar zijn van een machtiging/kwitantie/rekeningafschrift of van correspondentie, in combinatie met het door de dienst veronderstelde ontbrekende zakelijke (professionele, volgens de Compensatieregeling CAF 11) karakter van de dienstverlening, ertoe leidt dat de dienst zijn ruimhartig beleid niet zo ver wil oprekken dat hij tot compensatie van ook deze kosten over wil gaan.
In dit licht geeft de commissie de dienst in overweging bij zijn heroverweging in bezwaar, naast de genoemde verklaringen en het aanzienlijke tijdsverloop van meer dan 5 jaren, mede te betrekken dat de drie bezwaarschriften klaarblijkelijk door een professional zijn opgesteld, hetgeen naar het oordeel van de commissie blijkt uit de volgende omstandigheden.
- De bezwaarschriften leggen immers precies de juridische tekortkomingen van de
drie primaire besluiten van destijds bloot, hetgeen blijkt uit de daarop volgende
beslissingen op bezwaar; - De bezwaarschriften zijn opgesteld met verwijzing naar relevante wetsartikelen en
algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De Commissie is van mening dat, gelet op de inhoudelijke kwaliteit van de bezwaarschriften en gezien de scholing een kunde van de gemachtigde, sprake is geweest van deskundig, professioneel verleende rechtsbijstand.
Conclusie en advies
De Bezwaarschriftenadviescommissie stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ontvankelijk is en dat er voldoende aanleiding is voor vergoeding van de proceskosten.
Voor de heroverweging van het bestreden besluit adviseert de Commissie, gegeven het
juridisch kader en de omstandigheden van deze zaak, om het bezwaar van belanghebbende te honoreren en alsnog over te gaan tot compensatie voor proceskosten ten aanzien van de kosten gemaakt voor het opstellen van drie bezwaarschriften in 2015. De bezwaarschriftenadviescommissie leest in het huidige bezwaarschrift dat ook voor deze procedure vergoeding van proceskosten wordt gevraagd en adviseert om ook ten aanzien van dit bezwaar daarin te voorzien.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter