BAC 2020-00085
Publicatiedatum 09-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 26 maart 2020 met kenmerk T-C DR CAF-11 CB 4
Ontvangst bezwaarschrift: 10 januari 2021
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 18 november 2021
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van (hierna: belanghebbende) gedateerd 20 december 2019 is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie CAF-11 van 26 maart 2020. De compensatie betreft de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over 2013 en 2014 en is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF 11 onderzoek.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF- 11 is haar een compensatiebedrag toegekend van €6.266,-.
De toegekende compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
- vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
- vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor invorderingskosten);
- vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
- extra vergoeding van 1% (Extra compensatie).
Procesverloop
Voorafgaande periode
Voorafgaand heeft belanghebbende bezwaarschriften ingediend die onderhand zijn afgewikkeld. Gedurende de behandeling van die bezwaarschriften zijn er notities van gesprekken die hebben plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Belastingdienst. Deze lopen van 9 juli 2014 tot en met 17 augustus 2016 en gaan over de kinderopvangtoeslag 2013 en 2014.
Vooraankondiging
Bij brief van 16 november 2019 heeft UHT vastgesteld dat belanghebbende betrokken is geweest bij het CAF-11-dossier en is gedupeerd door vooringenomen handelen. Aan haar is daarbij medegedeeld dat, behoudens ernstige onregelmatigheden, de compensatieregeling van toepassing is. Bij brief van 17 december 2019 heeft UHT aan belanghebbende een voorlopige compensatie van € 5.405,- bekend gemaakt. Bij brief van 26 maart 2020 is deze definitief vastgesteld op € 6.266,-.
Bezwaarschrift
Belanghebbende heeft bij brief van 20 december 2019 gereageerd op de vooraankondiging van de compensatie. Hierbij verzocht belanghebbende UHT om haar betalingen te controleren en de compensatie aan te passen. Deze reactie is door UHT ontvangen op 10 januari 2020. Op 13 juli 2020 en 6 oktober 2020 heeft belanghebbende gebeld naar de servicelijn voor gedupeerde ouders. Ze gaf aan in december 2019 bezwaar te hebben aangetekend en daar niks meer over te hebben gehoord. Gelet op de definitieve compensatiebeschikking van 26 maart 2020 heeft UHT de brief van 20 december 2019 toen als een bezwaarschrift geïnterpreteerd.
Verweerschrift
UHT heeft bij brief van 13 januari 2021 een verweerschrift ingediend.
Aanvullende Compensatie / Catshuisregeling
Bij besluit van 25 januari 2021 is de compensatie aangevuld tot €30.000,- op grond van de Catshuisregeling.
Afzien hoorzitting
Belanghebbende heeft op 5 oktober 2021 aan de secretaris van de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) telefonisch laten weten niet bij de hoorzitting aanwezig te kunnen zijn wegens persoonlijke omstandigheden. Op 20 oktober 2021 heeft belanghebbende telefonisch aan de Commissie laten weten dat zij van de hoorzitting afziet. Zij stemt ermee in dat het bezwaarschrift wordt afgedaan op basis van de stukken. Op 21 oktober 2021 heeft zij dit per sms-bericht bevestigd aan de Commissie.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De zienswijze van belanghebbende is door UHT aangemerkt als bezwaarschrift (zie “bezwaarschrift” onder procesverloop). De Commissie kan zich, gelet op de inhoud, hierin vinden en heeft deze brief als zodanig behandeld.
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Gespreknotities
Blijkens de gespreknotities van onder andere 16 februari 2015 (zie productie 8 bij de hierboven genoemde schriftelijke reactie van UHT) tussen belanghebbende en de Belastingdienst heeft de Belastingdienst belanghebbende bij het opvragen van informatie over de ontbrekende/afgewezen bewijsmiddelen de mededeling gedaan dat zij eerst in bezwaar moet gaan, voordat zij te horen krijgt welke bewijsstukken ontbreken of onjuist zijn.
Nadat belanghebbende in bezwaar is gegaan – de ontvangstbevestiging bezwaar is gedateerd 6 maart 2015 -, is dit bezwaar ruim een jaar later nog steeds niet behandeld. Vervolgens heeft belanghebbende op 26 februari 2016 te horen gekregen dat het bezwaarschrift met prioriteit opgepakt zal worden en op 21 maart 2016 dat het bezwaarschrift nogmaals op een ‘spoedlijst’ wordt gezet. De Commissie acht het onaanvaardbaar dat de Belastingdienst belanghebbende op deze manier heeft bejegend.
Compensatiebedrag
UHT heeft in de schriftelijke reactie aangegeven dat van het door belanghebbende opgevoerde bedrag van € 834,- waarmee geen rekening zou zijn gehouden bij de compensatieberekening over het jaar 2014, een bedrag van € 200,- betrekking heeft op het jaar 2013 (T360491). UHT heeft ook geconcludeerd dat het compensatiebedrag voor 2014 niet correct is vastgesteld en dat het totale compensatiebedrag zou moeten worden vastgesteld op een bedrag van € 10.568,-. Nu de Commissie uit de overgelegde stukken niet kan opmaken of en, zo ja, op welke wijze het eerder genoemde bedrag van € 834,- minus € 200,- op enige wijze is verrekend met het nieuwe bedrag van € 10.568,-, adviseert de Commissie UHT om bij de beslissing op bezwaar dit onderdeel te verhelderen.
Nu belanghebbende een aanvulling tot €30.000,- heeft ontvangen zullen alle correcties bij de beslissing op bezwaar pas tot een nabetaling leiden, indien deze het compensatiebedrag van €30.000,- overschrijden.
Immateriële schadevergoeding
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart door de vertraging in de afhandeling van de compensatie. Hoewel de schriftelijke reactie geen aanvangsdatum noemt voor de berekening van deze schade valt uit de bijgevoegde productie (nr8) op te maken dat aan belanghebbende op 14 juli 2014 een “CAF VI KOT verzoek om informatie kinderopvangtoeslag” is verzonden. Derhalve dient deze vergoeding te worden berekend over de periode tussen 14 juli 2014 tot de datum van de beslissing op bezwaar.
Rente gemiste KOT
De Commissie adviseert UHT om de rente van de gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen vanaf 3 februari 2015 tot en met de datum van de beslissing op bezwaar.
De Commissie adviseert UHT om de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en Catshuisregeling en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT het volgende:
Om in de beslissing op bezwaar inzichtelijk te maken op welke wijze het eerder genoemde bedrag van € 834,- minus € 200,- op enige wijze is verrekend met het nieuwe bedrag van € 10.568,- ;
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter