Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2020-00052

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 maart 2020, kenmerk T-C DR CAF-11 CB 4

Ontvangst bezwaarschrift: 7 mei 2021

Hoorzitting: 17 september 2021

Overdracht advies aan UHT: 03 januari 2022

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van (hierna: belanghebbende), ingediend door haar
gemachtigde (hierna: gemachtigde), is gericht tegen de beschikking definitieve
compensatie CAF 11 van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 4) van de Belastingdienst/
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT). De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van een onderzoek CAF 11.
Met toepassing van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172, (hierna: de Compensatieregeling) is aan haar voor de jaren 2012, 2013 en 2014 een bedrag van € 13.374,- toegekend.
De compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in onderdeel 1 sub a, b, c, d, e en onderdeel 7 van die regeling.

Procesverloop

Voornemen
Bij brief van 17 december 2020 heeft UHT aan belanghebbende haar voornemen kenbaar gemaakt
om belanghebbende een voorlopige compensatie van € 10.849, -.toe te kennen.
Gemachtigde heeft namens belanghebbende bij brief van 6 januari 2020 nadere vragen over de
compensatie en de onderliggende regeling gesteld.


Bestreden besluit
Bij besluit van 26 maart 2020 heeft UHT belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 13.374,-.

Bezwaarschrift
Gemachtigde heeft namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend d.d. 6 mei 2020,
ingekomen op 7 mei 2020. De gronden van het bezwaarschrift zijn door de gemachtigde bij brief
van 21 september 2020 aangevuld, ontvangen op 25 september 2020.
Commissie Werkelijke Schade (CWS)
De gemachtigde heeft op 11 december 2020 aan het secretariaat van de
Bezwaarschriftenadviescommissie verzocht om het inleidend en aanvullend bezwaarschrift door te
sturen naar de CWS in verband met een verzoek om aanvullende vergoeding van de werkelijke
schade. Deze doorzending heeft op 16 december 2020 plaatsgevonden en is aan gemachtigde
bevestigd bij brief van 18 december 2020.
Verweerschrift
UHT heeft voorafgaand aan de hoorzitting een schriftelijke reactie op het bezwaarschrift (hierna:
verweerschrift) met dagtekening 8 juni 2021 ingediend bij de Bezwaarschriftenadviescommissie
(hierna: de Commissie).
Nagekomen informatie
Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 16 september 2021 een aanvulling op het bezwaarschrift
gegeven.


Hoorzitting

Op 17 september 2021 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
Op deze hoorzitting heeft gemachtigde met de behandelend ambtenaar, ,
afgesproken om op een later moment nog over de berekening in overleg te gaan.


Aanvullende gegevens
Op 2 december 2021 heeft de behandelend ambtenaar de Commissie van het resultaat van het eerdergenoemde overleg via de e-mail op de hoogte gesteld.
Bij dit e-mailbericht was de reactie van gemachtigde van 1 december 2021 gevoegd.


Gronden van bezwaar
Het primaire besluit voldoet niet aan de eisen van de artikelen 3:2 (zorgvuldige voorbereiding) en
3:46 (motivering van het besluit) van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb):
Onzorgvuldige voorbereiding
Niet bekend is de wijze waarop de nadere stukken van de gemachtigde, in reactie op de vooraankondiging van 17 december 2019, al of niet zijn meegewogen door de dienst.


Het compensatiebedrag is niet inzichtelijk/dossier ontbreekt
Omdat zij het dossier (nog) niet had ontvangen, kon belanghebbende de juistheid van de berekening van het forfait voor wat betreft de hoogte van de vordering (terugvordering kinderopvangtoeslag) en/of juiste duur van de procedure in verband met de berekening van de immateriële schade niet controleren.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

UHT heeft het pro forma bezwaarschrift ontvangen op 7 mei 2020. De gronden van het bezwaar zijn aangevuld en ontvangen op 25 september 2020. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en tijdig ontvangen en voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Het primaire besluit voldoet niet aan de eisen van de artikelen 3:2 (zorgvuldige voorbereiding) en
3:46 (motivering van het besluit) van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb):
Onzorgvuldige voorbereiding
De Commissie is van mening dat door gemachtigde onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het
bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Gemachtigde heeft niet verder aangegeven welke nadere stukken, in reactie op de
vooraankondiging van 17 december 2019, hadden moeten worden meegewogen.
Het compensatiebedrag is niet inzichtelijk/dossier ontbreekt
De Commissie volgt gemachtigde wel in zijn stelling dat het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk is: bij de bij het besluit gevoegde berekeningstabel ontbreekt een duidelijke toelichting en verwijzing naar onderliggende stukken c.q. beschikkingen.
In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
Naar het oordeel van de Commissie is belanghebbende door deze gang van zaken echter niet benadeeld; aan de hand van het aan gemachtigde toegestuurde verweerschrift van de dienst met bijlagen, is de berekening te herleiden tot de in de berekeningstabel genoemde bedragen.
Daarnaast heeft gemachtigde aangegeven dat de berekening na het eerdergenoemde overleg duidelijk is. Het motiveringsgebrek kan dan ook met toepassing van artikel 6:22 Awb gepasseerd worden.
De Commissie adviseert de dienst toekomstige besluiten van een deugdelijke motivering te voorzien.


De juistheid van de berekening
De principiële vraag van gemachtigde of de toeslagrente die destijds aan een belanghebbende is toegekend in verband met een gegrond bezwaar maar die is verrekend/afgeboekt op een openstaande vordering, over de band van de Compensatieregeling alsnog in mindering kan worden
gebracht op de vergoeding ex artikel 3.1.6 van dit besluit, beantwoordt de Commissie bevestigend.
Dit volgt uit paragraaf 5, tweede gedachtestreepje, laatste volzin van het CAF-compensatiebesluit.

De stelling van gemachtigde dat op deze wijze de rente niet ten gunste van de belanghebbende is
gekomen, kan de Commissie niet volgen. Als een bedrag aan toeslagrente waar de belanghebbende recht op heeft, is verrekend met een schuld van belanghebbende, dan is dat ten bate gekomen van belanghebbende; zijn schuld is immers daardoor in omvang afgenomen.
De exceptieve toetsing Compensatieregeling/Catshuisregeling
De Commissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de toekenning van forfaitaire bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is.
De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten 25% van het compensatiebedrag en immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500,- per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de Commissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de CWS.
Zoals de Commissie al in eerdere adviezen (2020.024/2020.026) heeft overwogen is zij van mening dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren, omdat het lang heeft geduurd totdat de compensatie definitief werd berekend.
Deze interpretatie verschilt niet met die van de CWS die stelt dat immateriële vergoeding als een vergoeding specifiek gericht op de het compenseren van de duur van de onzekerheid waarin de ouder heeft verkeerd en de vertraging in het herstel van de onzekerheid.
De Commissie ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van haar eerdere standpunt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade op grond van de Compensatieregeling niet toegekend wordt per toeslagjaar, maar voor het totale tijdvak waarop de compensatiebeschikking betrekking heeft.


Vergoeding immateriële schade
De Commissie adviseert de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende te berekenen vanaf 8 juli 2014, de datum van de melding die geleid heeft tot het eerste neerwaartse correctiebesluit in het kader van het CAF-onderzoek, tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar.


De gederfde rentevergoeding voor de gemiste kinderopvangtoeslag
De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT om bij de beslissing op bezwaar de gemiste toeslagrente op grond van artikel 3.1.6. van de Compensatieregeling mee te nemen in de berekening van het definitieve compensatiebedrag, daarbij rekening houdend met de reeds vergoede toeslagrente.


Extra compensatie 1%
Deze extra compensatie in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename moet meegenomen indien het definitieve compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar opnieuw berekend wordt.

Vergoeding proceskosten
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (voor het bezwaarschrift en de hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen, namelijk € 748, -.

Conclusie

De Commissie adviseert UHT om het compensatiebedrag bij te stellen en adviseert:
-om de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 8 juli 2014, zijnde de datum van de melding die geleid heeft tot het eerste neerwaartse correctiebesluit in het kader van het CAFonderzoek,
tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar;

om de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen.
Voorts adviseert de Commissie om voor de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure een vergoeding toe te kennen van 4 punten, voor het hoogste tarief.

om de rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar en daarbij een vermindering toe te passen voor de rente die bij eerdere opwaartse bijstellingen van de toeslag al was vergoed;

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter