Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

2022-08930

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 2 mei 2022 met kenmerk UHT-CHR GU en 26
december 2022 met kenmerk UHT-DCH ZV

Ontvangst bezwaarschrift: 13 februari 2022

Hoorzitting: 13 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 14 juni 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de beschikking van 2 mei 2022 ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift tegen de beschikking van 26 december 2022 over het definitieve compensatiebedrag gedeeltelijk gegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Op 2 mei 2022 en 26 december 2022 heeft UHT twee beschikkingen genomen ten aanzien van een belanghebbende:

  1. In de beschikking met kenmerk UHT-CHR GU heeft Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) beslist dat belanghebbende geen recht heeft op een voorschot van € 30.000 (de zgn. Catshuisregeling), omdat uit een eerste beoordeling niet is gebleken dat de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) onterecht is stopgezet.
  2. In de beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV heeft UHT beslist dat uit de integrale beoordeling blijkt dat belanghebbende recht heeft op een definitieve compensatie van € 52.795 voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010. Daarnaast heeft UHT aangegeven dat voor de toeslagjaren 2006 en 2011 geen recht is op compensatie. Voor deze periode is niet gebleken van een te strenge uitvoering van de regels van de KOT.

Namens belanghebbende is door een gemachtigde tegen deze twee bovenstaande beschikkingen een afzonderlijk bezwaarschrift ingediend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

Op 12 mei 2021 heeft belanghebbende schriftelijk verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT) voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011.

Bij beschikking van 2 mei 2022 (UHT-CHR GU) heeft UHT naar aanleiding van de lichte toets besloten dat belanghebbende geen recht heeft op een voorschot van het forfaitair bedrag van € 30.000 en kenbaar gemaakt dat de situatie van belanghebbende nog niet helemaal is beoordeeld.

Op 6 juli 2022 heeft de gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Deze is op 19 juli 2022 door UHT ontvangen.

Op 17 november 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) in het kader van de integrale beoordeling als advies uitgebracht dat de compensatieregeling en hardheidsregeling niet van toepassing zijn op de toeslagjaren 2006 en 2011, omdat voor die periode geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen. Voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 heeft belanghebbende wel recht op compensatie, omdat sprake is van vooringenomen handelen.

Bij beschikking van 26 december 2022 (UHT-DCH ZV) heeft UHT meegedeeld dat het definitieve compensatiebedrag is bepaald op € 52.795 voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010. Voor de toeslagjaren 2006 en 2011 heeft belanghebbende geen recht op een compensatie.

Op 2 februari 2023 heeft de gemachtigde een bezwaarschrift tegen deze beschikking ingediend. Dit bezwaarschrift is op 13 februari 2023 door UHT ontvangen.

Op 23 maart 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.

Op 13 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.

De Commissie, bestaande uit de voorzitter en twee leden, heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijkheid van de bezwaarschriften is niet in geschil.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Lichte toets (beschikking van 2 mei 2022: UHT-CHR GU)
Belanghebbende kan zich niet vinden in de afwijzende beschikking van 2 mei 2022 waarin is bepaald dat zij geen recht heeft op een voorschot van het forfaitair bedrag van € 30.000. Belanghebbende geeft aan niet het volledige dossier in bezit te hebben en beroept zich op de inspanningsverplichting van B/T.
Met de beschikking van 26 december 2022, met kenmerk UHT-DCH ZV, heeft UHT de integrale beoordeling afgerond en belanghebbende alsnog gecompenseerd met een bedrag van € 52.795 voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010.
De Commissie ziet in het bezwaar geen reden om te adviseren dat de onderbouwing van de beschikking van 2 mei 2022, die ziet op de lichte toets, tekort schoot. De beschikking verwijst naar het ontbreken van informatie en stelt dat bij de (integrale) herbeoordeling zal worden gekeken hoe een en ander precies zat. Het bezwaar verwijst naar de wens aanvullende stukken te ontvangen, en dat punt lijkt vooral te zien op hetgeen in het kader van de integrale beoordeling op tafel behoort te komen (en met betrekking tot de integraal herbeoordeelde toeslagjaren op tafel is gekomen).
De Commissie adviseert UHT het bezwaar gericht tegen de beschikking van 2 mei 2022 met kenmerk UHT-CHR GU ongegrond te verklaren.

Integrale beoordeling (beschikking van 26 december 2022: UHT-DCH ZV)

Schending equality of arms
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat UHT handelt in strijd met het beginsel van equality of arms. In haar ogen wordt zij in haar procesbelang geschaad omdat zij niet de beschikking krijgt over een volledig bezwaardossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt.
De Commissie overweegt hierover het volgende. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb. Tegen beslissingen op bezwaar van UHT, volgend op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift, met alle van belang zijnde producties, is aan de gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren.
Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat er in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie zijn er dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. De Commissie acht het bezwaar daarom op dit onderdeel ongegrond.

Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Voor zover UHT de bestreden beslissing niet uitvoerig zou hebben toegelicht, is de Commissie van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie, de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (LIC-overzichten), de overige producties en de compensatieberekening, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Rentevergoeding gemiste KOT
De Commissie volgt het standpunt van UHT, zoals uiteengezet in de schriftelijke reactie, dat de eerdere berekening met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT over de jaren 2007 tot en met 2010 dient te worden aangepast. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de compensatie opnieuw te berekenen in lijn met haar schriftelijke reactie.

Immateriële vergoeding
De Commissie adviseert om de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende te berekenen vanaf de datum van de eerste neerwaartse correctie tot de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie stelt vast dat partijen ter zitting hierover overeenstemming hebben bereikt en dat de datum, zoals door gemachtigde is verzocht, wordt aangepast van 12 oktober 2009 naar 7 oktober 2009.
De Commissie adviseert de vergoeding voor de immateriële schade te berekenen vanaf 7 oktober 2009 tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Aanvullende vergoeding
De Commissie merkt op dat ook de aanvullende vergoeding van 1% dient te worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Toeslagjaren 2006 en 2011
Belanghebbende voert aan dat zij in aanmerking komt voor compensatie van schade geleden als gevolg van verrekeningen van de terugvordering over de toeslagjaren 2006 en 2011 met nadien toegekende toeslagen (waaronder KOT). B/T heeft bij deze verrekeningen geen rekening gehouden met de beslagvrije voet. Hierdoor is sprake van hardheid van het stelsel.
De Commissie overweegt dat KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in artikel 475c sub j van het Wetboek van Rechtsvordering. Zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot uitbreiding van de beslagvrije voet is dat een bewuste keuze geweest, voornamelijk gelegen in het feit dat KOT in aard wezenlijk verschilt van de overige toeslagen. KOT is gericht op bevordering van arbeidsparticipatie, terwijl de overige toeslagen (huur- en zorgtoeslag, kindgebonden budget) een inkomensondersteunend karakter hebben. Hiermee onderschrijft de Commissie de toelichting van UHT ter zitting.
De vraag of, en in hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij verrekeningen met andere toeslagen valt buiten de reikwijdte van het begrip vooringenomen handelen. De Commissie is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot de conclusie dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren deels gegrond zijn en het advies van de Commissie ertoe strekt om de beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV te herroepen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Commissie adviseert hierbij de hoogste vergoeding toe te kennen met wegingsfactor 2.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking met kenmerk UHT-CHR GU ongegrond te verklaren;
  • het bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV gedeeltelijk gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen op de hierboven genoemde punten;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter