2022-08894
Publicatiedatum 08-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 8 juli 2022 met als kenmerk UHT-DC-I, 8 juli 2022 met als kenmerk UHT-DC IA en 8 juli 2022 met als kenmerk UHT-DH5
Ontvangst bezwaarschrift: 11 juli 2022
Hoorzitting: 25 oktober 2023
Overdracht advies aan UHT: 18 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de beschikking van 8 juli 2022 (UHT-DC-I) te herroepen. De Commissie adviseert om de beschikkingen van 8 juli 2022 (UHT-DH5 A en UHT-DC-I A) in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen van 8 juli 2022 betreffende de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) (UHT-DC I); afwijzing compensatie KOT (UHT-DC IA); en herbeoordeling KOT (UHT-DH5).
Aan belanghebbende is compensatie op grond van de Wht toegekend omdat er bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende voor de maanden januari tot en met juli 2013 de regels erg streng zijn toegepast. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor een deel van het jaar 2013 een compensatie toegekend. De Compensatieregeling is vervallen per 2 februari 2023 met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433).
Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven op grond van de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 8 juli 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2012 en 2013.
- Bij brief van 3 juni 2021 is aan belanghebbende bericht dat zij € 30.000,- krijgt.
- De Commissie van Wijzen heeft in haar advies van 4 maart 2022 geoordeeld dat jegens belanghebbende over 2012 en 2013 (van augustus t/m december) geen sprake is van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is voor een hardheidscompensatie.
- Bij beschikking van 8 juli 2022 is de definitieve compensatie voor berekeningsjaar 2013 (periode van januari 2013 tot en met juli 2013) vastgesteld op € 14.600,-. Bij beschikking van 8 juli 2022 heeft UHT beslist dat belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 347,- voor het jaar 2013.
- Bij beschikkingen van 8 juli 2022 heeft UHT het verzoek om compensatie voor berekeningsjaar 2012 en voor de periode van augustus 2013 tot en met december 2013 afgewezen.
- Tegen de definitieve beschikkingen van 8 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 (hierna: de beschikkingen) heeft belanghebbende op 7 juli 2022 een bezwaarschrift ingediend. Op 7 augustus 2023 heeft belanghebbende aanvullende gronden ingediend.
- UHT heeft op 16 maart 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 25 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
- Op 28 november 2023 heeft UHT per e-mail een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft hierop gereageerd in zijn e-mail van 10 december 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Op de Zaak Betrekking Hebbende Gegevens
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift aangevoerd dat zij – vanwege het ontbreken van de op de zaak betrekking hebbende gegevens – de totstandkoming van de compensatiebedragen niet kan beoordelen. Nadat het dossier en de schriftelijke reactie aan belanghebbende zijn verstrekt, heeft belanghebbende de gronden voor haar bezwaar aangevuld.
2012
Belanghebbende voert aan dat zij met het formulier ‘Verzoek persoonlijke betalingsregeling’ voor berekeningsjaar 2012 een verzoek om toekenning van een persoonlijke betalingsregeling gedaan heeft. De Belastingdienst/Toeslagen (B/T) heeft dit verzoek ten onrechte niet toegekend. Belanghebbende stelt dat UHT voor 2012 ten onrechte geen tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) heeft toegekend. In haar verweerschrift gaat UHT niet in op deze grond. Op de hoorzitting en in haar schriftelijke reactie van 28 november 2023 heeft UHT aangegeven dat er voor 2012 geen kwalificatie O/GS is afgegeven ten aanzien van belanghebbende.
De Commissie overweegt als volgt. De B/T heeft destijds niet adequaat gereageerd op het verzoek van belanghebbende voor een persoonlijke betalingsregeling. De persoonlijke betalingsregeling is niet geweigerd, maar hier is niet tijdig op gereageerd door B/T. Als gevolg hiervan is belanghebbende in betalingsproblemen geraakt omdat er sprake was van een dwangbevel en verrekening met andere toeslagen. Het niet adequaat reageren op het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling is echter niet het gevolg van een kwalificatie O/GS. Uit het dossier (productie 45; SAS-overzicht O/GS) blijkt niet dat voor het jaar 2012 sprake was van een onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van belanghebbende of haar partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.
De Commissie overweegt dat het feit dat de B/T destijds geen persoonlijke betalingsregeling heeft getroffen, niet was gelegen in een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld. Hoewel het niet treffen van een persoonlijke betalingsregeling grote financiële problemen op kan leveren voor ouders die te maken krijgen met terugvorderingen, levert dit op zichzelf geen vooringenomenheid of hardheid op. Voor het jaar 2012 heeft belanghebbende daarom geen recht op een O/GS-tegemoetkoming (artikel 2.6 lid 1 Wht). Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
2013
Toekenning KOT
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de KOT voor berekeningsjaar 2013 te laag is vastgesteld. Zij verzoekt UHT om het recht op KOT voor dit jaar juist vast te stellen. De Commissie adviseert niet over de vaststelling van KOT (Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen, artikel 3 lid 1). Nu deze bezwaargrond niet onder de bevoegdheid van de Commissie valt, is het aan UHT om bij de afhandeling van het bezwaar dit punt te beoordelen.
Compensatieberekening
Belanghebbende voert aan dat zij het oneens is met de hoogte van het vastgestelde compensatiebedrag. In haar verweerschrift heeft UHT de totstandkoming van het compensatiebedrag voor 2013 uitgebreid toegelicht. De Commissie overweegt dat UHT haar besluit voldoende heeft gemotiveerd en de berekening de Commissie juist voorkomt. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Evident Geen Recht
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat UHT ten onrechte heeft aangenomen dat vanaf 1 augustus 2013 evident geen recht op KOT zou bestaan. In haar verweerschrift heeft UHT toegelicht dat uit de jaaropgaven, verstuurd door belanghebbende, en de KOI-viewer blijkt dat in de maanden augustus 2013 tot en met december 2013 geen gebruik is gemaakt van kinderopvang die voldoet aan de, in het kader van de kinderopvangtoeslag, gestelde regels (producties 38 en 42). De Commissie heeft geen aanleiding om aan dit standpunt te twijfelen. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Rentevergoeding (Component I Compensatieberekening)
In haar bezwaarschrift voert belanghebbende aan dat in de rentevergoeding ten onrechte geen rekening is gehouden met een hoger rentepercentage voor de terugbetaling van verrekende toeslagen. UHT stelt zich op het standpunt dat belanghebbende voor 2013 totaal € 205,- aan rente heeft betaald en niet € 395,- zoals vermeld in de compensatieberekening. De Commissie overweegt dat deze post in de compensatieberekening uitsluitend betrekking heeft op de rente over de gemiste KOT als gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking. De Commissie meent dat de berekening van deze rente niet heeft geleid tot een uitkomst die nadelig voor belanghebbende uitpakt. Als belanghebbende meent dat zij meer of andere (rente)schade heeft geleden, dan kan dat beoordeeld worden in een procedure over aanvullende werkelijke schade. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Vergoeding Juridische Hulp (Component M Compensatieberekening)
Belanghebbende beargumenteert dat UHT compensatie dient toe te kennen voor de klacht van Sociaal Raadslieden (productie 31). In haar verweerschrift (onder 6.4.11) vermeldt UHT dat belanghebbende voor 2013 geen gebruik heeft gemaakt van beroepsmatig verleende bijstand en daarom geen recht op compensatie heeft. De Commissie overweegt dat Sociaal Raadslieden gratis informatie en advies verstrekt en bekostigd wordt uit openbare middelen. Voor zover al voldaan wordt aan de voorwaarden vermeld in artikel 2.3 lid 6 Wht, blijkt niet dat aan belanghebbende kosten in rekening zijn gebracht. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Vergoeding Immateriële Schade (Component N Compensatieberekening)
Volgens belanghebbende hebben zij en haar gezin recht op een hoger bedrag aan immateriële schade omdat zij ernstig geleden hebben door de fouten van B/T. Volgens belanghebbende is niet duidelijk hoe het toegekende bedrag tot stand is gekomen. UHT heeft de totstandkoming van dit bedrag uitvoerig toegelicht in haar verweerschrift onder 6.4.12. De Commissie heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Als belanghebbende meent dat zij meer of andere (rente)schade heeft geleden, dan kan dat beoordeeld worden in een procedure over aanvullende werkelijke schade. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Rentevergoeding Over Gemiste KOT (Component O Compensatieberekening)
Belanghebbende voert aan dat UHT de rentevergoeding onjuist en te laag heeft vastgesteld. Volgens haar had de rente berekend dienen te worden vanaf 1 juli 2014 en niet vanaf 6 maart 2015. UHT stelt zich (onder 6.4.13) eveneens op het standpunt dat de rente berekend had moeten worden vanaf 1 juli 2014 en dat zij aan belanghebbende te weinig rente heeft vergoed. De Commissie overweegt als volgt. B/T heeft de KOT voor 2013 stopgezet op 6 maart 2015 (producties 39, 40 en 41). De aan belanghebbende te vergoeden rente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar 2013, dus vanaf 1 juli 2014 (artikel 2.3 lid 7 Wht en artikel 27 lid 2 Awir). Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.
Aanpassingen in het Compensatiebedrag en Verbod van Reformatio in Peius
In haar verweerschrift stelt UHT zich op het standpunt dat zij het te weinig aan belanghebbende toegekende bedrag van component O van de compensatieberekening intern mag compenseren met een volgens UHT aan belanghebbende te veel toegekend bedrag (component I). De Commissie overweegt als volgt. Het uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht voortvloeiende verbod van reformatio in peius betekent dat het indienen van een bezwaarschrift er niet toe mag leiden dat de indiener via de heroverweging door het bestuur in een slechtere positie geraakt dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn.
In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 oktober 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3377) is geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat een element van de besluitvorming in bezwaar voor betrokkene in negatieve zin wordt bijgesteld, op zich niet leidt tot een verboden benadeling. Het gaat er volgens de CRvB om of het resultaat van de besluitvorming ook nadelig is voor betrokkene. Om dit te beoordelen dient het resultaat van de compensatieberekening in de bestreden beschikking te worden vergeleken met het resultaat van de nieuwe compensatieberekening in de beslissing op bezwaar. Deze herberekening mag er niet toe leiden dat belanghebbende in een slechtere positie geraakt dan in de beschikking van 8 juli 2022 (UHT-DC-I), waartegen het bezwaar is gericht. De Commissie adviseert UHT dan ook om in de beschikking op bezwaar uit te gaan van de voor belanghebbende meest gunstige uitkomst.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor twee).
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie aan UHT om:
- de beschikkingen van 8 juli 2022 (UHT-DH5 A en UHT-DC-I A) in stand te laten.
- het bezwaarschrift tegen de beschikking van 8 juli 2022 (UHT-DC-I) gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- de beschikking van 8 juli 2022 (UHT-DC-I) te herroepen;
- het resultaat van de compensatieberekening in de bestreden beschikking (UHT-DC-I) te vergelijken met het resultaat van de nieuwe compensatieberekening na heroverweging en in de beschikking op bezwaar uit te gaan van de voor belanghebbende meest gunstige uitkomst;
- de rentevergoeding voor gemiste KOT (component O) vast te stellen vanaf 1 juli 2014 tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- en alle ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- een proceskostenvergoeding voor onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor twee;
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter