BAC 2022-09602
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 26 juli 2022 (UHT-HD CWS)
Ontvangst bezwaarschrift: 2 augustus 2022
Hoorzitting: 2 december 2024
Overdracht advies aan UHT: 30 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften van 2 augustus 2022 en 29 maart 2023 zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding van 26 juli 2022 met kenmerk UHT-HD CWS (hierna: de bestreden beschikking), genomen na advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) een aanvullende compensatie toegekend van € 7.392,-.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 11 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 en 2009.
- UHT heeft bij beschikking van 10 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 79.818,-.
- Belanghebbende heeft op 21 mei 2021 verzocht om een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade.
- De Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 16 juni 2022 aan UHT toegestuurd.
- UHT heeft het advies van CWS gevolgd en bij de bestreden beschikking aan belanghebbende een aanvullende compensatie toegekend voor een bedrag van € 7.392,-.
- De gemachtigde heeft bij brief van 2 augustus 2022 tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
- De gemachtigde heeft bij brief van 29 maart 2023 het bezwaarschrift aangevuld.
- CWS heeft op 6 december 2023 nader advies uitgebracht naar aanleiding van vragen van UHT.
- UHT heeft op 4 maart 2024 schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
- UHT heeft op 9 september 2024 een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
- Op 2 december 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
- Dit advies wordt uitgebracht door een commissie bestaande uit drie leden.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet belanghebbenden de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan worden ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). Artikel 2.1, derde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) beschrijft de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De belanghebbende dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt:
i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade, en
ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor reeds compensatie is ontvangen.
Omdat CWS is ingesteld om belanghebbenden de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure te voldoen aan de eisen van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, van het EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een belanghebbende recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich baseren op het onderzoek van CWS, nadat zij zich ervan heeft vergewist dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering begrijpelijk is, en de conclusies daarop aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, mits dat advies op zichzelf voldoende motivering bevat en daarvan kennis is of wordt gegeven. In uitzonderlijke gevallen mag UHT afwijken van het advies van CWS, mits dit afdoende wordt gemotiveerd.
In een bezwaarprocedure zoals de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets geschiedt in beginsel aan de hand van de gronden van het bezwaar. Indien UHT afwijkt van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit deugdelijk is gemotiveerd.
De Commissie beoordeelt aan de hand van deze uitgangspunten of UHT zich in dit geval op het advies van CWS kon baseren.
Inkomensschade belanghebbende en partner
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van inkomensschade van € 8.215,- bruto over de jaren 2014 tot en met 2021, vanwege ziekteperioden en gederfd inkomen. De ingebrachte bewijsstukken bevatten informatie van de werkgever. CWS acht het echter onvoldoende aannemelijk dat zonder de problemen met de kinderopvangtoeslag (KOT) de ziekte niet zou zijn ontstaan, mede op basis van een medisch advies. Wel adviseerde CWS een verhoging van de immateriële schadevergoeding met € 1.500,- voor belanghebbende en haar partner gezamenlijk.
De Commissie merkt op dat CWS door meerdere oorzaken voor de ziekte aan te wijzen, niet uitsluit dat de KOT-problematiek heeft bijgedragen. Uit het medisch advies blijkt immers: “De problemen met de kinderopvangtoeslag lijken me daardoor niet de enige oorzaak van haar klachten maar kunnen zeker hebben bijgedragen aan een ernstiger en langduriger beloop van haar klachten.” En verder: “Het valt dus ook niet goed aan te geven vanaf wanneer de problemen met de kinderopvangtoeslag dus voor het eerst een rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van haar geestelijke klachten. Wel lijkt dit een rol te hebben gespeeld in haar laatst genoemde depressie.”
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, acht de Commissie het niet begrijpelijk waarom dit niet heeft geleid tot het aannemen van proportionele aansprakelijkheid. De Commissie is van mening dat het advies van CWS op dit punt niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Indien UHT niet wenst af te wijken van het advies van CWS, wordt geadviseerd de beslissing van een dragende motivering te voorzien. Mocht UHT aanleiding zien om proportionele aansprakelijkheid aan te nemen, dan adviseert de Commissie in overleg te treden met belanghebbende en de gemachtigde over de bepaling van de proportionaliteit.
De inkomensschade van de partner wordt door belanghebbende geschat op € 10.000,-. Volgens de toelichting zou de partner een vaste aanstelling hebben gekregen en pensioen hebben opgebouwd zonder de KOT-problematiek. CWS acht dit onvoldoende onderbouwd. Een pensioengat is niet op zichzelf voldoende bewijs dat dit door KOT-problemen is veroorzaakt. CWS komt dan ook niet toe aan beoordeling van causaal verband en zag geen aanleiding om medisch advies in te winnen. De Commissie ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Immateriële schadevergoeding
Belanghebbende heeft om een hogere immateriële schadevergoeding verzocht. CWS adviseerde aanvankelijk een bedrag van € 21.000,-, bestaande uit € 19.000,- voor belanghebbende en partner, en € 2.000,- voor de kinderen (inclusief rente). In het advies van 6 december 2023 verhoogde CWS dit met € 1.500,- op basis van medisch advies.
UHT paste naar aanleiding van het bezwaar het verfijnde beleidskader toe, inclusief gezondheidsschade, wat leidde tot een verhoging tot € 23.400,- voor belanghebbende en partner, en € 3.000,- voor de kinderen.
In een aanvullende schriftelijke reactie van 9 september 2024 heeft UHT de immateriële schadevergoeding verder verhoogd conform het nieuwe schadekader van CWS (gepubliceerd op 1 juli 2024) naar € 37.300,-. De Commissie acht deze begroting voldoende onderbouwd en adviseert overeenkomstig. Het bezwaar is op dit punt gegrond.
Andere schadeposten
De Commissie ziet geen aanleiding om af te wijken van het advies van CWS inzake de volgende posten:
- verkoop van sieraden
- zorgkosten (tenzij het eigen risico en de eigen bijdrage alsnog op basis van dit advies worden toegekend)
- onderhoudskosten woning
- lening Tinka
- rente Interbank
- kinderbijslag
- gemiste vakanties
- kinderfeestjes en offerfeesten
Ondeugdelijke en onzorgvuldige motivering
Alle ingebrachte stukken, feiten en omstandigheden zijn volgens CWS meegewogen. Behoudens wat hierboven is overwogen over mogelijke proportionele aansprakelijkheid, is van een ondeugdelijke of onzorgvuldige motivering geen sprake. Dit onderdeel van het bezwaar is deels gegrond.
Ambtshalve
UHT heeft in de aanvullende reactie van 9 september 2024, conform het nieuwe schadekader, ambtshalve een vergoeding toegekend van € 900,- voor "verletdagen en reiskosten voor regelzaken" (forfaitair € 300,- per toeslagjaar of O/GS-kwalificatie). Dit betreft de jaren 2008, 2009, en O/GS-jaren 2010 en 2011. Daarnaast wordt € 200,- toegekend voor één bezwaarprocedure.
In totaal zou belanghebbende € 1.100,- ontvangen. Aangezien reeds € 10.677,- aan materiële schadevergoeding is ontvangen, volgt geen nabetaling.
Daarnaast kent CWS op grond van het schadekader een vaste vergoeding toe van € 500,- per huishouden (inclusief rente) voor de tijd die de procedure bij CWS kost. Deze vergoeding wordt niet verrekend. Belanghebbende ontvangt dus een aanvullende vergoeding van € 500,-.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar oordeel van de Commissie deels gegrond is en het advies strekt tot herroeping van het primaire besluit, adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen ter hoorzitting), met wegingsfactor 2. De Commissie adviseert, conform eerdere zaken, om hierbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- het bezwaar deels gegrond te verklaren;
- de compensatiebedragen aan te passen overeenkomstig het gewijzigde beleidskader van CWS, zoals door UHT omschreven in de aanvullende beschouwing van 9 september 2024;
- voor zover proportionele aansprakelijkheid wordt aangenomen, de compensatiebedragen dienovereenkomstig aan te passen;
- een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen, op basis van twee procespunten met wegingsfactor twee, tegen het hoogste tarief per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter