Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-03279

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: van 15 december 2021 met als kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 22 december 2021

Hoorzitting: 15 december 2022

Overdracht advies aan UHT: 30 januari 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie of BAC) adviseert
UHT om het bezwaar tegen het bestreden besluit van 15 december 2021
ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag van 15 december 2021 met kenmerk UHT-DC I.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 15 december 2021 met als kenmerk UHT-DC I heeft UHT
    de definitieve compensatie kinderopvangtoeslag vastgesteld op 41.741 euro.
  • Tegen deze beschikking heeft gemachtigde op 22 december 2021 een
    bezwaarschrift ingediend.
  • Op 21 april 2022 heeft gemachtigde UHT in gebreke gesteld omdat er nog
    geen beslissing op bezwaar is ontvangen. Deze ingebrekestelling werd door
    UHT ontvangen op 25 april 2022.
  • Bij brief van 24 juni 2022 (tevens ontvangen) heeft gemachtigde beroep
    ingesteld bij de Rechtbank Rotterdam tegen het niet tijdig beslissen door UHT
    op het bezwaar van 22 december 2021.
  • UHT heeft op 1 augustus 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de
    bezwaren van belanghebbende.
  • Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam bepaald dat UHT - op straffe van een dwangsom van 100 euro per dag -binnen 6 weken na 28 september 2022 dient te beslissen op bezwaar.
  • Op 3 november 2022 heeft UHT aan de Commissie overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) over de toeslagjaren 2009 en 2010 en het Invulformulier herstel toeslagen d.d. 8 maart 2021 toegestuurd. Deze zijn op 7 december 2022 doorgestuurd aan gemachtigde.
  • Op 29 november 2022 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar kenbaar gemaakt.
  • Op 15 december 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
  • Op 28 december 2022 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie gestuurd met toelichting op de renteberekening en reactie op het schuldenoverzicht van de Kredietbank Rotterdam.
  • Op 6 januari 2023 heeft gemachtigde schriftelijk gereageerd op de aanvullende schriftelijke reactie van UHT van 28 december 2022.
  • Op 13 januari 2022 heeft UHT hierop nog een aanvullende schriftelijke reactie gestuurd aan de Commissie met nadere toelichting op de renteberekening.
  • Deze reactie is op 25 januari 2023 doorgestuurd aan gemachtigde.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Berekening immateriële schadevergoeding
Gemachtigde voert in het bezwaarschrift aan dat bij belanghebbende fouten zijn
gemaakt over toeslagjaren 2009 en 2010, maar dat de vergoeding voor immateriële
schade zo is berekend dat deze even hoog is als wanneer er alleen over het jaar 2009
fouten zouden zijn gemaakt. Deze wijze van berekenen doet geen recht aan de door
belanghebbende geleden immateriële schade.

De Commissie overweegt het volgende. De compensatie van de immateriële schade
wordt, gelet op artikel 2.2. van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: WHT), niet
toegekend per individuele stopzetting per toeslagjaar, maar voor de totale periode
tussen de initiële intrekking van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) en de
afhandeling van de compensatie. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel d, is
ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft, gelijk
aan 500 euro voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie. Daarbij wordt een deel van een half jaar naar boven afgerond op een half jaar, met dien verstande dat het bedrag niet hoger is dan de som van de bedragen die overeenkomstig het eerste lid voor de
berekeningsjaren zijn vastgesteld, zonder de verminderingen.

De Commissie constateert dat de Belastingdienst/Toeslagen bij beschikkingen van 26
oktober 2011 de kinderopvangtoeslag voor 2009 en 2010 op nihil heeft gesteld.

De Commissie is daarom van mening dat vaststelling van de startdatum van de
immateriële schadevergoeding conform de WHT heeft plaatsgevonden. Conform artikel 2.3 lid 4 WHT geldt deze vergoeding per aanvrager ongeacht het aantal
gecorrigeerde berekeningsjaren.

De Commissie is ook hier van mening dat UHT de - forfaitaire - immateriële
schadevergoeding correct heeft berekend. Het bezwaar op dit punt slaagt niet.

De Commissie adviseert UHT om het verzoek van belanghebbende om een hogere
immateriële schadevergoeding met voortvarendheid voor te leggen aan CWS.

De Commissie geeft hierbij in overweging dat deze zaak een schoolvoorbeeld lijkt van
een ouder, die wegens relatief geringe omissies in de gegevensverstrekking alsmede
fraude bij de kinderopvang waar belanghebbende geen deel in had, de dupe is geworden van zeer hard ingrijpen door de Belastingdienst. Belanghebbende heeft vervolgens geen gehoor gevonden in bezwaar, beroep en hoger beroep. Als gevolg daarvan ondervond belanghebbende forse en langdurige schade en is het vertrouwen ernstig beschadigd. Deze schade is van een dusdanige ernst, mate en duur, dat van schending van het evenredigheidsbeginsel bij de toepassing van het stelsel kan worden gesproken.

De Commissie merkt verder nog op dat de op 5 november 2022 in werking getreden.
WHT een regeling bevat die ziet op een tegemoetkoming aan kinderen van ouders die
voor compensatie in aanmerking komen. De Commissie adviseert UHT om
belanghebbende te informeren ten aanzien van deze tegemoetkoming aan de kinderen.

Rente over gemiste kinderopvangtoeslag onjuist berekend
Gemachtigde heeft betoogd dat de wijze van berekening van de rente voor gemiste
kinderopvangtoeslag onjuist is.

De Commissie merkt op dat op grond van artikel 2.2 sub g van de WHT over het bedrag van de gemiste kinderopvangtoeslag als gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking rente wordt vergoed. Deze compensatie is in de definitieve compensatieberekening van belanghebbende opgenomen in sub m en bedraagt voor het toeslagjaar 2009 4.842 euro en voor het toeslagjaar 2010 5.743 euro.

Op verzoek van gemachtigde en de Commissie heeft UHT gemachtigde voorzien van de gedetailleerde, volgens de per periode geldende berekening van de rente(s) en deze
berekening nogmaals geverifieerd. De Commissie heeft geen aanwijzingen dat de
berekening onjuist is.

Het rentepercentage is niet ieder jaar hetzelfde, zodat de rentevergoedingen per jaar
kunnen verschillen. Vanaf 1 april 2014 is het tarief van de belastingrente 4%. In de
jaren daarvoor werden er ook andere - lagere - rentepercentages gehanteerd. Hiervoor
wordt verwezen naar artikel 27 onder 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen en artikel 30hb eerste lid van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.

De Commissie kan zich vinden in het standpunt van UHT dat de rentevergoedingen die
belanghebbende heeft ontvangen, voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en
regelgeving.

De Commissie is van oordeel dat het bezwaar op dit punt ongegrond is.

Compensatieberekening onjuist - Schone Lei vonnis geldt als terugbetaling
Volgens gemachtigde is op grond van sub e van de schadeberekening ten onrechte een
kwijtgescholden bedrag als niet terugbetaalde kinderopvangtoeslag in mindering
gebracht. Dit zou primair gelden omdat er een ''schone lei'' vonnis is gewezen, waarmee de terugvordering is kwijtgescholden.

Volgens artikel 2.3 lid 1 WHT is het compensatiebedrag gelijk aan het bedrag dat als
gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, echter verminderd met een nog niet betaald bedrag van een terugvordering als gevolg van de beschikking. Dit komt er op neer, dat slechts een compensatie wordt toegekend voor teruggevorderde KOT indien en voor zover die teruggevorderde KOT door de gedupeerde belanghebbende is betaald of ten nadele van haar of hem is verrekend. Deze vermindering in de wet is kennelijk gebaseerd op het uitgangspunt dat een belanghebbende die de kinderopvangtoeslag niet volledig heeft terugbetaald, materieel minder schade heeft geleden dan een belanghebbende die de toeslag wel volledig heeft terugbetaald.

Zoals de Commissie reeds eerder heeft overwogen geldt dit uitgangspunt onverminderd wanneer belanghebbende een WSNP-traject heeft doorlopen.
Immers, als een persoon het WSNP-traject succesvol heeft doorlopen, wordt aan haar of hem een schone lei verleend. Hij/zij kan voor alle nog openstaande schulden niet meer tot betaling worden gedwongen. Er resteert na de sanering namelijk slechts een
zogenaamde natuurlijke verbintenis. De schone lei na het doorlopen van het WSNPtraject kan daarmee niet gelijk worden gesteld met het voldoen van de bij het traject betrokken schulden. Hieruit volgt dat de situatie van belanghebbende ten aanzien van het niet betaalde bedrag van de terugvordering, juridisch niet anders is dan die van andere gedupeerden. Hoewel de Commissie doordrongen is van de grote impact die het WSNP-traject op het leven van belanghebbende heeft gehad, moet de conclusie luiden dat de WHT geen ruimte biedt om de compensatieberekening onder artikel 2.3. lid 1 bij te stellen.

Compensatieberekening onjuist - terugbetaalde bedrag is hoger
De Commissie overweegt dat gemachtigde subsidiair heeft gesteld dat belanghebbende meer zou hebben terugbetaald dan op het LIC overzicht is aangegeven. Gemachtigde heeft op 6 januari 2022 het schuldenoverzicht d.d. 26 maart 2015 van de Kredietbank overgelegd. In dit overzicht geeft de Belastingdienst MKB Rotterdam aan dat sprake was van een fraudevordering van 14.053 euro. Dat betekent volgens gemachtigde dat het van de compensatie af te trekken bedrag lager zou zijn.

De overzichten opgesteld door het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC overzichten)
van 2009 en 2010 geven aan dat 19.183 niet is terugbetaald. De LIC overzichten zijn
in beginsel leidend tijdens het bezwaar.

UHT heeft in aanvullende schriftelijke reacties van 28 december 2022 en 11 januari 2023 gemotiveerd aangegeven dat de bedragen in de LIC overzichten correct zijn verwerkt in de compensatieberekening. Verder heeft UHT de correctheid van de LIC overzichten nogmaals geverifieerd en gesteld dat de LIC overzichten voldoende bewijskracht hebben als bron van alle betalingen en verrekeningen zoals de Belastingdienst die in de loop der tijd heeft verricht.

Verder heeft gemachtigde een brief d.d. 22 november 2014 overgelegd waaruit blijkt dat B/T een bedrag ad 632 heeft verrekend over 2009. Uit het LIC overzicht over het jaar 2009 blijkt dat B/T de betreffende verrekening reeds op 27 maart 2015 heeft hersteld.

De Commissie oordeelt dat de door gemachtigde overgelegde documenten onvoldoende kunnen dienen ter bewijs van de stelling dat belanghebbende meer zou hebben terugbetaald en dat de LIC overzichten onjuist zijn samengesteld.

De Commissie is van mening dat het bezwaar in onvoldoende mate feiten en
omstandigheden aandraagt om te kunnen slagen.

Proceskostenvergoeding
Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de
Commissie het bezwaar ongegrond acht, geen recht op een forfaitaire
proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Omdat belanghebbende gemotiveerd heeft aangegeven meer (immateriële) schade te
hebben geleden dan middels de compensatieregeling is toegekend, heeft
belanghebbende de mogelijkheid de werkelijke schade te vorderen. Hiervoor is de
procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

De Commissie adviseert UHT het verzoek van belanghebbende tot vergoeding van
additionele immateriële schade op voortvarende wijze door CWS te laten beoordelen.

Tenslotte adviseert de Commissie UHT om belanghebbende tevens te informeren ten
aanzien van de wettelijke tegemoetkoming aan kinderen op grond van de WHT.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter