BAC 2023-13156
Publicatiedatum 10-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 24 februari 2023 (UHT-DCH)
Ontvangst bezwaarschrift: 31 maart 2023
Hoorzitting: 19 november 2024
Overdracht advies aan UHT: 28 januari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding
toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking
compensatie kinderopvangtoeslag.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.847 voor de toeslagjaren 2009
(januari en februari) en 2010. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die
periode bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) fouten gemaakt.
Compensatie voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2008, 2009 (maart tot en met
december) en 2011 tot en met 2016 is afgewezen.
Procesverloop
Op 25 juli 2021 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van de
toeslagjaren 2005 tot en met 2011. In overleg met belanghebbende is de
herbeoordeling uitgebreid met de toeslagjaren 2012 tot en met 2016.
Op 12 december 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) als advies
uitgebracht dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van
toepassing zijn op de toeslagjaren 2005 tot en met 2008, de maanden maart tot en
met december van 2009 en de toeslagjaren 2011 tot en met 2016.
Op 3 januari 2023 heeft UHT als vooraankondiging het voorlopige
compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2009 (januari en februari) en 2010 bepaald
op € 30.752.
Op 17 januari 2023 heeft gemachtigde een zienswijze ingediend.
Op 24 februari 2023 heeft UHT het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 30.847 en compensatie voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2008, 2009 (maart
tot en met december) en 2011 tot en met 2016 afgewezen.
Naar aanleiding van de hoorzitting heeft UHT op 12 december 2024 een aanvullende
beschouwing en nadere producties ingediend. Gemachtigde heeft hier op 26
december 2024 op gereageerd.
Op 31 maart 2023 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend.
Op 26 maart 2024 heeft UHT een schriftelijke beschouwing ingediend.
Op 19 november 20244 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij
dit advies gevoegd.
De Commissie, bestaande uit voorzitter en leden, heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De ontvankelijk van het bezwaarschrift is niet in geschil.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie op de juiste wijze heeft berekend en compensatie voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2008, 2009 (maart tot en met december) en 2011 tot en met 2016 terecht heeft afgewezen.
Compensatieberekening
Gemachtigde voert aan dat het bezwaardossier niet compleet is en niet inzichtelijk is hoe het compensatiebedrag is vastgesteld. Voorts vraagt gemachtigde zich af waarom de in rekening gebrachte toeslagrente (component d van de compensatieberekening) voor beide jaren op nul is gesteld.
De Commissie merkt op dat UHT in haar schriftelijke reactie en tijdens de hoorzitting
uitgebreid uiteen heeft gezet hoe de compensatieberekening is opgebouwd. UHT heeft daarbij tevens de relevante stukken overgelegd. Hieruit blijkt onder andere dat de juiste aanvangsdatum van de immateriële schadevergoeding is gehanteerd, te weten 24 december 2010.
Daarnaast stelt UHT dat voor beide toeslagjaren een onjuist bedrag aan de
rentevergoeding over de gemiste KOT (component o van de compensatieberekening) is berekend. Voor toeslagjaar 2009 moet het € 1.067 zijn in plaats van € 1.038 en voor
toeslagjaar 2010 moet het € 6.050 zijn in plaats van € 5.526. UHT acht het bezwaar op
deze punten gegrond en zal de compensatieberekening aanpassen in de beslissing op
bezwaar en de aanvullende vergoeding van 1% (component p van de
compensatieberekening) berekenen over het nieuwe bedrag.
De Commissie adviseert UHT om aan deze toezeggingen gevolg te geven en de
compensatieberekening aan te passen. UHT heeft de Commissie meegedeeld dat UHT,
indien een bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, bij de berekening van de vergoeding voor
immateriële schade - in afwijking van de Wht - als einddatum zal hanteren de datum van de beslissing op het bezwaar. De Commissie adviseert UHT daarom dit beleid ook in dit geval toe te passen.
De overige bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de
gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen. Met betrekking tot de in rekening gebrachte toeslagrente (component d van de compensatieberekening) blijkt uit de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC-overzichten) dat destijds geen toeslagrente bij belanghebbende in rekening is gebracht. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de schriftelijke reactie, de toelichting tijdens de hoorzitting en de overige producties, de compensatieberekening en het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand gekomen.
‘Equality of arms’
Uit de stellingname van gemachtigde volgt niet dat in het beschikbaar gestelde
bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn
geweest bij het door UHT genomen besluit. Naar het oordeel van de Commissie zijn er
dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad.
Nog los van de vraag of dat beginsel als zodanig van toepassing is in de bezwaarfase,
volgt de Commissie gemachtigde daarom niet in haar stelling dat het beginsel van
‘equality of arms’ geschonden zou zijn.
Afgewezen toeslagjaren
Belanghebbende stelt dat tot medio groep zeven werd gebruik gemaakt van voor-,
tussen- en naschoolse opvang. Daarnaast heeft belanghebbende de KOT voor toeslagjaar 2015 niet zelf stopgezet.
De Commissie overweegt als volgt. Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T.
In het bestreden besluit en het informatie- en beoordelingsformulier (productie 4
bezwaardossier) is voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2008, 2009 (maart tot en met
december) en 2011 tot en met 2016 uitgebreid beschreven en toegelicht welke
neerwaartse en opwaartse wijzigingen in de KOT hebben plaatsgevonden. Voor
toeslagjaar 2005 is geen KOT aangevraagd en zijn geen beschikkingen afgegeven. Voor
toeslagjaar 2006 hebben geen neerwaartse wijzigingen plaatsgevonden en is geen KOT teruggevorderd. Voor de toeslagjaren 2007 en 2008 is de KOT opwaarts gecorrigeerd en is geen KOT teruggevorderd. In maart 2009 bereikt de zoon van belanghebbende de schoolgaande leeftijd, er heeft vanaf dat moment geen gekwalificeerde kinderopvang plaatsgevonden waardoor geen recht bestond op KOT. Dit geldt eveneens voor toeslagjaar 2011. Belanghebbende heeft met een antwoordformulier op 22 oktober 2012 ook aangegeven in 2011 geen gebruik te hebben gemaakt van kinderopvang (productie 49). Voor toeslagjaar 2012 is de KOT niet automatisch gecontinueerd en zijn er geen beschikkingen afgegeven, er is ook geen KOT teruggevorderd. Omdat geen gekwalificeerde opvang is genoten en er geen stukken aanwezig zijn waaruit opvang zou blijken, bestaat geen recht op compensatie voor toeslagjaar 2012. Op 31 december 2013 is met terugwerkende kracht per 17 september 2013 KOT aangevraagd. Conform de gegevens van de kinderopvanginstelling is KOT toegekend. Vanwege een hoger toetsingsinkomen heeft één neerwaartse beschikking plaatsgevonden van € 227 naar € 223.
Voor de toeslagjaren 2014 en 2015 is de KOT toegekend conform de gegevens in KOI viewer welke UHT tijdens de hoorzitting heeft toegestuurd. De neerwaartse bijstelling in 2014 is het gevolg van een hoger toetsingsinkomen. De neerwaartse bijstelling in 2015 is het gevolg van een door belanghebbende zelf op 10 december 2015 doorgegeven stopzetting van de kinderopvang per 1 augustus 2015. Vanwege deze doorgegeven stopzetting heeft B/T de KOT voor toeslagjaar 2016 op 31 december 2015 nihil beschikt. Vervolgens is geen nieuwe aanvraag van KOT voor 2016 gedaan.
Geplaatst tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden overweegt de Commissie dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2008, 2009 (maart tot en met december) en 2011 tot en met 2016 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel. De Commissie heeft, ook in de stelling van belanghebbende dat zij de KOT niet zelf heeft stopgezet, geen aanknopingspunten gevonden om hier anders over te oordelen.
De Commissie overweegt dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen handelen, hardheid of een onterechte O/GS-kwalificatie. UHT heeft niet de bevoegdheid om tot herziening van de in het verleden vastgestelde KOT over te gaan. Naar het oordeel van de Commissie is er, gelet op voorgaande, dan ook geen reden het advies van de CvW en het standpunt van UHT onjuist te achten. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van het schriftelijke verweer, de LIC-overzichten en de overige producties de bestreden besluiten ten aanzien van de afgewezen toeslagjaren voldoende zijn onderbouwd en zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is en het advies van de Commissie ertoe strekt om de beschikking te herroepen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Commissie adviseert om hierbij de hoogste vergoeding toe te kennen met wegingsfactor twee.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen conform bovenstaande overwegingen;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter