Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1374

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 16 juni 2021

Hoorzitting: 4 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 06 mei 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert samengevat om de compensatie voor toeslagjaar 2015 toe te kennen zoals is voorgesteld door UHT. Het compensatiebedrag wordt ingevolge onderdeel 2.2 van de Catshuisregeling aangevuld tot € 30.000. Voor het overige is het bezwaar ongegrond.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 1 juni 2021 (UHT-DC-I A).

Procesverloop

  • Bij beschikking van 1 juni 2021 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij definitief is afgewezen voor compensatie kinderopvangtoeslag. Belanghebbende heeft op 16 juni 2021 bezwaar ingediend tegen dit besluit. [Gemachtigde] heeft op 14 januari 2022 een aanvullend bezwaar ingediend.
  • Op 4 maart 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde en de belanghebbende.
  • Op 21 maart 2022 heeft UHT een nadere schriftelijke reactie en aanvullende stukken
    aangeleverd. Daarbij heeft UHT een voorstel gedaan voor afhandeling van het dossier, inclusief de herbeoordeling van het toeslagjaar 2015.
  • Op 1 april 2022 heeft gemachtigde positief op dit voorstel gereageerd.
  • Op 1 april 2022 heeft UHT een tweede aanvullende reactie aangeleverd. Daarbij is voor toeslagjaar 2015 een concept-compensatieberekening toegevoegd.
  • Gemachtigde heeft daarop bij e-mail van 8 april 2022 gereageerd. Hij heeft daarbij aangegeven dat er geen vragen zijn over de berekening van de compensatie en dat een nadere hoorzitting dus niet nodig is.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.
Belanghebbende is wel degelijk gedupeerde van de toeslagenaffaire en komt daarmee in aanmerking voor compensatie:

Er is sprake van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst (hierna: de dienst). Dat blijkt uit onder andere uit het feit dat belanghebbende en haar partner op de FSV-lijst stonden en van buitenlandse komaf zijn. Belanghebbende heeft daarbij een intensievere controle gehad.

Er is sprake van onevenredige hardheid. Door een bewuste grove rekenfout is de kot
over de jaren 2015 en 2016 gehalveerd. Er zijn veelvuldig bewijsstukken opgevraagd en er is geen maatwerk geleverd na het faillissement van de werkgever van de partner. De kot over 2017 is beëindigd middels een ‘harde stop’.

Er is sprake van opzet/grove schuld. Belanghebbende heeft over de jaren 2015 en 2016 de helft van de kot moeten terugbetalen. Vanwege de FSV-registratie heeft de dienst belanghebbende geen betalingsregeling verstrekt en was het niet mogelijk om een lening af te sluiten voor een auto. Voorts was de terugbetalingsverplichting niet in verhouding met het inkomen van belanghebbende en haar partner.

Belanghebbende moest meer terugbetalen dan € 1.500 en de toeslag is met meer dan € 1.500 verlaagd.

Belanghebbende wil erkenning voor de moedwillige fouten van de dienst, waardoor belanghebbende ernstig is gedupeerd.

    Verweer

    Er is geen sprake van institutioneel vooringenomen handelen jegens belanghebbende. Registratie op de FSV-lijst is geen kenmerk van een institutioneel vooringenomen handelwijze en leidt derhalve niet tot een aanspraak op compensatie op grond van het Compensatiebesluit.

    Voor toeslagjaar 2015 heeft UHT naar aanleiding van de herbeoordeling op 1 april 2022 een concept compensatieberekening toegestuurd. Belanghebbende komt in aanmerking voor compensatie op grond van de hardheidsregeling.

    Voor de overige toeslagjaren is er geen sprake van onevenredige hardheid. De terugvordering van toeslagjaar 2016 heeft te maken met een bijstelling op basis van de daadwerkelijk gewerkte uren van de toeslagpartner. Voor toeslagjaar 2017 zijn de
    gegevens gewijzigd in verband met werkloosheid en een nieuwe baan van belanghebbende. Er zijn niet meer bewijsstukken opgevraagd dan noodzakelijk.

    Voor belanghebbende is geen O/GS-kwalificatie vastgesteld. Er zijn ook geen aanwijzingen voor de stelling dat belanghebbende geen persoonlijke betalingsregeling heeft toegekend gekregen. Er zijn twee betalingsregelingen aangevraagd en ook afgegeven.

      Toepasselijke wet- en regelgeving

      • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
      • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
      • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
        2020, 45904;
      • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
      • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de
        verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde
        beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december
        2020, Staatsblad 2020, 524 (hierna: Besluit tot wijziging van het Besluit
        proceskosten);
      • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
        Catshuisregeling);
      • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
      • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

      Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

      Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

      Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

      Institutioneel vooringenomen handelen

      De compensatie en de berekening daarvan zijn gebaseerd op art. 49b Awir en het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020, nr. 2020-157030, Staatscourant 2020, 45904 (hierna: “het Besluit”).

      In onderdeel 2 van het Besluit is vastgelegd voor welke doelgroep de compensatieregeling van toepassing is. Het Besluit voorziet in een compensatie voor de ouder die (1) deel uitmaakte van het CAF 11-onderzoek, (2) die deel uitmaakte van een vergelijkbaar (CAF)-onderzoek of (3) die aannemelijk maakt dat de vaststelling van zijn aanspraak op kinderopvangtoeslag in enig jaar onderdeel is geweest van een
      institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen. De
      compensatieregeling geldt in deze situaties niet als er sprake is van een ernstige
      onregelmatigheid aan de kant van de ouder.

      Belanghebbende heeft geen deel uitgemaakt van het CAF 11-onderzoek of een vergelijkbaar (CAF)-onderzoek. Of belanghebbende recht heeft op compensatie op grond van het Besluit, dient derhalve bepaald te worden aan de hand van de vraag of
      aannemelijk is gemaakt dat bij de vaststelling van de aanspraak op kinderopvangtoeslag in enig jaar sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen jegens belanghebbende.

      De UHT beoordeelt op grond van de volgende kenmerken of daadwerkelijk sprake is geweest van een institutioneel vooringenomen handelwijze (onderdeel 2.2 Besluit):

      • Een collectieve stopzetting zonder een voorafgaande individuele beoordeling die dit
        rechtvaardigt (‘zachte stop’).
      • Het breed uitvragen van bewijsstukken over één of meerdere jaren.
      • Een zero-tolerance-onderzoek naar fouten, tekortkomingen en ontbrekende bewijsstukken met (soms/veelal) een tweede check wanneer bij de eerste lezing geen grond voor afwijzing was gevonden.
      • Het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkoming in de door de ouder verstrekte bewijsstukken.
      • Het afwijzen of reduceren van de aanspraak op kinderopvangtoeslag bij de minste of geringste onregelmatigheid in de door de ouder verstrekte bewijsstukken.

      Bij de beoordeling gaat het niet om de optelsom van deze kenmerken of het afzonderlijk aanwezig zijn daarvan, maar om het in samenhang voorkomen daarvan. De afwezigheid van één kenmerk betekent niet dat er geen sprake is van een institutioneel vooringenomen handelwijze evenmin als dat de aanwezigheid van meerdere kenmerken per definitie een institutioneel vooringenomen handelwijze betekent.

      Van het opvragen van extra bewijs of een intensieve controle is uit het dossier niet
      gebleken. Registratie op de FSV-lijst is geen kenmerk van een institutioneel vooringenomen handelwijze en leidt dus niet tot een aanspraak op compensatie op grond van het Besluit. De Commissie is van mening dat geen sprake is geweest van
      institutioneel vooringenomen handelen jegens belanghebbende. Het bezwaar is daarom ongegrond.

      Hardheidsregeling

      In bepaalde omstandigheden kan belanghebbende aanspraak maken op compensatie op grond van de hardheidsregeling van artikel 49 Awir. Een belanghebbende komt in
      aanmerking voor de hardheidsregeling, als geen beroep meer op herziening kan worden gedaan en als blijkt dat de reden voor terugvordering het niet (tijdig) betalen van een deel van de kosten voor kinderopvang was, of als blijkt dat sprake was van bijzondere omstandigheden die van invloed zijn geweest op de terugvordering.

      UHT is na de herbeoordeling van toeslagjaar 2015 tot de conclusie gekomen dat belanghebbende alsnog in aanmerking komt voor compensatie op grond van de hardheidsregeling.

      UHT heeft op 1 april 2022 een concept compensatieberekening voor toeslagjaar 2015
      toegestuurd met het voorstel om deze compensatieberekening mee te nemen in deze
      bezwaarprocedure. Gemachtigde is met dit voorstel akkoord gegaan.

      Het compensatiebedrag is ingevolge onderdeel 2.2 van de Catshuisregeling aangevuld tot € 30.000. Gemachtigde heeft daarover geen vragen of opmerkingen, zodat de Commissie ervan uitgaat dat belanghebbende akkoord is met (de berekening van) het
      compensatiebedrag.

      De Commissie is verder van mening dat er voor de toeslagjaren 2016 en 2017 geen
      sprake is geweest van bijzondere omstandigheden die van invloed zijn geweest op de
      terugvordering kot. De bijstellingen hebben plaatsgevonden op basis van gewijzigde
      gegevens. Niet is gebleken dat de dienst meer bewijsstukken heeft opgevraagd dan
      nodig was voor de vaststelling van het recht op kot. Het bezwaar over de toeslagjaren
      2016 en 2017 is ongegrond.

      O/GS-tegemoetkomingsregeling

      Belanghebbende heeft aangevoerd dat de Belastingdienst/Toeslagen aan belanghebbende geen betalingsregeling heeft verstrekt omdat zij stond vermeld op de
      zogenoemde FSV-lijst.
      Uit de door UHT overgelegde stukken blijkt dat belanghebbende tweemaal een
      betalingsregeling heeft aangevraagd, dat die haar tweemaal is aangeboden, maar dat
      belanghebbende op die aanbiedingen niet is ingegaan.
      Niet aannemelijk is geworden dat een vermelding op de FSV-lijst in dit verband een rol
      heeft gespeeld. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

      Proceskostenvergoeding

      Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het compensatiebedrag wordt aangepast, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (voor het bezwaarschrift en de hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen, namelijk € 759.

      Advies

      Samengevat adviseert de Commissie om de compensatie voor toeslagjaar 2015 toe te kennen zoals is voorgesteld door UHT. Het compensatiebedrag wordt ingevolge onderdeel 2.2 van de Catshuisregeling aangevuld tot € 30.000. Voor het overige is het bezwaar ongegrond.

      Voorts adviseert de Commissie om de proceskosten voor de juridische bijstand voor de huidige bezwaarprocedure te compenseren.

      [handtekening]

      Secretaris

      [handtekening]

      Fungerend voorzitter