Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1311

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 11 mei 2021 en 2 augustus 2022

Hoorzitting: 31 maart 2023

Overdracht advies aan UHT: 14 juli 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren tegen de compensatiebeschikking deels gegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) (kenmerk UHT-VC I) van 27 april 2021 en tegen de definitieve beschikking compensatie KOT (kenmerk UHTDC I) van 7 juli 2022.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433).
Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie,
aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn
gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip
worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing
zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 18 januari 2021 telefonisch verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2007 tot en met 2009.
  • Bij beschikking van 12 februari 2021 (UHT-AN) is belanghebbende een bedrag van € 500 in verband met acute geldnood toegekend.
  • Bij vooraankondiging van 27 april 2021 (UHT-VC I) is belanghebbende bericht dat zij recht heeft op een compensatiebedrag van € 86.322.
  • Bij brief van 9 mei 2021, ingekomen op 11 mei 2021, heef gemachtigde namens belanghebbende een zienswijze ingediend.
  • Bij beschikking van 7 juli 2022 (UHT-DC I) is belanghebbende bericht dat zij recht heef t op compensatie van een definitief bedrag van € 87.481 over de toeslagjaren
    2007 tot en met 2009.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 2 augustus 2022 een aanvulling op de zienswijze gegeven. Gemachtigde noemt de zienswijze een bezwaarschrift en meent dat het bezwaarschrift geacht moet worden ook te zijn gericht tegen besluit van 7 juli. Hij vult de gronden aan.
  • Op 28 november 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de het bezwaarschrift.
  • Bij brief van 15 maart 2023 heeft gemachtigde het bezwaarschrift aangevuld.
  • Op 31 maart 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
  • Op 28 april 2023 heeft UHT een aanvullende reactie ingediend.
  • Bij e-mailbericht van 15 mei 2023 heeft gemachtigde op de aanvullende reactie van UHT gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De Commissie meent dat de vooraankondiging van 27 april 2021 geen beschikking is
waartegen bezwaar openstaat. Wel kan op grond van artikel 6:10 Awb de brief van
gemachtigde d.d. 9 mei 2021 als prematuur bezwaarschrift tegen de beschikking van 7
juli 2022 worden aangemerkt. Belanghebbende kon menen dat er een beschikking tot
stand was gekomen; de uitbetaling had immers naar aanleiding van de vooraankondiging al plaatsgevonden en in de vooraankondiging stond vermeld dat het toegekende compensatiebedrag nooit terugbetaald hoefde te worden.
De brief van 2 augustus 2022 ziet de Commissie als een aanvulling op dit premature bezwaarschrift .

Het bezwaarschrift is derhalve ontvankelijk en voldoet ook overigens aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Gemachtigde heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat er nog twee geschilpunten zijn: de compensatie voor kosten juridische hulp en de rentevergoeding over gemiste KOT.

De compensatie voor kosten van juridische hulp

Belanghebbende voert aan dat ten aanzien van 2007 vergoeding toegekend dient te
worden voor twee ingediende bezwaarschriften. Voorts meent zij dat ten onrechte geen vergoeding is toegekend voor een door belanghebbende over 2008 en 2009 zelf
ingediend bezwaarschrift, nu uit de inhoud daarvan duidelijk is dat zij werd bijgestaan
door een professioneel gemachtigde. Ook voert belanghebbende aan dat ten onrechte
geen proceskosten zijn vergoed voor andere proceshandelingen, bestaande uit een
verzoek om herziening, een klacht bij de Nationale Ombudsman over verrekeningen, een op 30 juni 2014 ingediend beroep niet tijdig over het uitblijven van een beslissing op een aanvraag persoonlijke betalingsregeling en een bezwaarschrift van 2 april 2012 tegen het verrekenen van voorschotten.

Daarover overweegt de Commissie als volgt. Artikel 2.2. sub f Wht voorziet in compensatie voor proceskosten. Dit betref t een vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig en aan de belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand met betrekking tot beschikkingen tot het verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen van een voorschotverlening voor KOT. Deze forfaitaire proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, met wegingsfactor 2, verminderd met een reeds toegekende of nog toe te kennen proceskostenvergoeding (zie artikel 2.3 lid 6 Wht jo. artikel 2.2, onderdeel a).

De Commissie is van oordeel dat UHT met de in de nadere schriftelijke reactie van 28
april 2023 gegeven – nadere – toelichting op de voor de berekening van de proceskosten uitgevoerde puntentelling en de daarbij overgelegde stukken die betrekking hebben op de bezwaar- en beroepsprocedures voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat die puntentelling juist is.
Ten aanzien van de vergoeding voor het in 2007 ingediende bezwaarschrift, heeft UHT in de aanvullende reactie van 28 april 2023 voldoende onderbouwd dat in dat jaar sprake is geweest van één ingediend bezwaarschrift. Belanghebbende heeft dit standpunt in haar reactie van 3 mei 2023 ook niet (langer) weersproken.

De Commissie ziet voorts geen aanleiding om UHT te adviseren om vergoeding toe te
kennen voor het door belanghebbende zelf ingediende bezwaarschrift. Er is ten aanzien van dit bezwaarschrift, gezien de inhoud daarvan, niet aannemelijk geworden dat dit noodzakelijkerwijs is opgesteld met bijstand van een juridische professional. Bovendien is gesteld noch gebleken of aannemelijk gemaakt dat voor het opstellen van dit bezwaarschrift aan belanghebbende kosten van rechtsbijstand in rekening zijn gebracht.

Ten aanzien van de overige (proces)handelingen waarvoor belanghebbende vergoeding vraagt, geldt dat deze geen betrekking hebben op een beschikking als omschreven in artikel 2.2, onderdeel a, Wht. Gezien het bepaalde in artikel 2.3 lid 6 Wht jo. artikel 2.2, onderdeel a, Wht kan voor deze kosten dan ook niet de in artikel 2.2, onderdeel f , Wht omschreven forfaitaire vergoeding worden toegekend. Indien belanghebbende meent dat zij kosten van rechtsbijstand heeft gemaakt die niet voor forfaitaire vergoeding in aanmerking komen, kan zij om vergoeding daarvan vragen in een procedure bij de Commissie Werkelijke Schade.

Belanghebbende voert voorts aan dat het gehanteerde tarief per punt onjuist is. Ten
onrechte heeft UHT een tarief van € 534 per punt gehanteerd. Dat bezwaar slaagt. In
de aanvullende schriftelijke reactie d.d. 28 april 2023 heef t UHT erkend dat ten onrechte het tarief uit 2021 is gehanteerd en aangegeven dat een tarief van € 748 gehanteerd zal worden, zijnde het hoogst geldende tarief voor het jaar 2022, het jaar waarin de compensatiebeschikking is genomen. Nu het bezwaar gegrond is, adviseert de Commissie UHT om de forfaitaire vergoeding van de proceskosten te berekenen aan de hand van de ten tijde van de beslissing op bezwaar geldende, per 1 januari 2023 gewijzigde, waarden per punt zoals opgenomen in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Rentevergoeding over gemiste KOT

Gemachtigde heef t onder meer aangevoerd dat de rente onjuist is berekend, omdat er
verschillende verrekeningen met onder andere huurtoeslag en zorgtoeslag hebben
plaatsgevonden, terwijl voor die toeslagen een hoger rentepercentage geldt. De Commissie kan zich vinden in hetgeen UHT als reactie op dit bezwaar in de
schriftelijke toelichting heef t opgenomen, namelijk dat de rentevergoeding die deel
uitmaakt van de compensatie volgens artikel 2.3 lid 7 Wht wordt berekend met
overeenkomstige toepassing van artikel 27 Algemene Wet inkomensafhankelijke
regelingen. De rente over terugbetaalde huur- en zorgtoeslagen valt daarbuiten.

In zijn aanvullende reactie d.d. 3 mei 2023 heef t gemachtigde aangegeven dat hij zich
kan vinden in de hoogte van de door UHT in haar reactie van 28 april 2023 berekende
rentevergoeding en dat derhalve de toe te kennen rentevergoeding over gemiste KOT
dient te bedragen: over 2007 tenminste € 6.879, over 2008 tenminste € 14.934 en
over 2009 tenminste € 14.098.
De Commissie adviseert UHT om, overeenkomstig haar schriftelijke reactie van 28
november 2022 en haar nadere reactie van 28 april 2023, het foutieve bedrag van de
toeslagrente over het toeslagjaar 2007 te corrigeren en de periode waarover de rente
berekend wordt, door te laten lopen tot de dagtekening van de beslissing van het bezwaar.

Immateriële schade

Nu het bezwaar gegrond is, adviseert de Commissie UHT om, in lijn met het beleid van
UHT, de einddatum van de periode waarover de vergoeding voor immateriële schade
wordt berekend te bepalen op de datum van de beslissing op bezwaar.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie:

  • het bezwaarschrift gegrond te verklaren ten aanzien van het gehanteerde tarief voor de proceskosten per punt en ten aanzien van de rentevergoeding over gemiste kot over het jaar 2007;
  • de rentevergoeding over de gemiste kot en de immateriële schade te herberekenen met als einddatum de datum van de beslissing op bezwaar en de extra compensatie van 1% aan te passen;
  • een vergoeding van proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van 2 punten met een wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter