BAC 2022-3818
Publicatiedatum 14-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT-CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift:19 januari 2022
Hoorzitting: 2 juni 2022
Overdracht advies aan UHT: 22 juni 2022
Samenvatting
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bestreden besluit in stand te laten. Voorts adviseert de Commissie om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking inzake de toekenning van een zgn. Catshuisuitkering d.d. 20 december 2021 (UHT CHR GU).
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van de door haar ontvangen kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij beschikking van 20 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
- Bij brief van 5 januari 2022, ontvangen op 19 januari 2022, heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking.
- Op 9 mei 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
- Op 2 juni 2022 heeft de Commissie een enkelvoudige hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd.
- In haar vergadering van 2 juni 2022 heeft de Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], het bezwaarschrift behandeld.
Gronden van bezwaar
Het bezwaarschrift luidt – samengevat – dat geen enkele van de in het bestreden besluit aangegeven toets criteria op de situatie van belanghebbende van toepassing is.
Op de hoorzitting heeft belanghebbende aangegeven dat haar bezwaar niet zozeer gericht is tegen het besluit maar tegen het feit dat zij nog steeds niet weet waarom er zo’n hoog bedrag van haar is teruggevorderd.
Daarnaast heeft zij aangegeven de KOT in 2018 zelf te hebben stopgezet.
Verweer
Belanghebbende is ontvankelijk in haar bezwaar.
Er zijn geen aanknopingspunten voor de stelling dat de eerste toets niet juist is uitgevoerd. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake was van institutionele
vooringenomenheid bij de Belastingdienst/Toeslagen, of een ten onrechte toegepaste opzet-grove schuld kwalificatie. De aanpassing van de KOT heeft plaatsgevonden op basis van definitieve kinderopvang- en/of inkomstengegevens. Dat geen van de afwijzingsgronden in het bestreden besluit op belanghebbende van toepassing zouden zijn, kan dan ook niet gevolgd worden.
Het bezwaar is ongegrond.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904; - Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
Catshuisregeling); - Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1
juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en ook voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.
Feiten
Belanghebbende heeft in de jaren 2014 tot en met 2018 kinderopvang genoten en voorschotten aan KOT ontvangen. Die voorschotten zijn herzien, wat leidde tot een terugvordering.
Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van haar aanspraak op KOT.
De beschikking van 1 mei 2021 houdt onder meer het volgende in:
“U hebt zich aangemeld voor een herbeoordeling van uw kinderopvangtoeslag.
Het kabinet heeft (….) besloten om gedupeerde ouders minimaal € 30.000 te
geven. Iedereen die zich heeft aangemeld voor een herbeoordeling, krijgt eerst
een lichte toets. (…) U hebt een lichte toets gehad. Helaas zien wij nu geen reden
u € 30.000 uit te betalen. Wij gaan nog goed naar uw situatie bekijken. Uw
herbeoordeling is nog niet klaar.
Wat is er uit de lichte toets gekomen?
Wij denken dat voor u misschien 1 of meer van deze situaties geldt:
- U hebt nooit kinderopvangtoeslag aangevraagd.
- U vroeg kinderopvangtoeslag aan. Maar u voldeed niet aan de voorwaarden:
- U had bij voorbeeld geen kinderen jonger dan 14 jaar.
- Of u had geen werk.
- Of u volgde geen opleiding.
- Of u maakte geen gebruik van de kinderopvang
- U moest geld terugbetalen omdat u zelf achteraf uw kinderopvangtoeslag hebt stopgezet.
- U moest geld terugbetalen omdat uw loon hoger was geworden. Of de uren van
- de kinderopvang minder waren geworden. Daardoor klopte de eerste inschatting niet meer. (…).”
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden, na de zogenoemde lichte toets, is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is de Catshuisregeling tot stand
gekomen. Op grond van deze regeling komen ouders die bij UHT een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden.
Het betreft de volgende regelingen:
- de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c(O/GS tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);
- de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel KOT, bedoeld in de
onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en - het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
(hierna: de herstelregelingen).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor de
toekenning van het bedrag van € 30.000 wordt een lichte toets uitgevoerd. Na
deze eerste, snelle toets volgt altijd een integrale beoordeling. De ouder hoeft
daarvoor geen actie te ondernemen.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de terugvorderingen over toeslagjaren 2014 tot en met 2018 lijken te hebben plaatsgevonden na een gegevenswijziging op basis van door belanghebbende zelf en het gastouderbureau verstrekte informatie. De wijziging in toegekende KOT is derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargrond maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.
Als een grondiger bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als
gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in de onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de lichte toets. De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale toets
zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.
Advies
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bestreden besluit in stand te laten;
- om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter